Middelaar

De betekenis van het woord middelaar is niet zo eenvoudig vast te stellen. Wie even zoekt komt al gauw tot een flinke opsomming: Arbiter, Bemiddelaar, Intermediair, Onderhandelaar, Scheidsman, Trait-d’union, Tussenpersoon, Verzoener.

In de Bijbel is een middelaar iemand die tussenbeide treedt bij twee strijdende partijen. Het doel is de partijen met elkaar te verzoenen. Bij mensen is verzoenen doorgaans een zaak van geven en nemen. Want wie nauwkeurig kijkt, ziet altijd dat beide partijen wel iets valt te verwijten. Denk maar eens aan de verhalen uit het EO-programma het Familiediner!

De verzoening waar we het echter nu over hebben is die tussen God en mens. En wat we hier verder ook over te melden hebben, duidelijk is dat je God niet iets kunt verwijten. God en mens moeten dan ook niet met elkaar verzoend worden, het is de mens die met God verzoend moet worden. Er is echter een probleem. De mens staat met lege handen. In zichzelf heeft de mens geen enkele mogelijkheid zich met God te verzoenen. Om die verzoening toch tot stand te brengen heeft de mens hulp nodig. Iemand moet voor de mens doen wat de mens zelf niet kan. Veelzeggend zijn dan ook de woorden van de apostel Paulus die zijn lezers in Korinte toeroept ‘wordt verzoend met God!’

Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen. (2 Korinte 5:20)

Paulus’ oproep is niet ‘verzoen je met God’. Dat zou vragen zijn naar het onmogelijke. Het is ‘wordt verzoend met God!’. OK, maar hoe moet dat dan? Job werd met die vraag geconfronteerd. Zijn jonge vriend Elihu weet dat zelfs iemand als Job, die volgens het getuigenis van het Oude Testament een rechtvaardig mens was, tekort schiet. Ook (zelfs!) Job heeft hulp nodig, iemand die het voor hem opneemt.

Indien een engel hem terzijde staat, een voorspraak, een uit duizend, om een mens zijn onschuld te kennen te geven, dan zal Hij Zich zijner erbarmen en zeggen: Bevrijd hem, dat hij niet in de groeve dale, de losprijs heb Ik verkregen. (Job 33:23-24)

Bijzonder dat hier al wordt gesproken over een losprijs. En dat in waarschijnlijk het oudste boek van de Bijbel!

Wet of geen wet

De Bijbel is duidelijk. Er is geen mens rechtvaardig, iedereen schiet tekort (Romeinen 3:11-12vv). Toch wordt iemand als Abraham door God rechtvaardig verklaard (Romeinen 4:3). Waarom? Heeft hij dan zo’n voorbeeldig leven geleid? Nee, maar hij geloofde God. En dat geloof werd hem tot gerechtigheid gerekend. Wat had God dan beloofd, wat was het dat Abraham geloofde? We lezen het in Genesis.

Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. (Genesis 12:2-3)

 Hier doet God Abraham verschillende beloften. Voor ons onderwerp is de passage ‘en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’ van belang. God belooft de komst van de Middelaar. En let op, God maakt deze belofte niet afhankelijk van iets wat Abraham en zijn nageslacht zouden moeten doen. De belofte zal worden vervuld, omdat God het heeft beloofd. Er kwam geen wet aan te pas, geen verplichtingen, geen andersoortige voorwaarden, niets van dat alles. God belooft, Abraham gelooft.

 Een fatale keuze

En dan komt Mozes, en de wet. We lezen het in de brief aan de Galaten.

Waartoe dient dan de wet? Om de overtredingen te doen blijken is zij erbij gevoegd. (Galaten 3:19)

Job, en velen met hem, wisten lang geleden al dat ze niet konden blijven staan voor een rechtvaardig God. Maar lang niet iedereen was daar van doordrongen. Om nu voor iedereen duidelijk te maken dat een mens niet uit zichzelf in staat is om naar Gods standaard te leven, gaf Hij de wet.

Wat was de Goddelijke eis? De Here Jezus zegt het tijdens de zogenoemde Bergrede.

Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is. (Mattheus 5:48)

In het voorafgaande had de Here Jezus de reikwijdte van de wet al aanzienlijk aangescherpt (lees Mattheus 5:17-48). ‘Wie kan dan behouden worden?’ zouden de discipelen later vragen. Antwoord: niemand. Maar wat zeiden de Israëlieten tegen Mozes?

En het gehele volk antwoordde eenparig: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen. En Mozes bracht de woorden van het volk weder aan de Here over. (Exodus 19:8)

Zij hadden echter moeten inzien dat het Gods bedoeling niet was dat ze zich vanaf dat moment minutieus aan de wet zouden houden – dat kan immers niet. God wilde toen al van meet af aan duidelijk maken dat alleen op basis van geloof een mens gerechtvaardigd wordt. Maar Israël dacht dat ze het wel in eigen kracht konden. Een fatale vergissing. Zo viel Israël af van de genade – de genade aan Abraham en zijn nageslacht beloofd.

De gevolgen werden onmiddellijk zichtbaar. Het volk moest Bij de berg Sinaï op afstand blijven; waar God met Abraham omging als met een vriend, toonde Hij zich nu als de schrikwekkende heilige God. Er was donder, er was bliksem, er waren donkere wolken, er was geweldig trompetgeschal. Het volk sidderde van angst.