Overeenkomsten I
Er zijn overeenkomsten tussen het Nieuwe Jeruzalem en het paradijs.
[1] In het paradijs staat de boom van het leven.
(…) Wie overwint, die zal Ik te eten geven van de boom van het leven die in het paradijs van God is. (Openbaring 2:7)
‘Overwinnen’ betekent gelovend volharden tot het einde en behouden worden, ook al is het als martelaar. ‘Eten van de boom des levens’ is symbolische taal voor de belofte van het eeuwige leven in het volmaakte Koninkrijk van God.
[2] In het Nieuwe Jeruzalem staat de boom van het leven.
In het midden van haar straat en aan beide zijden van de rivier was de boom van het leven, die twaalf vruchten draagt en elke maand zijn vrucht geeft; en de bladeren van de boom zijn tot genezing van de naties. (Openbaring 22:2)
[3] Het paradijs is een beschrijving van de woonplaats van God.
2 Ik weet van een mens in Christus (…) die werd opgenomen tot in de derde hemel
4 dat hij werd opgenomen in het paradijs (…) (2 Korinte 12:2-4)
[4] Het Nieuwe Jeruzalem wordt eveneens aangeduid als de woonplaats van God.
3 (…) en de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn slaven zullen Hem dienen,
4 en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. (Openbaring 22:3-4)
[5] Het paradijs is de plaats waar de gestorven gelovigen onmiddellijk naar toe gaan. De Here Jezus zegt immers tegen de moordenaar aan het kruis ‘vandaag’. Ook zegt de Here ‘met Mij’.
42 En hij zei: Jezus, denk aan mij, wanneer U in uw koninkrijk komt.
43 En Hij zei tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn. (Lukas 23:42-43)
[6] Paulus verlangt heen te gaan, want hij weet dat hij gaat naar de plaats waar ook Christus is.
(…) ik word van beide kanten gedrongen: ik verlang ernaar heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste (Filippi 1:23)
[7] Die plaats is het Nieuwe Jeruzalem, een beeld van de gemeente. Als die gemeente opgenomen wordt zullen de opgestane gelovigen voor eeuwig bij Christus zijn.
16 Want de Heer Zelf zal met een bevelend roepen, met de stem van een aartsengel en met de bazuin van God neerdalen van de hemel; en de doden in Christus zullen eerst opstaan;
17 daarna zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht; en zo zullen wij altijd met de Heer zijn. (1 Thessalonica 4:16-17)
[8] Het paradijs is een plaats van harmonie en vrede, maar in de eerste plaats de plaats waar de Here Jezus is. Er zullen geen eeuwen voorbij gaan voor het zover is, maar ‘vandaag nog’.
22 maar u bent genaderd tot de berg Sion; en tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem; en tot tienduizenden van engelen,
23 de algemene vergadering; en tot de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen staan opgeschreven, en tot God, de Rechter van allen; en tot de geesten van de tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen;
24 en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond; en tot het bloed van de besprenkeling, dat beter spreekt dan Abel. (Hebreeën 12:22-24)
Overeenkomsten II – de boom des levens
Zoals we in het vorige artikel zagen zijn er ook overeenkomsten tussen het Nieuwe Jeruzalem en de omgeving van het tempelcomplex dat in het Duizendjarig Rijk zal worden opgericht – de rivier, het elke maand dragen van vrucht en de bladeren die dienen tot genezing. Maar ook nu moeten we constateren dat de gelijkenissen slechts oppervlakkig zijn. In werkelijkheid liggen beide zaken ver uit elkaar.
Het hemelse Jeruzalem – ik kan het niet vaak genoeg benadrukken – is een metafoor. Het is de beschrijving van de gemeente in heerlijkheid. Maar aangezien geestelijke kwalificaties zich lastig laten omschrijven, is het gebruik van beeldende taal de beste weg om het onzegbare te vertolken.
We hebben inmiddels geconstateerd dat de rivier in het hemelse Jeruzalem beeld is van de Heilige Geest. De rivier komt nu opnieuw ter sprake om de locatie van de boom des levens aan te duiden.
In het midden van haar straat en aan beide zijden van de rivier was de boom van het leven, die twaalf vruchten draagt en elke maand zijn vrucht geeft; en de bladeren van de boom zijn tot genezing van de naties. (Openbaring 22:2)
De tekst geeft aan dat er een boom des levens is, die op drie plaatsen staat: midden op de straat, en links en rechts van de rivier. Hoe dat kan is voor een mens niet te bevatten. Toch moeten we het geloven, want het is Gods Woord. Voldoende voor ons is de wetenschap dat de boom des levens in het hemelse Jeruzalem staat.
Die boom heeft een aantal opvallende kenmerken. Hij draagt twaalf vruchten, en geeft elke maand zijn vrucht. Ook hiervoor bestaan een aantal denkbare verklaringen, maar die leiden al gauw tot speculatie. Dat de boom twaalf vruchten draagt, kan niets anders betekenen dan dat er bedoeld wordt dat de boom twaalf verschillende vruchten draagt. Die vruchten worden maandelijks gegeven. Ook hier zijn twee mogelijkheden. Of er wordt bedoeld dat elke maand alle twaalf vruchten kunnen worden geoogst, of er wordt bedoeld dat elke maand een van de twaalf vruchten beschikbaar is. Ook het doel van de vruchten is niet geheel duidelijk. De boom des levens in Genesis diende om de vergankelijkheid van de mens op te heffen. Immers, na de zondeval mochten ze niet meer van de vrucht van de boom des levens eten, en zouden dientengevolge op termijn sterven. Die betekenis en functie kan de boom des levens in het hemelse Jeruzalem niet hebben. De gemeente heeft dat eeuwige leven ontvangen op geloof in de Here Jezus. Als het nodig is vruchten te eten van de boom des levens om te voorkomen dat men sterft, betekent dit dat de mens nog steeds sterfelijk is. Adam en Eva bleken sterfelijk, maar voor de bewoners van het hemelse Jeruzalem geldt dat niet. Talrijk zijn de teksten die hiervan getuigen. Hier slechts een voorbeeld.
28 En Ik geef hun eeuwig leven, en zij zullen geenszins verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze rukken uit mijn hand.
29 Mijn Vader die ze Mij heeft gegeven, is groter dan allen, en niemand kan ze rukken uit de hand van mijn Vader.
30 Ik en de Vader zijn een. (Johannes 10:28-30)
Waar dienen de vruchten van de boom des levens dan voor? Mogelijk is er een parallel met het avondmaal. Brood en wijn herinneren ons steeds opnieuw aan het lijden en sterven van de Here Jezus. Wellicht dient de vrucht van de boom des levens in het hemelse Jeruzalem om ons steeds in herinnering te brengen dat het eeuwige leven ons is gegeven, dat we het hebben gekregen om niet, zoals eten van de vruchten ook gratis is.
Vrucht van de Geest
We lezen in het Nieuwe Testament wel van de vrucht van de Geest.
Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. (Galaten 5:22)
Het is een vrucht, die bestaat uit 9 delen. Hoewel de Heilige Geest God is, leidt de werkzaamheid van de Geest niet tot een volmaaktheid die ons aan God gelijk doet zijn. Bijna, dat wel, maar toch niet helemaal. De groei van de levensboom in het Nieuwe Jeruzalem hangt af van het levende (!) water van de rivier, dat weer een beeld van de Heilige Geest is. Wellicht kunnen we stellen dat de vruchten die de boom des levens geeft tot doel hebben de inwoners van de stad steeds verder te ‘perfectioneren’. God wil geweldige mensen in Zijn stad die in veel opzichten lijken op Zijn Zoon, de Here Jezus. Een proces dat mogelijk zelfs eeuwig door zal gaan. Bedenk daarbij dat Paulus schrijft over één vrucht, die in delen bestaat. In het hemelse Jeruzalem is daarentegen sprake van twaalf vruchten. De zegeningen die wij als gelovigen in het hemelse Jeruzalem zullen ontvangen zijn dus nog veel groter. Hier mogen we weer denken aan de woorden van Paulus aan de Korintiërs.
’Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’. (1 Korinte 2:9)
Overeenkomsten III – de bladeren van de boom des levens
(…) en de bladeren van de boom zijn tot genezing van de naties. (Openbaring 22:2)
Eens te meer zien we hier dat we het hemelse Jeruzalem tijdens het Duizendjarig Rijk mogen verwachten. Er zijn blijkbaar nog steeds natiestaten op aarde. En zoals al eerder betoogd, de toestand op aarde tijdens het Duizendjarig Rijk zal onvergelijkbaar veel beter zijn dan de hoe het nu is, al is het er niet volmaakt. Hier blijkt opnieuw dat de gemeente tijdens het Duizendjarig Rijk een taak heeft ten aanzien van de naties. Als gesproken wordt over genezing, moet er ziekte zijn. De vraag is wat met deze ziekte en haar genezing bedoeld wordt. Laten we allereerst bedenken dat de periode van de Grote Verdrukking iets verschrikkelijks moet zijn geweest. Er zijn auteurs die op grond van de verslagen uit het boek Openbaring tot de slotsom komen dat de resterende mensheid hooguit 100 miljoen zielen zal tellen. Deze slachting is het gevolg van de hardnekkige weigering van het overgrote deel van de mensheid God te erkennen als Schepper van hemel en aarde en Hem te eren en te dienen. De mensheid zoekt zijn eigen weg. Tevergeefs. In Prediker wordt al duidelijk aangegeven dat het voor een mens onmogelijk is God rechtstreeks te vinden.
Zo zag ik, dat de mens niets kan ontdekken van het werk Gods, dat onder de zon geschiedt; want hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken, hij kan het niet ontdekken, en wanneer soms een wijze mocht zeggen, dat hij het weet, hij kan het niet ontdekken. (Prediker 8:17)
Toch kan de mens Gods bestaan herkennen in de schepping. Een schepping die zo vernuftig in elkaar zit, dat iedereen moet toegeven dat dit Gods werk is. Maar die erkenning komt niet. In plaats daarvan verzint de mensheid allerlei onzinverhalen die we nog steeds in de mythologieën van vele volkeren tegenkomen. En hoewel dat vanuit allerlei bronnen wordt weersproken, is de evolutietheorie in wezen ook een mythe in wetenschappelijke gedaante (C.S.Lewis). God krijgt niet de eer, die Hem toekomt. Paulus schrijft in Romeinen in niet mis te verstane bewoordingen hoe we over deze dingen zouden moeten denken.
18 Want toorn van God wordt van de hemel geopenbaard over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten;
19 omdat wat van God gekend kan worden, onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard –
20 want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien -, opdat zij niet te verontschuldigen zijn,
21 omdat zij, hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben, maar in hun overleggingen zijn zij tot dwaasheid vervallen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. (Romeinen 1:18-21)
Toch laat God al eeuwen lang deze situatie voortbestaan. Generatie na generatie krijgt de gelegenheid tot inkeer te komen. Deze lankmoedigheid wordt door de mensheid echter misbruikt.
Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen, (Prediker 8:11)
In Openbaring 4 lezen we hoe de daar aanwezigen wel deze erkenning onder woorden brengen, en God de gepaste eer geven.
U bent waard, onze Heer en God, te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door uw wil bestonden zij en zijn zij geschapen. (Openbaring 4:11)
Uiteindelijk zal de tijd komen dat God zal oordelen over de onwillige mensheid. Die oordelen komen tijdens de Grote Verdrukking in de vorm van allerlei plagen. Maar zelfs dan, zelfs tijdens de meest heftige rampen lezen we dat de mens zich niet wil bekeren, ja men lastert Hem ongegeneerd, dat wil zeggen dat ze ‘slechte dingen over God vertellen die niet waar zijn’.
16 en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam;
17 want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan? (Openbaring 6:16-17)
9 en de mensen werden verbrand door grote hitte en lasterden de naam van God, die de macht over deze plagen had, en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven.
11 en lasterden de God van de hemel vanwege hun pijnen en vanwege hun zweren, en zij bekeerden zich niet van hun werken.
21 En een grote hagel, elke steen ongeveer een talent zwaar, viel uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan is zeer groot. (Openbaring 16:9, 11, 21)
Zoals al aangestipt, alle gebeurtenissen tijdens de Grote Verdrukking hebben het karakter van plagen en dat bepaalt ons bij de geschiedenis van het volk Israël in Egypte. Als het volk is bevrijd, en zich in de woestijn Sinaï bevindt, spreekt God tot hen.
(…) Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de Here, ben uw Heelmeester. (Exodus 15:26)
Israël is bevrijd, maar dat wil niet zeggen dat Israël geen kwaad kan doen. God waarschuwt hen nadrukkelijk niet te handelen zoals de Egyptenaren dat deden. Zij weigerden te luisteren naar de boodschap die God voor hen had bij monde van Mozes. Als Israël zou luisteren en gehoorzamen zou hen niet overkomen, wat Egypte wel overkwam. God zou Zich dan de Heelmeester (de Genezer) tonen.
Wie niet luistert roept uiteindelijk altijd het oordeel van God over zich af. En dat terwijl er een sterk verband is tussen het Woord van God en genezing.
Genezing van (de gevolgen) van zonde:
Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. (Jesaja 53:5)
die Zelf onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout, opdat wij, voor de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid leven: ‘door zijn striemen bent u gezond geworden’. (1 Petrus 2:24)
Genezing van fysieke ziekte:
De hoofdman echter antwoordde en zei: Heer, ik ben niet belangrijk genoeg dat U onder mijn dak binnenkomt, maar spreek slechts met een woord en mijn knecht zal gezond worden. (Mattheus 8:8)
Hij zond zijn woord, Hij genas hen en deed hen aan de groeve ontkomen. (Psalm 30:17)
De bladeren van de boom zijn tot genezing der naties, vertelt Johannes. De Grote Verdrukking met al zijn vreselijke oordelen en rampen is achter de rug. Het kleine restant van de wereldbevolking zal nog beduusd zijn van alles wat er gebeurd is. Nu zien ze om zich heen hoe God de schepping terugbrengt in haar oorspronkelijke pracht. En dan zendt God de Gemeente naar de aangeslagen mensheid. Ze nemen de bladeren van de levensboom mee. Ze spreken Gods woorden van genezing. Hun boodschap zal niet veel afwijken van de woorden die God tot Israël in de woestijn sprak.
(…) Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de oordelen opleggen, die Ik de mensheid tijdens de Grote Verdrukking opgelegd heb; want Ik, de Here, ben uw Heelmeester. (Vrij naar Exodus 15:26)
De vruchten en bladeren van de levensboom ontvangen hun zegenende, respectievelijk genezende werking door het levende water – een beeld van de Heilige Geest. De vruchten zijn voor de bewoners van het hemelse Jeruzalem – de Gemeente. De bladeren zijn voor de naties om hen te genezen.