Lichtglans

In het vorige artikel (3) hebben gezien wat het betekent als Johannes schrijft dat de stad ‘de heerlijkheid van God had’. Lees indien nodig dat artikel voordat u verder gaat. Nadat Johannes de mededeling aangaande de heerlijkheid van God heeft gedaan, voegt hij er nog iets aan toe.

(…) Haar lichtglans was aan zeer kostbaar gesteente gelijk, als een kristalheldere jaspissteen. (Openbaring 21:11)

Dit doet denken aan wat hij eerder schreef.

2 (…) en zie een troon stond in de hemel en er zat Iemand op de troon;

3 en die daarop zat, was van aanzien een jaspissteen en sardiussteen gelijk; (…) (Openbaring 4:2-3)

We leren hieruit dat de glans die Johannes waarneemt afkomstig is van de ‘Iemand die op de troon zat’. Want de aan de stad toegeschreven glans van jaspis, blijkt de glans van de goddelijke Persoon op de troon te zijn. En zo is het: de jaspis is het speciale symbool van Gods heerlijkheid. We weten niet precies wat met deze edelsteen wordt bedoeld. Veel uitleggers denken aan de witte diamant. Johannes noemt ook de sardius, dat is een roodachtige edelsteen. Als deze definiëringen kloppen is het toch wel zeer bijzonder te zien dat het uiterlijk van deze goddelijke Persoon wit en rood is. Op de berg der verheerlijking zagen we de ‘kleur’ wit.

En Hij werd in hun bijzijn van gedaante veranderd; en zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. (Mattheus 17:2)

2 (…) En Hij werd in hun bijzijn van gedaante veranderd;

3 en zijn kleren werden blinkend, hel wit, zoals geen volder op aarde wit kan maken. (Markus 9:2-3)

En terwijl Hij bad, werd het uiterlijk van zijn gezicht anders en zijn kleding werd lichtend wit. (Lukas 9:29)

De kleur rood doet ons denken aan het kostbare bloed van de Here Jezus, dat op Golgotha werd vergoten. Petrus benadrukt het kostbare van dit bloed, door het oneindig veel hoger te schatten dan alles wat ‘materie’ is.

18 daar u weet dat u niet door vergankelijke dingen zilver of goud, verlost bent van uw onvruchtbare, door de vaderen overgeleverde wandel,

19 maar door kostbaar bloed, als van een vlekkeloos en onbesmet lam het bloed van Christus. (1 Petrus 1:18-19)

Er is nog veel meer te zeggen over edelstenen in de Bijbel. Dat hopen we te doen als we toe zijn aan de beschrijving van de fundamenten van de muur van de stad.

De muur

Johannes gaat verder met de muur. Hij vertelt over zijn afmeting, en over de poorten die het mogelijk maken de stad te betreden, dan wel te verlaten.

12 Zij had een grote en hoge muur, zij had twaalf poorten en aan de poorten twaalf engelen en daarop namen geschreven, welke de namen van de twaalf stammen van de zonen van Israel zijn.

13 Aan de oostkant drie poorten, aan de noordkant drie poorten, aan de zuidkant drie poorten en aan de westkant drie poorten. (Openbaring 21:12-13)

Daarna vraagt hij aandacht voor de fundamenten van de muur en voor het meten van stad, poorten en muur. Ten slotte vermeldt hij het materiaal waarvan hij is gebouwd.

14 En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam.

15 En hij die met mij sprak, had een gouden meetrietstok, opdat hij de stad en haar poorten en haar muur zou meten.

17 En hij mat haar muur: honderdvierenveertig el, een maat van een mens, dat is van een engel.

18 En de bouwstof van haar muur was jaspis (…) (Openbaring 21:14-15, 17-18)

In dit artikel zullen we al deze aspecten bekijken, met uitzondering van de fundamenten, waar een apart artikel aan zal worden gewijd.

Waarom een muur? Veiligheid!

De beschrijving van de gemeente als bruid en stad ziet op de situatie na de opname. Er zijn talrijke aanwijzingen die dat onderstrepen. Laat ik me beperken tot een voorbeeld.

Op grond van het Nieuwe Testament kunnen we concluderen dat er een moment komt dat alle gelovigen (lees: alle leden van de gemeente van Christus) niet langer op aarde zijn. De Here Jezus zelf heeft er over geprofeteerd.

En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben. (Johannes 14:3)

Algemeen wordt aangenomen dat deze gebeurtenis in symboliek wordt verhaald in het boek Openbaring.

Hierna zag ik, en zie, een deur was geopend in de hemel, en de eerste stem die ik gehoord had als van een bazuin, die met mij sprak, zei: Kom hier op en Ik zal u tonen wat hierna moet gebeuren. (Openbaring 4:1)

Het ‘Kom hier op’ komt nadat de kerkgeschiedenis is voltooid – de brieven aan de zeven gemeenten uit Openbaring 2 en 3 geven een profetisch overzicht van die kerkgeschiedenis. Met de opname eindigt die geschiedenis – althans op aarde. Vanaf Openbaring 4:1 ziet Johannes alles vanuit een hemels perspectief. Dit wordt bevestigd door de manier waarop verschillende groepen mensen worden aangeduid. Er zijn nu twee onderscheiden groepen: op aarde zijn degenen die zijn achtergebleven, in de hemel degenen die zijn meegenomen. Ze worden in Openbaring vanaf hoofdstuk 4 dan ook nauwkeurig als zodanig vermeld.

En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? (Openbaring 6:10)

Het is ondenkbaar dat goddelijke wraak over de gemeente kan worden afgeroepen. De Here Jezus (want Hij is die heerser) is immers voor Zijn gemeente gestorven?

En ik zag en ik hoorde een arend in het midden van de hemel, die met luider stem zei: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin van de drie engelen die gaan bazuinen. (Openbaring 8:13)

Tijdens de grote verdrukking gaan Gods oordelen over de wereld. Zoals Noach gespaard werd tijdens de zondvloed, en Lot tijdens de verwoesting van Sodom en Gomorra, zo zal de gemeente buiten de oordelen blijven. Dat kan alleen als zij niet langer op aarde wonen!

En zij die op de aarde wonen, verblijden zich over hen en zijn vrolijk en zullen elkaar geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen die op de aarde wonen gepijnigd hadden. (Openbaring 11:10)

De twee profeten (waarschijnlijk Mozes en Elia) hebben door hun prediking veel zielenpijn veroorzaakt. Dat kan onmogelijk slaan op gelovigen. Zij zullen met grote dankbaarheid naar deze twee formidabele knechten van de Heer hebben geluisterd. De op aarde wonenden daarentegen, alle ongelovigen, zijn vijanden van God, en zullen het liefst hun oren hebben toegestopt.

En allen die op de aarde wonen, zullen hem aanbidden, ieder wiens naam, van de grondlegging van de wereld af, niet geschreven staat in het boek van het leven van het Lam dat geslacht is. (Openbaring 13:8)

Deze tekst maakt aan alle twijfel een einde. Allen die op aarde wonen zullen de antichrist aanbidden. Ter verduidelijking staat er ook nog eens bij dat het gaat om mensen die niet geschreven staan in het boek des levens. Zou daar zelfs maar een gelovige tussen zitten? Nee! Ze zijn immers niet langer op aarde. Ze zijn door de Here Jezus in veiligheid gebracht. Vandaar dus de vraag: waarom een muur om de stad? Ze zijn toch al buiten bereik van het kwaad?

De titel van deze artikelen geeft al een eerste indicatie. In hoeverre heeft het nieuwe Jeruzalem betekenis voor de gemeente van vandaag? Is het alleen maar een toekomstbeeld waar we als gelovigen allemaal naar verlangen, of valt er ook wat te leren? Dat laatste is het geval. Zoals de gehele stad symbolisch is, geldt dat ook voor de muur. In de eerste plaats zal die enorme muur ons ervan verzekeren dat we als gelovigen voor eeuwig onaantastbaar zijn. Daarin is niets nieuws. Ook Jesaja schrijft over een muur rondom het aardse Jeruzalem. Een muur echter niet van steen, maar ‘gemaakt’ van Gods heil.

1 Te dien dage zal in het land Juda dit lied gezongen worden: Wij hebben een sterke stad; Hij stelt heil tot muren en voorwal.

2 Opent de poorten, opdat een rechtvaardig volk binnenga, dat zijn trouw bewaart. (Jesaja 26:1-2)

Ook Zacharia schrijft over deze (symbolische) muur. De muur is niet van steen, maar de Here zelf zal als een muur van vuur rondom de stad zijn.

En Ik zelf, luidt het woord des Heren, zal haar een vurige muur zijn rondom en heerlijkheid binnen in haar. (Zacharia 2:5)

David weet als geen ander dat veiligheid niet in wapentuig wordt gevonden, noch in indrukwekkende vestingwerken. Er is alleen veiligheid als God zelf daarvoor zorgt.

De Engel des Heren legert Zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen. (Psalm 34:8)

Gij omgeeft mij van achteren en van voren (…) (Psalm 139:5)

Zo vertelt de muur rondom het hemelse Jeruzalem ons dat God er voor zorgt dat de gelovigen voor altijd veilig zijn. De beelden zijn verschillend, de boodschap is gelijk. Gods heil, Gods vuur, de Engel des Heren of Gods handen, alles spreekt van veiligheid ons gegeven door God zelf.

Waarom een muur? Heiligheid!

En tweede functie van de muur heeft te maken met heiligheid. Bij Ezechiël lezen we over dit doel van de muur.

Langs de vier zijden nam hij de maat; er was een muur geheel rondom, vijfhonderd lang en vijfhonderd breed, om scheiding te maken tussen wat heilig en niet heilig is. (Ezechiël 42:20)

In het oude verbond was het voor ‘de gewone man’ verboden het heilige en het heilige der heiligen te betreden. Er was een duidelijke scheiding tussen heilig en onheilig. Zelfs de priesters konden niet zomaar naar binnen. God had allerlei voorschriften gegeven om het toch mogelijk te maken, zij het op zeer beperkte schaal. Hier in het nieuwe Jeruzalem is de situatie geheel anders. De stad is gebouwd rondom de troon van God. Maar de muur die scheiding maakt houdt de gelovigen niet buiten, ze sluit ze juist in. Niet voor niets spreekt Paulus de gelovigen aan als ‘heiligen’. We zijn geheiligd door het bloed van de Here Jezus, en hoeven dus niet meer tegengehouden te worden. We zijn welkom, we zijn kind aan huis. Toch staat de muur er niet voor niets, hij zorgt ervoor dat er niets in de stad kan komen wat er niet thuishoort.

En geenszins zal iets onheiligs binnengaan, noch wie gruwel en leugen doet, behalve zij die geschreven zijn in het boek van het leven van het Lam. (Openbaring 21:27)

Het is ondenkbaar dat ook maar iets deze muur zou kunnen passeren. Zoals we zagen, is het God zelf die functioneert als barrière. Meer is niet nodig.

We leren hier dus dat het niet de bedoeling is dat ook maar iets dat onheilig is, iets van zonde de stad binnendringt. Herinneren we ons weer dat de stad beeld is van de gemeente. Ook van de huidige gemeente in onze dagen. Onheilige zaken, gruwel en leugen zouden de gemeente niet moeten kunnen binnenkomen. Deze dingen spreken van moreel kwaad, afgoderij en leerstellig kwaad. Helaas komen deze afschuwelijkheden wel de gemeente binnen. In de vorm van valse broeders, valse leraars.

(…) vanwege de binnengeslopen valse broeders, die zich hadden binnengedrongen om onze vrijheid te bespieden die wij in Christus Jezus hebben, met het doel ons tot slavernij te brengen. (Galaten 2:4)

Want bepaalde mensen zijn binnengeslopen, die van ouds tot dit oordeel tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid en onze enige Meester en Heer Jezus Christus verloochenen. (Judas 1:4)

Hoe komen deze valsaards binnen? Via de poorten!

De poorten in de muur

Johannes geeft ons veel informatie over de poorten en hun functioneren.

12 Zij had een grote en hoge muur, zij had twaalf poorten en aan de poorten twaalf engelen en daarop namen geschreven, welke de namen van de twaalf stammen van de zonen van Israël zijn.

13 Aan de oostkant drie poorten, aan de noordkant drie poorten, aan de zuidkant drie poorten en aan de westkant drie poorten.

21 En de twaalf poorten waren twaalf parels, elk afzonderlijk van de poorten was uit een parel.

25 En haar poorten zullen overdag geenszins gesloten worden, want geen nacht zal daar zijn. (Openbaring 21:12-13, 21, 25)

Poorten zijn er om binnen te laten wie naar binnen mag, om tegen te houden wie geen toegang heeft, om te vergaderen over bestuurlijke aangelegenheden en om recht te spreken. De stad had een grote en hoge muur. We hebben al overdacht wat we ons daarbij moeten voorstellen. Onderdeel van de muur zijn de poorten. Het hemelse Jeruzalem heeft twaalf poorten. Bij elk van deze poorten staat een engel en op elke poort een naam: de namen van de stammen van Israel. Aangezien de stad in het vierkant ligt, begrijpen we dat de poorten gelijkelijk verdeeld zijn: drie aan elke zijde. In vroeger tijden was het een goede gewoonte een poort de naam te geven van de stad, het land of landstreek waarheen de weg leidde die begon bij de poort. Tot op de dag van vandaag draagt een van de poorten in de stadsmuur van de oude kern van Jeruzalem de naam Damascuspoort. In het geval van het hemelse Jeruzalem zorgen de poorten voor verbinding tussen de stad en de aarde, en op de aarde met Gods aardse volk. Het feit namelijk dat de namen van de twaalf stammen van Israël op de poorten staan, leert ons dat de zegeningen van de gemeente in de eerste plaats zullen uitgaan naar Israël. Twaalf poorten dus … twaalf staat voor volmaaktheid en compleetheid. De gemeente is volmaakt (!) en compleet. Volmaakt wil zeggen gaaf, ongeschonden, perfect, vlekkeloos. Precies zoals de Here Jezus zich dat had voorgesteld.

(…) opdat Hij de gemeente voor Zich zou stellen, heerlijk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig en onberispelijk zou zijn. (Efeze 5:27)

Het volk van God is ook compleet. Niet een wordt vergeten, niet een is bij de opname achtergelaten. In de Romeinenbrief hint Paulus op het moment dat de laatste gelovige wordt toegevoegd. Als dat het geval is, dan zal de volheid van de volken ingaan, met andere woorden, dan volgt de opname!

Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is, opdat u niet wijs bent in eigen oog, dat er voor een deel over Israël verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan; (Romeinen 11:25)

Het materiaal van waarvan de poorten zijn gemaakt is zeer bijzonder en veelzeggend. ‘De twaalf poorten waren twaalf parels, elk afzonderlijk van de poorten was uit een parel’, lezen we. De parels waren dus zo groot dat uit een parel een hele poort kon worden gebouwd. En in het licht van de gigantische afmetingen van de stad, zullen we mogen aannemen dat ook de poorten een formidabele maat hebben. De keuze van de parel als bouwmateriaal voor de poorten is prachtig gekozen. De parel ontstaat in een oester, wanneer daar een zandkorreltje in terechtkomt. De scherpe randen van de korrel irriteren het gevoelige zachte oestervlees. Om de irritatie weg te nemen legt de oester een klein laagje parelmoer om de zandkorrel. Deze krijgt al doende een ronde vorm zonder scherpe hoeken en randen. Kortom, de parel ontstaat door lijden. Daarom doen de poorten ons onmiddellijk denken aan het lijden van de Here Jezus. Ze vertellen ons dat niemand de hemelse stad binnen kan komen, dan via het lijden en sterven van Christus. Alleen zij die gekocht en betaald zijn met het kostbare bloed van de Here Jezus hebben toegang tot de stad.

Regering

Poorten staan in verband met regering. Ook werd er in de poorten van steden rechtgesproken. In het Oude Testament vinden we een mooi voorbeeld.

1 Intussen was Boaz naar de poort gegaan en had zich daar neergezet. En zie, daar ging de losser voorbij, van wie Boaz gesproken had. Toen zeide hij: Gij daar, kom eens hier, zet u hier neer. Hij dan kwam en zette zich neer.

2 Daarop nam hij tien mannen uit de oudsten der stad en zeide: Zet u hier neer. En zij zetten zich neer. (Ruth 4:1-2)

De grote nadruk op de poorten onderstreept de betekenis van de stad als bestuursorgaan. De stad zal het centrum zijn van het heelal. Alles zal uit en door de gemeente geregeld worden. Waarom? Omdat de troon van God haar middelpunt is. De regering vanuit de hemelse stad zal aanvangen als God de Almachtige het koningschap heeft aanvaard. En dat gebeurt vlak voor de passages waarin de gemeente als bruid en vervolgens als stad wordt voorgesteld.

En ik hoorde als een stem van een grote menigte en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, die zeiden: Halleluja! Want de Heer, onze God, de Almachtige, heeft zijn koningschap aanvaard. (Openbaring 19:6)

En als de Koning regeert voert Hij  zijn bevelen uit door middel van zijn dienstknechten, de gemeente.

11 Het woord is betrouwbaar; want als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven;

12 als wij verdragen, zullen wij ook met Hem regeren; (…) (2 Timotheüs 2:12)

Voor het eerst in de menselijke geschiedenis zal er een rechtvaardige regering zijn.

Wachters

Johannes vertelt dat bij elke poort een engel staat. Dit is een voortzetting van de taken die de engelen al eeuwen uitvoeren met betrekking tot gelovigen en de gemeente. Verschillende teksten spreken die hierover.

Engelen staan gelovigen bij.

Zijn zij niet allen dienende geesten, die tot dienst uitgezonden worden ter wille van hen die de behoudenis zullen beërven? (Hebreeën 1:14)

Engelen vertegenwoordigen gelovigen voor Gods troon.

Let erop dat u niet een van deze kleinen veracht; want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen altijd het aangezicht zien van mijn Vader die in de hemelen is. (Mattheüs 18:10)

Engelen zijn emotioneel nauw betrokken bij de behoudenis van mensen.

Zo, zeg Ik u, ontstaat er blijdschap voor de engelen van God over een zondaar die zich bekeert. (Lukas 15:10)

Engelen staan gereed om te handelen als een gelovige sterft.

Het gebeurde nu dat de arme stierf en door de engelen werd gedragen in de schoot van Abraham. (Lukas 16:22)

Engelen weten dat er een geheimenis is dat te maken heeft met het evangelie, met gelovigen. Een geheimenis zo groot dat engelen (onze meerderen in sterkte en macht) er geen kennis van lijken hebben. Ze zouden er maar wat graag iets van weten.

Aan hen (oudtestamentische profeten) werd geopenbaard dat zij niet voor zichzelf, maar voor u de dingen bedienden die u nu zijn aangekondigd door hen die u het evangelie hebben verkondigd door de Heilige Geest die van de hemel is gezonden; dingen waarin engelen begerig zijn een blik te werpen. (1 Petrus 1:12)

De Here Jezus was tijdelijk beneden de engelen gesteld. Ook wij bevinden ons in positie beneden de engelen. Dat gaat veranderen na de opname. De gelovigen (voorgesteld door de 24 oudsten) staan in de hemel dichter bij Gods troon dan de engelen. Dus, van binnen naar buiten: de troon, de vier levende wezens, de oudsten, de engelen.

En alle engelen stonden rond de troon en de oudsten en de vier levende wezens (…)(Openbaring 7:11)

Het zal zelfs zo zijn dat we engelen zullen oordelen.

Weet u niet, dat wij engelen zullen oordelen? (1 Korinte 6:3)

En deze machtige wezens, altijd trouw in het dienen van God, zullen bij de poorten van het hemelse Jeruzalem staan. Deze engelen zijn wachters, mogelijk zelfs een erewacht. De poorten vormen een verbinding tussen de stad en de aarde tijdens het vrederijk. Gods zegen zal via de gemeente naar Israël gaan. Op aarde zal die zegen vanuit Israël de gehele mensheid bereiken.

Personen komen binnen, niet dwaalleringen of wangedrag

De poorten van de stad zijn bedoeld om personen in en uit te laten. Maar, vanzelfsprekend is niet Jan en allemaal welkom. Zoals boven beschreven, kunnen uitsluitend gelovigen, gekochten met het bloed van de Here Jezus in de stad worden toegelaten. Alle andere worden geweigerd. Deze artikelen gaan over de betekenis van het hemelse Jeruzalem voor de gemeente van vandaag. De poorten zijn daarin een belangrijk beeld. Als we de betekenis ruim nemen dan leren we hieruit dat alleen gelovigen mogen worden toegelaten tot de tafel van de Heer, en dat omgang in het algemeen met ‘verkeerden’ niet is toegestaan. Wij mensen zijn echter niet in staat gelovigen van ongelovigen te onderscheiden zoals de Here Jezus dat kan. Wij kunnen echter wel iemands leer en leven beoordelen. De Here Jezus is hier erg duidelijk over.

15 Past u op voor de valse profeten, die tot u komen in schapenvachten, maar van binnen zijn zij roofzuchtige wolven.

16 Aan hun vruchten zult u hen kennen. Men plukt toch geen druiven van dorens, of vijgen van distels?

17 Zo brengt elke goede boom mooie vruchten voort, maar de bedorven boom brengt slechte vruchten voort.

18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een bedorven boom geen mooie vruchten voortbrengen. (Mattheus 7:15-18)

(…) de boom is goed, en dan ook zijn vrucht goed; of stel: de boom is bedorven, en dan ook zijn vrucht bedorven. Want aan de vrucht wordt de boom gekend. (Mattheus 12:33)

Dit betekent dat de gemeente vandaag de dag mensen die zich gelovig noemen, maar in hun levenswandel iets anders laten zien, voor ongelovig moet houden. Evenzo moet de leer die zich gelovig noemende lieden verkondigen, getoetst worden. Gaat die in tegen de kernwaarheden van de Bijbel, dan kunnen we zo iemand niet als gelovige beschouwen. Dit houdt meteen ook in, dat, wanneer dergelijke mensen hun leven beteren, of hun opvattingen en verkondiging corrigeren, er een nieuwe situatie ontstaat. Hieronder een paar niet mis te verstane voorbeelden van Paulus, Petrus en Judas.

17 En ik vermaan u, broeders, geeft acht op hen die tweedracht en aanleidingen tot vallen verwekken tegen de leer die u geleerd hebt, en onttrekt u aan hen.

18 Want zulke mensen dienen niet onze Heer Christus, maar hun eigen buik; en door vleitaal en lofspraak bedriegen zij de harten van de argelozen. (Romeinen 16:18-18)

11 Maar nu heb ik u geschreven, dat als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten.

12 Want wat heb ik hen die buiten zijn te oordelen? Oordeelt u niet hen die binnen zijn?

13 Maar hen die buiten zijn, zal God oordelen. Doet de boze uit uw midden weg. (1 Korinte 5:11-13)

en dat vanwege de binnengeslopen valse broeders, die zich hadden binnengedrongen om onze vrijheid te bespieden die wij in Christus Jezus hebben, met het doel ons tot slavernij te brengen. (Galaten 2:4)

1 Er waren echter ook valse profeten onder het volk, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die verderfelijke sekten heimelijk zullen invoeren en de Meester die hen gekocht heeft, zullen verloochenen en een spoedig verderf over zichzelf brengen.

2 En velen zullen hun losbandigheden navolgen, en om hen zal de weg van de waarheid gelasterd worden. (2 Petrus 2:1-2)

Want bepaalde mensen zijn binnengeslopen, die van ouds tot dit oordeel tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid en onze enige Meester en Heer Jezus Christus verloochenen. (Judas 1:4)

De poorten van de hemelse Stad leren ons dat de gemeente van de Here Jezus Christus wereldwijd verontreinigd is met kwaadwillende lieden. Zij zijn de oorzaak van tweedracht en brengen eenvoudige gelovigen ten val. Zij treden alle voorschriften en leefregels uit het Nieuwe Testament met voeten. Het zijn binnengeslopen valse broeders, valse leraars. Dit gaat verder dan alleen maar zonde. Het gaat om mensen met een missie: het bederven van al het schoons dat de Here Jezus tot stand heeft gebracht. Daarom: of het nu het hemelse Jeruzalem tijdens het duizendjarig rijk betreft, of de gemeente in onze dagen, beide hebben poorten. En die poorten zijn er niet voor niets.