Tip: Lees eerst het artikel Hoofdbedekking in de gemeentelijke samenkomst
De vrouw in het ambt
Wie de (kerkelijke) actualiteit een beetje volgt, zal het niet zijn ontgaan: de synode van de Christelijk Gereformeerde Kerken besloot vrouwen niet toe te laten tot de ambten.
Dit artikel is ooit geschreven naar aanleiding van een besluit van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt vrouwen wel toe te laten tot de ambten. In ons midden hebben we alweer flink wat jaren geleden besluiten genomen die ditzelfde onderwerp raken. Ik wil proberen in kort bestek een en ander in herinnering te brengen. Vooraf is het goed te bedenken dat het grootste verschil tussen Protestantse kerken en de Vergaderingen ligt in de verambtelijking van de leiding van de gemeenten. Predikanten, ouderlingen en diakenen worden gevraagd een belofte af te leggen alvorens ze worden bevestigd. Ouderlingen en diakenen worden voor een bepaalde periode gekozen uit en door de gemeente.
Vergaderingen kennen deze gang van zaken niet. Wij geloven dat oudsten en dienaars in de praktijk van het gemeenteleven als het ware komen ‘bovendrijven’. De taak van de gemeente is dergelijke personen te herkennen en vervolgens te erkennen. Daarbij vertrouwen we op de leiding van de Heilige Geest.
In vrijwel alle kerken was het ooit vanzelfsprekend dat alleen mannen predikant, ouderling en diaken konden worden. In de loop der eeuwen is dit standpunt langzaam maar zeker onder druk komen te staan. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben zo hun invloed op de gemeentes en ook op Bijbeluitleg. Termen als ‘achterhaald’ en ‘niet meer van deze tijd’ worden dan vaak gehoord. Gelovigen die deze ‘vernieuwingen’ afwijzen spreken op hun beurt graag over een ‘hellend vlak’.
Eenheid
Alles staat en valt met de juiste Bijbeluitleg. Het verwijt dat de synode van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt wordt gemaakt is dat men ‘lastige teksten’ buiten beschouwing heeft gelaten. Of dat zo is valt buiten het onderwerp van dit artikel.
Sinds wij als gemeente het hieronder beschreven besluit namen, heeft een aantal broeders uit andere Vergaderingen gemeend de banden met onze gemeente te moeten verbreken. Dat is zeer betreurenswaardig. Vooral omdat er geen enkele poging is gedaan met ons in gesprek te gaan. De Here Jezus doet voorbede in Johannes 17 en ziet daarbij op een belangrijke uitkomst: ‘opdat zij allen een zijn’ (vers 21). Helaas lijken sommigen in deze woorden ‘opdat zij het in alles eens zijn’ te moeten lezen. Waarbij wij dan ons standpunt aan het hunne moeten conformeren, daar zij het gelijk aan hun zijde denken te hebben.
Tucht?
De Bijbel kent globaal gesproken twee gemeentelijke ‘toestanden’. De eerste is dat het goed is in de gemeente. In zo’n geval gaat tucht niet verder dan ‘doet de boze uit uw midden weg’. De tweede is dat de toestand in een gemeente volkomen verontreinigd is, en men niet meer luistert naar het Woord van de Heer. In zo’n geval zegt de Schrift ‘gaat weg uit het midden van hen’.
14 Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk. Want welk deelgenootschap hebben gerechtigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis?
15 En welke overeenstemming heeft Christus met Belial? en welk deel heeft een gelovige met een ongelovige?
16 En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft; ’Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn’.
17 Daarom, ’gaat weg uit hun midden en scheidt u af, zegt de Heer, en raakt niet aan wat onrein is. (2 Korinte 6:14-17)
Wil men nu echt beweren dat het ‘volkomen verontreinigd zijn’ op een vergadering met een ‘verlicht’ vrouwenstandpunt van toepassing is? Gaat het dan over ongelovigen met wie je niet onder een juk mag gaan? Mag een gemeente vanwege een bepaalde schriftuitlegging onrein worden genoemd?
We moeten onderscheid maken tussen verschil in inzicht in bepaalde onderdelen van wat God geopenbaard heeft en verkeerde, liever gezegd: valse leer. Onder valse leer verstaan we een leer die de kern van het Christelijk geloof raakt. Dan moet dus de Persoon en het werk van Christus of het gezag van de Bijbel in het geding zijn. Gaat het hier om valse leer?
Vloek?
Tegenstanders van ons ‘verlicht’ vrouwenstandpunt wijzen nogal eens naar 1 Korinte 14:38. Paulus heeft voorafgaand aan dat vers een uitgebreid betoog neergezet om een aantal wantoestanden in de gemeente van Korinte te corrigeren. Maar blijkbaar kent hij zijn pappenheimers, en loopt al vooruit op tegengeluiden.
36 Of is het woord van God van u uitgegaan? Of is het alleen tot u gekomen?
37 Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van de Heer is.
38 Maar is iemand onwetend, hij zij onwetend. (1 Korinte 14:36-38)
De meest voor de hand liggende verklaring van Paulus’ woorden is dat als iemand na zo’n uitgebreide uitleg nog niet overtuigd is, hij het zelf maar moet weten. Het heeft geen zin nog langer met zo iemand te discussiëren. Een paar hoofdstukken eerder maakt hij een vergelijkbare opmerking.
Maar als iemand meent te moeten twisten wij hebben zo’n gewoonte niet, en evenmin de gemeenten van God. (1 Korinte 11:16)
Sommigen gaan echter verder, en menen in 1 Korinte 14:38 een vloek te herkennen. Het is geen vloek. Vervloeken betekent namelijk iemand kwaad toewensen, of sterker, het afbidden van iets kwaads over het hoofd van een ander. Dat ligt in het geheel niet in Paulus’ uitspraak opgesloten. Sommigen kiezen echter voor een zelden gebruikte vertaling voor dit vers en verbinden een en ander met Mattheus 7:21-23. Zij lezen het volgende.
als iemand dit niet erkent, wordt hij niet gekend (1 Korinte 14:38)
21 Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemelen is.
22 Velen zullen in die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet door uw naam geprofeteerd en door uw naam demonen uitgedreven en door uw naam vele krachten gedaan?
23 En dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, werkers van de wetteloosheid! (Mattheus 7:21-23)
Dan hebben we het ineens wel over mensen die niet behouden zijn. Daarmee wordt ons ‘verlicht’ vrouwenstandpunt neergezet als een verhindering in te gaan in het koninkrijk der hemelen. Wie zal zo’n conclusie de zijne willen noemen? Je moet maar durven.
Werelds
Een veelgehoorde tegenwerping is dat veranderingen in de christenheid ingegeven worden door ontwikkelingen in de wereld. Als daarmee wordt bedoeld dat onze gemeente wereldgelijkvormig handelt omdat de koers van de wereld gevolgd wordt, dan is dat een verkeerde conclusie. Niet de wereld en haar opvattingen is leidend, maar de uitleg en toepassing van het Woord van God. Wat wel waar is, en ook niet kan worden ontkend, is dat ontwikkelingen in de wereld de gemeente soms aanzetten tot het opnieuw bestuderen van Gods Woord. En dat is wel degelijk een goede zaak. Immers, Gods Woord is onfeilbaar, onze uitleg niet.
De invloed van ontwikkelingen in de wereld stelt elke gemeente voor de vraag, of we de positie van de vrouw zoals die ons in de Bijbel wordt voorgehouden, wel goed duiden. Wij hebben als gemeente indertijd ruimte gezien voor zusters om actief deel te nemen aan de samenkomsten – in het uitspreken van gebeden en het opgeven van liederen.
Hanna
Alvorens de Nieuwtestamentische gegevens te bestuderen wil ik wijzen op de geschiedenis van Hanna in het Oude Testament (1 Samuël 1 en 2). Hanna is kinderloos en wordt door Penina gepest. Daardoor heeft ze dubbel verdriet en dat is zwaar. Er komt dan ook een moment dat ze het niet meer aankan. Ze gaat het Huis van God te Silo binnen en stort haar hart uit voor de Here in stil gebed. Eli ziet dat alles aan en maakt Hanna een hard verwijt, omdat hij haar ervan verdenkt dronken te zijn. En dronkenschap is uiteraard ongepast in het Huis van God. Als ze haar ware bedoeling en toestand aan Eli verklaart, verandert zijn houding en profeteert hij: ze zal een zoon krijgen. Uit vers 18 begrijpen we vervolgens dat Hanna rust heeft gevonden. Ze eet weer en de droefenis op haar gezicht is verdwenen.
Uit vers 24-28 blijkt dat Hanna na een aantal jaren weer in het Huis des Heren is, offers brengt en haar zoontje (!) Samuël aan Eli voorstelt. Eli buigt zich neer in ontzag en aanbidding voor de Here. Een andere lezing is dat het de kleine Samuël is die zich neerbuigt. Dan spreekt Hanna een lofzang uit. Waar? In het huis des Heren! In vers 26 gebruikt Hanna namelijk het woord hier, waarmee aangeduid wordt dat het om dezelfde plaats gaat als waar ze was toen Eli haar berispte. En het is niet alleen de plaats die ons opvalt, ook de inhoud van haar lofprijzing: ‘Mijn hart juicht in de Here’.
Dat God Zijn goedkeuring gaf blijkt wel hier uit dat vele eeuwen later Maria in haar lofzang veel van de woorden van Hanna overneemt (zie Lukas 1:46-55). De vreugde van Hanna laat zich uiteraard begrijpen. Maar er is meer. We moeten ons vooral realiseren dat Hanna de Here grootmaakt vanwege de geboorte van haar enige zoon. Maria gebruikt de woorden van Hanna om de komst van Gods eniggeboren Zoon te bezingen. Deze lofzang staat dus feitelijk tweemaal in de Schrift en heeft een bijzondere diepgang. In de gang van zaken rond Hanna en de reikwijdte van haar lofzang zien we derhalve ondersteuning voor (beperkte) actieve deelname van zusters in het huis van God.
Het besluit dat onze Vergadering indertijd nam is gebaseerd op een aantal uitgangspunten.
- De vrouw komt binnen de gemeenten geen leidinggevende positie toe.
- De vrouw mag in de gemeentelijke samenkomst niet onderwijzen. Zie voor beide punten o.a. 1 Timotheüs 2:11-14.
- De uitleg van de zwijgplicht van de zusters in de samenkomsten is problematisch. Een woordbediening houden valt er beslist wel onder (zie nogmaals 1 Timotheüs 2). Zingen uiteraard niet. Je kunt dus niet zomaar stellen dat er een absolute, allesomvattende zwijgplicht voor vrouwen is.
- Er van uitgaande dat 1 Korinte 11-14 handelt over de gang van zaken in samenkomsten, moeten we constateren dat vrouwen tijdens diensten mogen bidden en profeteren (mits met gedekt hoofd). Met profeteren wordt bedoeld: Geïnspireerd woorden van God brengen als nieuwe openbaring. Met profeteren wordt niet bedoeld: Spreken vanuit het geopenbaarde woord van God, de Bijbel.
- Er van uitgaande dat in 1 Korinte 14 Paulus spreekt over de gehele gemeente en niet slechts over broeders (zoals vers 26 lijkt te suggereren) moet het ‘heeft iedereen wat’ ook op zusters slaan. Indachtig punt 1 en 2 betekent dit dat zusters liederen mogen opgeven.
- Omdat vrouwen geen leidinggevende positie toekomt, kunnen zusters geen oudste zijn. In zijn brieven aan Timotheüs en Titus maakt Paulus in de eisen te stellen aan oudsten duidelijk dat het alleen om mannen kan gaan. Hij moet immers ‘de man van één vrouw zijn’ (1 Timotheüs 3:2 en Titus 1:5-6).
- Wat dienaars betreft ligt de zaak iets anders. Ook daar lijkt het in eerste instantie alleen over mannen te gaan. De toevoeging in 1 Timotheüs 3:11 over vrouwen doet dan ook wat vreemd aan. Als dit vers alleen over mannen gaat, moet de betekenis zijn dat mannen die dienaar willen worden getrouwd moeten zijn met vrouwen die zich voorbeeldig gedragen. Het woordje ‘hun’ lijkt hiervoor te pleiten. Het komt echter niet in de grondtekst voor. De vraag is dan echter wel waarom die eis niet aan de oudsten wordt opgelegd. De meest logische uitleg is dat hier aan vrouwen de ruimte wordt gegeven dienares in de gemeente te zijn – uiteraard weer met meewegen van de opmerkingen in punt 1 en 2. Ondersteuning voor deze uitleg vinden we in Romeinen 16:1. Paulus schrijft daar over een vrouw genaamd Febe, die dienares (diakonos (!)) is van de gemeente te Kenchreeën.
Praktisch betekent dit:
a. Zusters bidden mee in de bidstond; ze kunnen ook in de zondagse diensten een gebed uitspreken.
b. Zusters geven liederen op in de bidstond en tijdens de zondagse diensten;
c. Omdat zusters geen leiding mogen geven is afgesproken dat zij niet de bidstond en/of de zondagsdiensten openen met lied of gebed. Het eerste lied, het openingsgebed of een eerste schriftlezing is immers vaak richtinggevend. Tevens heeft het een impliciet teken tot aanvang in zich.
d. Het opgeven van liederen moet niet worden begeleid met commentaar, als dat een ‘stukje onderwijs’ is. Een beknopt persoonlijk getuigenis – waarom dat lied zoveel voor je betekent – kan wel.
e. Zusters kunnen dienares zijn.
Punt a en b functioneren redelijk. Wel blijft de eis van Paulus om het hoofd te dekken tijdens het gebed buiten beeld. We zijn daar indertijd met een wijde boog omheen gelopen. Niet terecht uiteraard. Het valt immers niet in te zien waarom men met een beroep op 1 Korinte 11 ruimte claimt en krijgt om te bidden en/of te profeteren, maar het voorschrift daarbij het hoofd te dekken negeert.
Punt e krijgt weinig aandacht. Een dienares is immers iemand die veel meer doet dan schoonmaken en dienst in de keuken. Ze speelt een cruciale rol in de praktische hulpverlening binnen de gemeente. Zo kan het beheer van de kassen aan een dienares worden toevertrouwd. Er kan dus veel meer dan we op het eerste gezicht zouden denken.
Hieronder nog enige aanvullende opmerkingen met betrekking tot de punten 4 en 5.
Ad 4
1 Korinte 11:4-5. Bidden kan men natuurlijk ook thuis, maar profeteren – geïnspireerd spreken in de naam van de Here, door de Heilige Geest en ter bemoediging of vermaning van anderen – wijst duidelijk op een samenzijn van meerdere gelovigen.
1 Korinte 11:16. De vraag is hier wat Paulus bedoelt met ‘wij hebben zulk een gewoonte niet’. Bedoelt hij ‘het is niet onze gewoonte gelijk te willen hebben’ of ‘het is niet de gewoonte dat vrouwen met ongedekt hoofd tijdens de samenkomsten bidden of profeteren’. Anne de Vries vertaalt: ‘Mochten jullie er anders over denken, dan kan ik je zeggen dat wij het niet anders kennen, in geen van de gemeenten van God’. Paulus spreekt dus over gewoonten tijdens de samenkomst, niet over twistzieke personen.
1 Korinte 11:17. Dit vers verbindt het voorgaande met hetgeen nu door Paulus ter sprake wordt gebracht. Hij spreekt over ‘uw samenkomsten’. Waar de Korintiërs Paulus’ onderwijs aangaande de samenkomsten in bepaalde opzichten goed hebben nagevolgd (vergelijk 1 Korinte 11:2 en 11:17 met elkaar), moet Paulus nu zijn afkeuring uitspreken over andere aspecten van de Korintische samenkomsten. Kortom, 1 Korinte 11-14 handelt over de gemeentelijke samenkomst.
Als extra overweging nog het volgende.
Vanaf 1 Korinte 11 spreekt Paulus over de gemeentelijke samenkomst. Om te beginnen stelt hij de gedragingen van mannen en vrouwen tijdens de gemeentelijke samenkomst aan de orde. Vrouwen behoren zich het hoofd te dekken als ze bidden/profeteren, mannen juist niet.
Stel dat dit gedeelte zou gaan over situaties buiten de gemeentelijke samenkomst, zoals sommigen leren. Dan hebben vrouwen zich altijd ten onrechte gedekt tijdens de samenkomst, want het voorschrift geldt voor buiten de samenkomst. Stil gebed telt niet, het gaat om luidop bidden.
Als dit gedeelte inderdaad zou gelden voor buiten de gemeentelijke samenkomst ontstaat voor mannen een merkwaardige situatie. Paulus geeft hun immers het voorschrift zich buiten de gemeentelijke samenkomst tijdens bidden/profeteren niet te dekken. Wat voor nut zou zo’n voorschrift hebben? Deze redenering houdt tevens in dat de mannen van Paulus geen voorschrift krijgen voor tijdens de gemeentelijke samenkomst. Ze zijn blijkbaar geheel vrij op dit punt. Willen ze zich niet dekken? Prima. Willen ze zich wel dekken? Ook geen punt. Er is immers geen voorschrift? leder weldenkend mens voelt wel dat dit niet kan kloppen.
Ad 5
Ik zou kunnen volstaan met te verwijzen naar het voorgaande. Als 1 Korinte 14 handelt over de gemeentelijke samenkomst, dan worden in dit hoofdstuk broeders en zusters aangesproken. Waarom dan toch ‘Hoe staat het dan, broeders?’ Welnu, Paulus spreekt de broeders aan omdat bij hen de leiding van de gemeente berust, en zij dus verantwoordelijk zijn voor een ‘juiste gang van zaken‘.
Mocht dit laatste niet overtuigen, neem dan een kijkje bij 1 Korinte 15:1. Bij het begin van Paulus’ betoog over de opstanding begint hij ook met het aanspreken van ‘de broeders’. Maar dit betekent toch niet dat vrouwen geen deel hebben aan de opstanding? Paulus spreekt de broeders daar aan omdat zij verantwoordelijk zijn voor ‘de juiste leer‘.
Het ‘heeft ieder iets’ uit 1 Korinte 14:26 slaat dan ook op broeders en zusters. De uitoefening van ‘heeft ieder iets’ is echter aan regels gebonden, regels die voortvloeien uit het verschil in positie tussen man en vrouw.
Blijft over de beruchte zwijgtekst uit 1 Korinte 14:34-35. We zagen eerder dat vrouwen in de samenkomsten mogen bidden en profeteren. Dit lijkt in tegenspraak met ‘de zwijgtekst’. Nu gaat 1 Korinte 14:29-33 over het profeteren in de samenkomst. Vers 29 spreekt over ‘beoordelen’. Uit het grotere verband van de hele brief blijkt dat er een groep vrouwen is die zich hier in mengt. Paulus spreekt over deze vrouwen in 1 Korinte 7:2-5 waar de indruk wordt gewekt dat zij de seksuele omgang binnen het huwelijk verwierpen, in 1 Korinte 11:2-16 lijken zij zich tegen de voorgeschreven hoofdbedekking te verzetten en volgens 1 Korinte 14 proberen ze kennelijk de boventoon te voeren in woordenwisselingen over de toetsing van geestesgaven. Daar nu steekt Paulus een stokje voor. Dit alles past in het streven van de apostel te bewerken dat ‘alles in goede orde geschiedt’ (vers 40). ‘In goede orde’ betekent ook dat we de ene tekst niet tegen de andere uitspelen, maar zorgvuldig ‘Schrift met Schrift’ vergelijken.