Ook in dit tweede artikel zullen we stilstaan bij de twee beelden – bruid en stad – van de gemeente. De aandacht zal daarbij uitgaan naar de buitenkant, hoe de bruid of de stad eruitziet. Dat is geen oppervlakkige benadering, want het uiterlijk zegt ons alles over het innerlijk. Over dat binnenste komen we ook te spreken.
Bruiloft
Aan het slot van Openbaring vinden we de voleinding van verschillende geschiedenislijnen. Een daarvan is de bruiloft van het Lam. Merk op dat er niet staat de bruiloft van de gemeente. Het gaat om Christus, Hij is het middelpunt van alle gebeurtenissen, dus ook hier. De bruiloft verwerkelijkt de eeuwige band tussen Bruidegom en bruid.
7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt;
8 en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. (Openbaring 19:7-8)
Bruidskleed
In vers 7 lezen we dat de bruid zich heeft gereedgemaakt. Dit gereedmaken lezen we niet van de Bruidegom. Dat zou ook niet kunnen, want Christus is vanaf alle eeuwigheden de volmaakte, in Zichzelf gereed. In vers 8 wordt omschreven waaruit dit gereedmaken bestaat. De bruid is gegeven bekleed te zijn. Deze bruidskleding heeft ze dus niet zelf gemaakt, maar is voor haar gemaakt, en wordt aan haar gegeven. Het is Christus zelf, de bruidegom, die haar dit kleed geeft. Dit beeld kan worden teruggevoerd op een beroemde tekst uit het boek Jesaja.
Ik verblijd mij zeer in de Here, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom, die zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich met haar versierselen tooit. (Jesaja 61:10)
Binkend, fijn linnen
Hier in Jesaja wordt gerechtigheid verbonden met het beeld van kleding: klederen des heils en mantel der gerechtigheid. Het is God die de ‘ik’ in dit vers van deze kledingstukken voorziet. Anders gezegd: de klederen van het heil waarmee de gelovigen in Israël zijn bekleed, zijn Zijn eigen klederen. Zo ook de bruid in Openbaring 19. Zij krijgt Zijn klederen. En toch staat er iets wat hiermee in strijd lijkt te zijn. Er wordt gesproken van ‘blinkend, fijn linnen’ en van ‘de gerechtigheden van de heiligen’. We weten van dit linnen dat het door alle hemelingen wordt gedragen. Een kleine bloemlezing:
Wie overwint, die zal bekleed worden met witte kleren (…)(Openbaring 3:5a)
(…) op de tronen zaten vierentwintig oudsten, bekleed met witte kleren (…)(Openbaring 4:4)
En aan ieder van hen werd een lang wit kleed gegeven; (…)(Openbaring 6:11)
(…) stond voor de troon en voor het Lam, bekleed met lange witte kleren (…)(Openbaring 7:9)
En de zeven engelen die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein, blinkend linnen (…)(Openbaring 15:6)
En de legers die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. (Openbaring 19:14)
Wie zorgt voor het blinkend, rein, fijn linnen?
In al deze gevallen spreekt het witte kleed van rechtvaardigheid en heiligheid en kunnen we aannemen dat de dragers hun kleding van Christus hebben gekregen. Hiermee lijkt strijdig te zijn, dat het linnen van het bruidskleed is gemaakt van ‘de gerechtigheden van de heiligen’ (Openbaring 19:8). Dat lijkt te duiden op iets wat de heiligen zelf hebben gedaan. Om te begrijpen hoe dit zit, leggen we ons oor te luisteren bij Paulus. Wat zijn de gerechtigheden der heiligen?
Goede werken
Goede werken zijn al de eeuwen door het onderwerp van heftige discussies. Die woordenstrijd gaat over de plaats van goede werken. Zijn ze nodig om behouden te worden, of zijn we behouden om goede werken te doen? In zijn brief aan Efeze maakt Paulus duidelijk dat het laatste het geval is. Wie gelovig is, is opnieuw geboren, is een nieuwe schepping. We hebben onszelf niet nieuw gemaakt, God heeft ons opnieuw geschapen, we zijn Zijn nieuwe schepping, in Christus.
Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen. (Efeze 2:10)
Vrucht
Goede werken spelen geen enkele rol in onze herschepping. Het is geheel en al het werk van God. Maar met onze herschepping is het met de goede daden niet voorbij. Zij maken deel uit van de nieuwe toestand. God herschept niet alleen gelovigen, Hij bereidt ook goede daden, die voor de nieuwgeborenen bedoeld zijn. De goede daden zijn de vrucht van het nieuwe leven. Net zoals de landbouwer niet in staat is vruchten voor te brengen, zo kunnen wij geen goede daden doen. Maar de landbouwer kan wel al het nodige doen om de grond klaar te maken, zodat de planten kunnen groeien en vruchten voortbrengen. Als de boer niets doet, komt er geen vrucht. Doet hij alles wat tot zijn verantwoordelijkheid behoort, dan is het God die de vrucht doet groeien. Zo is het ook met de gelovige.
Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht (…)(Johannes 15:5)
Wie in de Here Jezus blijft, zal veel vrucht dragen. Met ‘in de Here Jezus blijven’ wordt bedoeld dat de gelovige een levende relatie met zijn Verlosser heeft, en zal proberen alles na te laten wat die relatie kan schaden. Dan zal er vrucht komen. Christus zal die vrucht doen groeien, een proces dat Paulus elders benoemd als ‘vrucht van de Geest’.
Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. (Galaten 5:22)
Samengevat kunnen we concluderen dat de gelovige niet zelf kan vruchtdragen, maar het door een slordige levenswandel wel kan schaden. Heeft hij de Here lief, dan zal hij alles willen doen om ‘in de Here Jezus te blijven’, opdat er vrucht zal zijn. Deze vruchten nu zijn de gerechtigheden van de heiligen, het materiaal waarvan het bruiloftskleed is gemaakt, het in de gelovige door de Geest van Christus tot stand gebrachte. Het kleed dat de bruid zal dragen is dus geheel en al gemaakt door de Bruidegom.
Gereedgemaakt
In vers 7 van Openbaring 19 vinden we een intrigerende zinsnede: ‘zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt’. De vraag is wat hiermee wordt bedoeld. Je denkt natuurlijk onmiddellijk aan de bruidsjurk, zoals we die hierboven hebben zien ontstaan als werk van Christus in de gelovigen. Het eindresultaat van dat werk zal schitterend zijn, maar we moeten er rekening mee houden dat het voorlopige resultaat waarschijnlijk een gemengd beeld oplevert. Uiteraard is daar al het volmaakte dat door Christus tot stand is gebracht, vermengd met ‘eigen inspanningen’. Anders gezegd, met werk gedaan ‘in eigen kracht’. Als dat zo is, dan wordt het nog een heel karwei om het kaf van het koren te scheiden. Ik stel me zo voor dat dit gaat plaatsvinden voor de rechterstoel van Christus, zoals die door Paulus wordt beschreven.
Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad. (2 Korinte 5:10)
Deze rechterstoel is niet dezelfde als de Grote Witte Troon uit Openbaring 21. Daar gaat het om ongelovigen, daar gaat het om eeuwig leven, of eeuwig afgrijzen. Hier in 2 Korinte 5 niet. Daar komen uitsluitend gelovigen voor de Rechter. Beoordeeld zal worden ‘wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad’. Alles zal openbaar worden, ook wat in het duister verborgen is. Wat vooral aan bod zal komen zijn de motieven waardoor we ons hebben laten leiden. Was het echt voor de Heer, of zochten we eigen eer? Een lastig karwei. Maar we kunnen het met een gerust hart aan deze Rechter overlaten. Want Hij die op de Rechterstoel zit, wordt ook het Woord genoemd. Zijn wijsheid en inzicht zijn oneindig, en ruimschoots voldoende voor deze taak. Hier eerst een korte beschrijving van waartoe het Woord in staat is.
12 Want het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, zowel van gewrichten als van merg, en oordeelt de gedachten en overleggingen van het hart.
13 En geen schepsel is voor Hem onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem met Wie wij te doen hebben. (Hebreeën 4:12-13)
Wie zou dat kunnen? Verdeling van ziel en geest, van gewrichten en merg, oordelen over de gedachten en overleggingen van het hart. Geen enkel mens, maar Christus wel, en Hij vergist Zich niet. Hij zal ook niet partijdig oordelen. Hij weet alles, want alle dingen zijn naakt en geopend voor Zijn ogen. Het eindoordeel zal tweeërlei zijn. Soms is er reden tot lof, en ontvangen we loon. Soms ook zal het oordeel negatief uitvallen, en zullen we worden bestraft. Bestraft in die zin dat duidelijk wordt dat we egoïstisch, egocentrisch te werk zijn gegaan. Bij dit alles gaat het om onze daden, ons denken en ons spreken. Dit alles zal plaatsvinden onmiddellijk na de Opname. Het zal het gezuiverde materiaal opleveren, dat de Bruidegom aanwendt om het bruidskleed te maken. Het bruidskleed dat is gemaakt van de gerechtigheden van de gelovigen.
Zonder vlek of rimpel
Hoe belangrijk het beeld van de bruid is, toont Paulus aan in de brief aan de Efeziërs. Je zou verwachten dat de vergelijkingsorde gelijk is aan die van bijvoorbeeld een kudde schapen. Je kunt de verhouding tussen de Here Jezus en de gelovigen vergelijken met een herder en zijn kudde, niet andersom uiteraard. De herder en zijn kudde zijn de werkelijkheid, het dient als voorbeeld voor ons om iets te leren over de verhouding van de Here Jezus met de gelovigen. Maar bij het beeld van de bruid is het precies andersom. Paulus draagt mannen op hun vrouw lief te hebben op dezelfde manier als de Here Jezus de gemeente (Zijn bruid) heeft liefgehad. Anders gezegd, de verhouding tussen de Here Jezus en de gemeente dient als voorbeeld om iets te leren over het huwelijk tussen man en vrouw. Mannen moeten uit de verhouding Christus-gemeente leren dat zij hun vrouw lief moeten hebben, en dat die liefde moet blijken uit hun bereidheid alles voor haar over te hebben, zoals Christus Zijn leven gaf voor Zijn hemelse bruid.
Mannen, hebt uw vrouwen lief, evenals ook Christus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven (Efeze 5:25)
Die allesomvattende liefde had als eerste doel dat Christus de Gemeente tot de Zijne zou maken. Maar daar blijft het niet bij. Nu Christus Zijn bruid heeft verworven, gaat Hij in Zijn liefde voor haar zorgen. Hij geeft alles om zijn vrouw, de Gemeente geschikt te maken straks bij Hem te zijn. Ze leeft in de wereld, en staat bloot aan allerlei negatieve invloeden. Ze kan worden verontreinigd, haar toewijding aan Hem kan verslappen, ze kan worden bevlekt met zonde, enzovoort. Om dat te voorkomen, dan wel te herstellen reinigt Hij haar door het Woord.
opdat Hij haar zou heiligen, haar reinigend door de wassing met water door het woord (Efeze 5:26)
Het doel van die reiniging is dat de bruid heilig zal zijn (apart gesteld voor Christus) en onberispelijk (waar niets op aan te merken valt), nu al, nog voor de opname.
opdat Hij de gemeente voor Zich zou stellen, heerlijk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig en onberispelijk zou zijn. (Efeze 5:25-27)
Let er op dat het hier niet om zonden gaat. Het gaat om de verontreinigende invloed die de wereld op de Gemeente heeft. Daar kun je als gelovige niets aan doen. Als je bijvoorbeeld iemand hoort vloeken, word je verontreinigd. Zo zijn er vele zaken in de wereld die je als gelovige onrein maken. Maar ook al kun je er niets aan doen, je mag het niet zo laten. Je moet weer schoongewassen worden. Daarvoor dient het waterbad van het Woord. Het Woord heeft een reinigende werking. Over die ‘schoonmakende’ werking van het Woord zegt de Here Jezus iets in het evangelie van Johannes.
U bent al rein om het woord dat Ik tot u heb gesproken (…) (Johannes 15:3)
Lees dus de Bijbel, het Woord van God, elke dag. Helaas wordt de gemeente niet alleen buiten haar wil om verontreinigd. Als we als christen een slordige levenswandel hebben, kan verontreiniging plaatsvinden omdat we het willens en wetens zochten. En dan wordt de verontreiniging tot zonde. Elke gelovige weet in zo’n geval wat hem te doen staat.
Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. (1 Johannes 1:9)
Tucht
Nog ernstiger wordt het als men in zonden – hetzij wat de levenswandel betreft, of ook in verkeerde leer – volhardt. De gelovige verontreinigt dan niet alleen zichzelf, maar ook de gemeente als geheel. Dan is de weg van de tucht de enige oplossing. Tucht dient altijd een positief doel. Het gaat er om de zondaar van zijn verkeerde weg terug te brengen, om waar en wanneer mogelijk tot herstel te komen. Ook als we dit in het licht van ons onderwerp bekijken – de Bruid van Christus. God – en de Here Jezus is God! – kan geen gemeenschap hebben met zonde(n). De gemeente moet indien nodig handelend optreden. Tucht is een reeks van mogelijke handelingen – indien nodig toenemend in ernst – met als uiterste optie uitsluiting van de betrokkene(n). Die ultieme stap mag een gemeente alleen zetten als alle andere maatregelen gefaald hebben. Het volgende rijtje geeft een indruk van wat de Schrift aan vormen van tucht vermeldt.
- vermaning (zie bijv. Filipenzen.4:2)
- berisping (zie 1 Timotheüs 5:1)
- bestraffing (zie Lukas 17:3 persoonlijk onder vier ogen: Galaten 2:11-14; 1 Timotheüs 5:20; 2 Timotheüs 4:2; Titus 1:13; 2:15 openlijk, vergelijk Spreuken 27:5)
- onttrekking (2 Thessalonica 3:6; Romeinen 16:17)
- verwerping (Titus 3:10,11)
- tekening (2 Thessalonica 3:14;15)
- uitsluiting, uit het midden wegdoen (Mattheus 18:18; 1 Korinte 5:13).
Verontreiniging en zonden vinden op grote schaal plaats. Denk alleen al aan de hopeloze verdeeldheid van de gemeente. Ja, we zijn een in Christus, maar in de praktijk van alle dag kunnen veel gelovigen niet met elkaar door een deur. Er is machtsmisbruik, ergerlijke verrijking, en zoals we de laatste jaren hebben gezien, veel seksuele onreinheid, culminerend in onthutsend massaal voorkomend kindermisbruik. Wat kunnen we als individuele gelovige daaraan doen? In ieder geval voorbede doen. De rest kunnen we beter bij de Here Jezus laten.
Een stralende bruid
Tot nu hebben we ons beziggehouden met ‘het uiterlijk van de bruid’. Ze is rein, zonder vlek of rimpel, zonder zonde, bekleed met de gerechtigheden van de heiligen. Toch is dit alles niet hét kenmerk van een bruid. Als het goed is valt bij een bruid als eerste op dat ze er heel blij uitziet: ze straalt van geluk. En dat is iets wat van binnenuit komt. De Bruid van Christus zal stralen, reken maar. Dat komt omdat ze vol is van Hem. God woont in haar hart, en dat zie je. En dit inwonen van God is niet iets van de toekomst, dat is nu al het geval.
Jezus antwoordde en zei tot hem: Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en woning bij hem maken. (Johannes 14:23)
In en door de Heilige Geest zullen de Vader en Zoon in de gelovige wonen. Wanneer en waarom? Als iemand de Here Jezus liefheeft, en Zijn woord bewaart! Kunnen we dan ook zeggen dat de Gemeente nu al straalt? Zeker, er zijn individuele gelovigen aan wiens gezicht dit kan worden afgelezen. Het Nieuwe Testament laat ook op verschillende plaatsen zien, dat dit de ‘normale’ toestand zou moeten zijn.
Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest. (2 Korinte 3:18)
Door het zien op de heerlijkheid van Christus, worden we zelf veranderd. Het eindresultaat is dat we gelijkvormig worden aan Zijn heerlijkheid (SB). Dat mag en kan nu al gezien worden. Anne de Vries vertaalt 2 Korinte 3:18 als volgt:
Zonder sluier over ons gezicht weerspiegelen wij allen de glans van de Heer en veranderen daardoor in zijn evenbeeld; onze glans komt uit de zijne voort, dat wil zeggen uit de Geest van de Heer.
Wie nauwkeurig leest zal zien dat Openbaring 19:7-8 niets zegt over de gezichtsuitdrukking van de bruid. Ze staat er schitterend bij, maar over haar innerlijk lezen we niets. Dat vinden we pas als het beeld verschuift naar het Nieuwe Jeruzalem. De eerste aanduiding van het Nieuwe Jeruzalem vinden we in het begin van hoofdstuk 21.
En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen van God, gereed als een bruid die voor haar man versierd is. (Openbaring 21:2)
De Heilige Geest gebruikt het beeld van de bruid om onze aandacht te vestigen op het nieuwe Jeruzalem. Johannes ziet de stad uit de hemel neerdalen, en wijst op haar uiterlijk: gereed als een bruid die voor haar man versierd is. Alles wat we zagen aan de bruid blijkt nu ook van toepassing op de stad.
Dan verschijnt een engel. Hij nodigt Johannes uit mee te komen en een blik te werpen op de bruid, de vrouw van het Lam. Johannes wordt meegevoerd naar een hoge berg en ziet de heilige stad! Het beeld gaat over van de bruid naar de stad. De bruid laat ons vele aspecten van de gemeente zien, in de stad ontdekken we weer andere. Wat we misten bij het beeld van de bruid (de uitstraling) vinden we thans bij de stad. Het nieuwe Jeruzalem heeft de heerlijkheid van God. Johannes ziet een lichtglans! De stad straalt!
9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam en sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam tonen.
10 En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, die uit de hemel neerdaalde van God
11 en de heerlijkheid van God had. Haar lichtglans was aan zeer kostbaar gesteente gelijk, als een kristalheldere jaspissteen. (Openbaring 21:9-11)
In het volgende artikel zullen we beginnen met het bewonderen van deze wonderlijke stad.