Lees s.v.p. voor een compleet beeld eerst mijn Gevaarlijke tijden (15) – De New Apostolic Reformation.

Johannes bespreekt in een aantal teksten de wetenswaardigheden van de muur en de fundamenten. In ons spreken hebben we het vaak over ‘de fundamenten van de stad’, maar dat lijkt hier toch niet helemaal juist te zijn. We lezen namelijk over ‘de fundamenten van de muur (van de stad)’.

14 En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam.

19 De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd,

20 het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist. (Openbaring 21:14, 19-20)

Daar staat tegenover dat Paulus in de brief aan de Hebreeën wel spreekt over fundamenten onder de gehele stad.

want hij (Abraham) verwachtte de stad die de fundamenten heeft, waarvan God ontwerper en bouwmeester is. (Hebreeën 11:10)

Aangezien we er vanuit moeten gaan dat geen enkel woord in de Bijbel overbodig is, zullen er redenen zijn om op de ene plaats (Openbaring 21) over de fundamenten van de muur te spreken, en op een andere plaats (Hebreeën 11) over de stad die fundamenten heeft. Laten we eerst naar de fundamenten onder de stad kijken.

Een van de duidelijkste verwijzingen naar de aard van de fundamenten onder de stad vind we in het evangelie naar Mattheus. De Here Jezus vraagt zijn discipelen wie de mensen zeggen dat Hij is. Er komen verschillende antwoorden. Dan vraagt de Here de discipelen deze vraag zelf te beantwoorden. Wie is Hij? Petrus maakt zich (niet voor de eerste, en niet voor de laatste keer) tot woordvoerder van de discipelen.

Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. (Mattheus 16:16)

De inhoud van deze belijdenis vormt het fundament onder het hemelse Jeruzalem, dat is de gemeente die de Here Jezus zal bouwen (de bouw ligt op dat moment nog in de toekomst).

En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen. (Mattheus 16:18)

Uiteraard is niet Petrus de rots, hij is immers een zwak, zondig mens. Hij zal worden gebouwd als een levende steen. De rots is de belijdenis ‘Christus, de Zoon van de levende God’. En aangezien er bij de Here Jezus geen onderscheid is tussen woord en daad, is het duidelijk dat de rots Christus zelf is. De stad waarvan God de ontwerper en bouwmeester is, wordt gegrondvest op Christus – Hij is de goddelijke tweede Persoon, Hij alleen is degene die verzoening tot stand kon brengen door te lijden en sterven aan het kruis van Golgotha. Zo spreekt ook Paulus over het fundament dat hij mocht leggen.

10 Naar de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt erop. Maar laat ieder uitkijken hoe hij erop bouwt.

11 Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er ligt, dat is Jezus Christus. (1 Korinte 3:10-11)

In deze verzen lijkt een tegenstrijdigheid te staan. Paulus schrijft immers dat hij een fundament heeft gelegd, dat er al ligt. Toch is het volkomen logisch wat er staat. Het fundament dat er al ligt en dat niemand anders kan leggen, is de rots waarover de Here Jezus tegenover Petrus heeft gesproken. Niemand anders kan doen wat de Here Jezus heeft gedaan. Ook is er niemand anders die met recht kan zeggen de Zoon van de levende God te zijn. De rots waarop de gemeente wordt gebouwd is van goddelijke oorsprong. Toch is Paulus (evenals de andere apostelen en profeten) bezig met het leggen van dit fundament. En dat doet hij door middel van prediking en onderwijs. Dit fundamentele onderwijs van Paulus richt zich volledig op de leer aangaande Jezus Christus, nl. dat Hij door Zijn lijden, sterven en opstanding de verlossing, het eeuwige heil voor de gelovigen heeft bewerkt (SB). Daarom ook kan niemand een ander fundament leggen. God zal immers geen ander fundament accepteren. Een ander fundament zou een ander evangelie betekenen.

Bovenstaande betekent ook dat er in onze tijd geen (nieuwe) apostelen kunnen zijn. Ook nu nog worden nieuwe gemeenten gesticht, op het fundament dat er ligt. Het zijn hedendaagse evangelisten en zendelingen (tegenwoordig ook wel kerkplanters genoemd) die het fundament leggen door middel van prediking en onderwijs. De titel apostel is voorbehouden aan de twaalven. Het leggen van het fundament heeft namelijk nog een andere kant. Om dat goed te doorgronden wenden we ons naar de brief van Paulus aan de Efeziërs.

19 Dus bent u geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar u bent medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God,

20 opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is,

21 in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer;

22 in Wie ook u mee opgebouwd wordt tot een woonplaats van God in de Geest. (Efeze 2:19-22)

Hier wordt gesproken over ‘het fundament van de apostelen en profeten’. Er wordt dus gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten. Maar let op: de profeten over wie Paulus schrijft, zijn niet mannen als Jesaja, Jeremia en Ezechiël, het gaat hier niet om oudtestamentisch profeten. Je ziet dat al aan de volgorde van benoemen: ‘apostelen en profeten’. Dit zijn de mannen die de Nieuwtestamentische openbaringen ontvangen hebben, zie bijvoorbeeld deze tekst uit de Romeinenbrief.

25 Hem nu die machtig is u te bevestigen naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van de verborgenheid, die in de tijden van de eeuwen verzwegen is geweest,

26 maar die nu is geopenbaard en door profetische Schriften, naar het bevel van de eeuwige God, tot geloofsgehoorzaamheid aan alle volken is bekend gemaakt (Romeinen16:25-26)

Het evangelie en de prediking van Jezus Christus is eeuwenlang verborgen geweest. Maar nu (!) is deze heerlijke boodschap op bevel van God geopenbaard met het oog op de geloofsgehoorzaamheid van alle volken.

Ook in de Efezebrief vinden we deze waarheid.

4 daardoor kunt u, als u dit leest, mijn inzicht opmerken in de verborgenheid van Christus

5 die in andere geslachten de zonen van de mensen niet bekend is gemaakt, zoals zij nu in de Geest geopenbaard is aan zijn heilige apostelen en profeten:

6 dat zij uit de volken medeerfgenamen zijn en medeingelijfden en mededeelgenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie,

7 waarvan ik een dienaar ben geworden naar de gave van de genade van God, die mij gegeven is naar de werking van zijn kracht.

8 Mij, de allergeringste van alle heiligen, is deze genade gegeven om de onnaspeurlijke rijkdom van Christus onder de volken te verkondigen,

9 en voor allen in het licht te stellen wat het rentmeesterschap is van de verborgenheid die van alle eeuwen verborgen was in God, die alle dingen geschapen heeft; (Efeze 3:7-9)

In vers 3:5 staat opnieuw dat de verborgenheid (het evangelie was in het Oude Testament onbekend) nú (!) geopenbaard is aan ‘zijn heilige apostelen en profeten’ (ook hier weer die volgorde). Dit betekent dat de Nieuwtestamentische apostelen en profeten door de Heilige Geest de leer aangaande het fundament ontvangen hebben. Paulus omschrijft het zo: ‘(…) zoals zij nu in de Geest geopenbaard is aan zijn heilige apostelen en profeten’. Het gaat om iets nieuws, iets fundamenteels (!), iets dat de bouw van de gemeente mogelijk maakt. Daarom zijn de apostelen zelf ook het fundament. En een ander fundament kan niemand leggen, omdat niemand anders dan de Nieuwtestamentische apostelen en profeten deze openbaringen ontvangen hebben. Vandaar ook dat Paulus aan de Korintiërs schrijft dat anderen op het door hem gelegde fundament moeten voortbouwen.

Naar de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt erop. (…)(1 Korinte 3:10)

Dus ‘die ander’ legt niet opnieuw het fundament, maar bouwt op het fundament voort.

Samengevat

We hebben twee ‘verschijningsvormen’ van het fundament.

    1. Christus, de Zoon van God en diens heilbrengend werk op Golgotha, ook wel ‘de rots’.
    2. De openbaring – gegeven aan de Nieuwtestamentische apostelen en profeten – aangaande alles wat er te leren valt omtrent het onder 1 genoemde.

Als Johannes in Openbaring schrijft over fundamenten, heeft hij het over het onder 2 genoemde. Punt 1 moet dan het fundament onder de gehele stad zijn. Dit fundament is voor Johannes niet zichtbaar vanwege de fundamenten van de muur, die het zicht op het fundament onder de stad blokkeren. Hier zit een prachtige parallel in met de gebeurtenissen rond Christus’ dood en opstanding. We lezen het in het evangelie van Johannes.

19 Toen het dan avond was op die eerste dag van de week, en de deuren waar de discipelen waren, wegens hun vrees voor de Joden waren gesloten, kwam Jezus, ging in het midden staan en zei tot hen: Vrede zij u!

20 En toen Hij dit had gezegd, toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De discipelen dan verblijdden zich toen zij de Heer zagen. (…)

24 Thomas nu, een van de twaalf, die Didymus heette, was niet bij hen toen Jezus kwam.

25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben de Heer gezien! Maar hij zei tot hen: Als ik in zijn handen niet het teken van de nagels zie en mijn vinger steek in het teken van de nagels en mijn hand steek in zijn zijde, zal ik geenszins geloven.

26 En na acht dagen waren zijn discipelen weer binnen en Thomas bij hen. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, ging in het midden staan en zei: Vrede zij u!

27 Daarna zei Hij tot Thomas: Breng je vinger hier en zie mijn handen, en breng je hand en steek die in mijn zijde, en wees niet ongelovig maar gelovig.

28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God!

29 Jezus zei tot hem: Omdat je Mij hebt gezien, heb je geloofd? Gelukkig zij die niet gezien en toch geloof hebben. (Johannes 20:19-20, 24-29)

Deze geschiedenis is overbekend. Veertig dagen lang verscheen de opgestane Here Jezus aan de discipelen, en aan vele anderen. Deze bevoorrechte mensen zagen ‘de Rots’ en de tekenen van diens heilbrengend werk op Golgotha. Dat zou niet zo blijven. Hij zou terugkeren naar Zijn hemelse Vader. Dan zouden ze Hem niet meer zien. Maar Hij zou de gelovigen niet in de steek laten. De Heilige Geest zou komen!

13 Maar wanneer Hij is gekomen, de Geest van de waarheid, zal Hij u in de hele waarheid leiden; want Hij zal vanuit Zichzelf niet spreken, maar alles wat Hij zal horen, zal Hij spreken en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen.

14 Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal uit het mijne nemen en het u verkondigen. (Johannes 16:13-14)

Dat nu is precies wat er gebeurde. We zagen het in het voorbeeld van Paulus. Maar ook Petrus, Mattheus, Marcus, Lukas, Johannes, Jacobus en Judas werden gebruikt om ‘de hele waarheid’ op te schrijven. De gelovigen zouden ‘de Rots’ niet meer zien, zoals dat in de periode tussen Pasen en Hemelvaart wel het geval was. Vanaf Christus’ Hemelvaart zouden ze alleen nog het fundament onder de muur zien, en daar zouden ze genoeg aan hebben. De apostelen hebben ‘de hele waarheid’ mogen noteren.

(…) overeenkomstig het rentmeesterschap van God dat mij gegeven is voor u, om het woord van God te voleindigen (Kolosse 1:25)

Op grond daarvan spreekt de Here Jezus heerlijke woorden tot Tomas: ‘Gelukkig zij die niet gezien en toch geloof hebben.’ We hebben in de Bijbel en in met name het Nieuwe Testament alles wat we nodig hebben: we zien de fundamenten onder de muur, en kunnen getuigen:

(…) wij zien Jezus, (…) met heerlijkheid en eer gekroond (…) (Hebreeën 2:9)

Twaalf apostelen – twaalf fundamenten onder de muur

Nu we gezien hebben hoe er verschil is tussen de zichtbare en onzichtbare fundamenten van respectievelijk de muur en de stad als geheel, kunnen we ons gaan bezighouden met de opbouw van de fundamenten van de muur. Wat schrijft Johannes hierover?

En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. (Openbaring 21:14)

Wat wordt hier bedoeld? Er zijn twaalf fundamenten. Betekent dit dat onder de gehele muur rond vier zijden van de stad twaalf fundamenten op elkaar liggen? Of liggen er aan elke zijde drie naast elkaar, en zo in totaal twaalf? Dit wordt niet echt duidelijk. Wellicht zijn beide interpretaties mogelijk. Hoe dan ook, het zijn er twaalf. Even later vertelt Johannes ons iets over het uiterlijk van de fundamenten.

19 De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd,

20 het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist. (Openbaring 21:19-20)

Dit plaatst ons opnieuw voor de vraag wat Johannes precies bedoelt. Als we lezen dat de fundamenten van de muur van de stad met allerlei edelgesteente waren versierd, dan kun je daaruit afleiden dat elk fundament mogelijk uit hetzelfde materiaal was gemaakt, maar dat ze allemaal versierd zijn met een afzonderlijke soort edelsteen. Lezen we echter dat het eerste fundament jaspis was (etcetera), dan krijg je de indruk dat elk fundament in zijn geheel uit één afzonderlijke soort edelsteen was opgebouwd. Nu laat de Studiebijbel zien dat het woordje ‘was’ is ingevoegd door de vertalers. Halen we dat weg dan staat er ‘De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament jaspis (…)’, en begrijpen we dat bedoeld wordt dat de fundamenten elk met één type edelsteen zijn versierd, maar dat het fundament zelf uit ander (ons onbekend) materiaal bestaat.

Edelstenen in de Bijbel I

Waarom heeft God edelstenen geschapen? Ik geloof dat vele doeleinden kunnen worden aangewezen, maar in het kader van ons onderwerp springt er eentje uit. God gebruikt edelstenen als middel om de mens iets van zijn heerlijkheid te laten zien. God kan door mensenogen niet worden aanschouwd, maar in de edelstenen hebben we de dichtst mogelijke benadering. Fantasie? Nee, want de Bijbel spreekt zo over deze dingen.

I. Edelstenen brengen bezit van macht en waardigheid tot uitdrukking

Hij nam hun koning (van de Ammonieten) de kroon van het hoofd; zij had een gewicht van een talent goud, en bevatte een kostbare steen. Die werd op het hoofd van David gezet. Ook voerde hij zeer veel buit uit de stad weg. (2 Samuel 12:30)

In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. (Ezechiël 28:13)

II. Schoonheid en volmaaktheid worden door edelstenen gesymboliseerd

Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen. (SV)(Spreuken 31:10)

Zijn handen zijn [als] gouden ringen, gevuld met turkoois; Zijn buik is als blinkend elpenbeen, overtogen met saffieren. (SV)(Hooglied 5:14)

III. Hemelse en paradijselijke zuiverheid, heerlijkheid en luister worden door edelstenen voorgesteld

En het goud van dat land is goed; daar is de balsemhars en de steen chrysopraas. (Genesis 2:12)

Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen. (Jesaja 54:12)

16 De aanblik en het maaksel van de raderen was als de schittering van een turkoois;

22 Boven de hoofden der wezens was wat geleek op een uitspansel als ontzagwekkend ijskristal, uitgespreid boven over hun hoofden.

26 Boven het uitspansel boven hun hoofden was wat er uitzag als lazuursteen, dat de vorm had van een troon; en daarboven, op hetgeen een troon geleek, een gedaante, die er uitzag als een mens. (Ezechiël 1:16, 22, 26)

en die daarop zat, was van aanzien een jaspissteen en sardiussteen gelijk; en rondom de troon was een regenboog, van aanzien een smaragd gelijk. (Openbaring 4:3)

18 En de bouwstof van haar muur was jaspis; en de stad was zuiver goud, aan zuiver glas gelijk.

19 De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd,

20 het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist. (Openbaring 21:18-20)

N.B.: Bij de schoonheid moet men niet aan de flonkering van hedendaagse edelstenen denken, want die komt voort uit moderne bewerking, maar eerder aan een mysterieuze glans en diepte.

Legenden en bijgeloof

Die mysterieuze gloed leidde in de loop der eeuwen tot een wijdverspreid bijgeloof. Omdat men zich zonder het licht van Gods Woord bezighield met edelstenen ontstonden allerlei legenden. Sommige stenen zouden vervuld zijn met bovenaardse machten, anderen werden geacht de drager onsterfelijkheid te geven, weer anderen zouden in oorlogen voor overwinningen zorgen. Gelukkig zijn we die waandenkbeelden enigszins ontgroeid. Maar wat blijft zijn andere, minstens zo schadelijke bijgedachten. Stenen kunnen genezen, stenen kunnen ziek maken. Ze zijn vervuld met magische en duistere krachten (voer voor spiritisten en occultisten!). Tot op de dag van vandaag wordt met behulp van de kristallen bol de toekomst voorspeld. Horoscopen worden getrokken aan de hand van de dierenriem, waarbij elke maand een apart sterrenbeeld met zogenaamde specifieke werking kent. Bij deze maanden horen ook weer speciale stenen, de zogenaamde maandstenen. Ze worden gebruikt om de waarzeggende kracht van de horoscoop te versterken.

Hier geldt maar één dringend advies: vermijd deze dingen, loop er met een ruime boog om heen. Uiteindelijk is het de satan die van al deze rimram gebruik maakt om mensenzielen te vangen. Als het om de toekomst gaat, is er maar een betrouwbare Gids: Gods Woord, de Bijbel!

De duivel

De Bijbel geeft heel wat informatie over de leugenaar van den beginne, de duivel, ook wel bekend als satan of Beëlzebul. Ezechiël beschrijft hoe deze aartsvijand van God en mens ooit geschapen werd door God. Men vertaalt zijn Hebreeuwse naam wel met Lucifer. De schoonheid van deze engel was fantastisch, en wordt ons voorgesteld met een hele reeks edelstenen.

Gij waart in Eden, Gods hof; alle kostelijk gesteente was uw deksel, sardisstenen, topazen en diamanten, turkooizen, sardonixstenen en jaspisstenen, saffieren, robijnen, en smaragden, en goud; het werk uwer trommelen en uwer pijpen was bij u; ten dage als gij geschapen werdt, waren zij bereid. (Ezechiël 28 : 13)

Wie telt, komt uit bij negen edelstenen. Bij de hogepriester van Israël en het hemelse Jeruzalem tellen we twaalf edelstenen. Twaalf is het getal van God, negen komt een heel eind in die richting, maar is het net niet. Een schepsel kan immers nooit gelijk zijn aan de Schepper.

Edelstenen in de Bijbel II

Welke edelstenen worden nu precies bedoeld in de Bijbel? We lezen verschillende namen, sommige komen ons bekend voor, over andere tasten we in het duister.

We weten dus niet (of niet zeker) wat de betekenis van een bepaalde edelsteennaam is. Deels komt dit doordat sommige edelstenen sedert de tijd van de Bijbel andere namen hebben gekregen. Maar misschien moeten we er gewoon rekening mee houden dat God bepaalde betekenissen van edelstenen voor ons verborgen heeft gehouden. Daarbij kunnen we denken aan wat Mozes ooit opschreef over wat wel en wat niet is geopenbaard en waarom.

De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen. (Deuteronomium 29:29)

Twaalf edelstenen

In het borstschild van de hogepriester zaten twaalf edelstenen.

De eerste rij: Rode Jaspis Chrysoliet Malachiet
De tweede rij: Hematiet Lazuursteen Prasem
De derde rij: Barnsteen Agaat Amethist
De vierde rij: Turkoois Chrysopraas Nefriet

Voor het hemelse Jeruzalem zijn de volgende twaalf gebruikt: Diamant, lazuursteen, robijn, smaragd, sardonyx, sardius, topaas, beril, chrysoliet, chrysopraas, saffier en ametist.

Als we nu de afmetingen van de stad in herinnering nemen, kan het niet anders dan dat het ons duizelt bij de gedachte aan die enorme fundamenten, die elk voor zich geheel bekleed waren met telkens een van deze edelstenen. Fundamenten zijn normaal gesproken niet zichtbaar. Ze zijn in de bodem ingegraven, hun doel is het gehele bouwwerk (hier dus zelfs een hele stad) te dragen. Fundamenten zijn ook niet mooi. Dat hoeft ook niet, als ze maar stevig zijn. De fundamenten van de muur van het hemelse Jeruzalem zijn wel zichtbaar. En bovendien zijn ze prachtig versierd. Het geeft aan hoeveel waarde God hecht aan de fundamenten. Zoals hierboven al aangegeven weten we niet welke edelstenen bedoeld worden. De gebruikte namen zijn ons onbekend. Sommige uitleggers veronderstellen dat de hier genoemde edelstenen in de gehanteerde volgorde met elkaar de kleuren van de regenboog vormen. Het zou mogelijk kunnen zijn, we weten het niet. Niettemin is het een aantrekkelijke gedachte.

Nogmaals het fundament

Met dit alles is het wel duidelijk dat de fundamenten van zeer groot belang zijn. Ze zijn groot, ze zijn sterk, ze zijn prachtig gebouwd en wonderlijk mooi versierd.

(…) de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. (Openbaring 21:14)

(…) opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is (Efeze 2:20)

In de psalmen doet David een merkwaardige uitspraak.

Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen? (Psalm 11:3)

Als we de psalm lezen wordt het meteen duidelijk dat hij het niet heeft over de grondslagen (= fundamenten) van een gebouw. Hij spreekt over de fundamenten van de samenleving. Ze dreigen te scheuren. En wat kan de rechtvaardige (de gelovige (!)) dan nog doen? De Bijbelse fundamenten onder de samenleving zijn recht, gerechtigheid, trouw en waarheid. Geestelijke begrippen dus. Zo is het fundament onder de muur van het hemelse Jeruzalem ook geestelijk bedoeld. Dit fundament ligt er, schrijft Paulus. Het hoeft niet meer gelegd te worden, niemand zou dat kunnen.

Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er ligt, dat is Jezus Christus. (1 Korinte 3:11)

Het fundament doet ons denken aan de rots uit de gelijkenis die de Here Jezus vertelde als afsluiting van de Bergrede.

24 Ieder dan die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal vergeleken worden met een wijs man, die zijn huis op de rots heeft gebouwd;

25 en de slagregen viel en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en beukten tegen dat huis; en het viel niet, want het was op de rots gegrondvest. (Mattheus 7:24-25)

Paulus noemt Jezus Christus het fundament. De Here Jezus noemt zijn Woord het fundament, de rots. Aan het begin van het evangelie van Johannes leren we dat de Zoon van God het Woord van God is. Ziedaar het fundament dat er al ligt sinds Golgotha.