De Gemeente in de Bijbel is het geheel van alle gelovigen vanaf Pinksteren tot aan het moment van de opname van de Gemeente – een geestelijke betekenis. We kennen het woord gemeente echter ook in wereldlijke zin. In Nederland is iedereen inwoner van een gemeente, de laagste bestuurlijke eenheid in ons land, bestuurd door een gemeenteraad en een college van burgemeester en wethouders. We kennen het woord ook in kerkelijke zin. Iemand is bijvoorbeeld lid van de Vrije Evangelische Gemeente. Het gaat hier echter steeds om organisaties, bedacht en bestierd door mensen. De Gemeente in Bijbelse zin echter is een Lichaam, een Organisme, gevormd door de doop met de Heilige Geest. De Gemeente is het Lichaam van Christus. Het Nieuwe Testament gebruikt vele beelden om het wezen van de Gemeente uit te drukken, om ons te onderwijzen wat diens ‘breedte, lengte, hoogte en diepte’ is. Voorbeelden zijn Lichaam, Kudde, Bruid, Huis, Tempel en Stad. Meest opvallende aspect van al deze gelijkenissen is de eenheid. De Gemeente is één Lichaam, één Kudde, één Bruid, één Huis, één Tempel en één Stad.

Werk in uitvoering

De Gemeente wordt gebouwd. Deze bouw is nog steeds gaande. Het Nieuwe Testament bekijkt deze bouw vanuit twee perspectieven. Het ene is vanuit menselijk oogpunt: de mens bouwt, het andere perspectief vertelt ons dat God bouwt. Duidelijk zal zijn dat dit een kwaliteitsverschil veroorzaakt. Paulus wijst dan ook op de verantwoordelijk van de gelovigen en onderscheidt diverse bouwmaterialen:

(…) goud, zilver, kostbare stenen, hout, hooi of stro (1 Korinte 3:12)

De kwaliteit van het bouwwerk zal worden getoetst, met vuur. Twee gevolgen laten zich raden: het gebouwde houdt stand, of het verbrandt. Wat met het gebouwde gebeurt heeft ook gevolgen voor de bouwer: hij ontvangt loon, of hij lijdt schade. Schade lijden betekent hier niet verloren gaan, maar het niet ontvangen van loon.

13 Ieders werk zal openbaar worden. Want de dag zal het aan het licht brengen, omdat deze in vuur geopenbaard wordt, en hoe ieders werk is, dat zal het vuur beproeven.

14 Als iemands werk dat hij daarop gebouwd heeft, zal blijven, zal hij loon ontvangen;

15 als iemands werk zal verbranden, zal hij schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, maar zo als door vuur heen. (1 Korinte 3:13-15)

Petrus spreekt over Gods bouw van de Gemeente. Hij laat zien dat gelovigen dienen als bouwmateriaal. Na hun wedergeboorte zijn ze levende stenen geworden, die door God bij de bouw worden gebruikt.

en u wordt ook zelf als levende stenen gebouwd, als een geestelijk huis tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden te offeren, die voor God aangenaam zijn door Jezus Christus. (1 Petrus 2:5)

Het eindresultaat

Het werk van mensen wordt beoordeeld, Gods werk kan echter (en hoeft!) niet te worden beoordeeld: het is volmaakt. Het resultaat van Gods bouwen zien we in Openbaring 21 en 22. De Gemeente is geworden tot een stad, grandioos in afmeting en schoonheid. De omschrijving van de stad geeft details over het uiterlijk, de afmetingen, bouwmaterialen en betekenissen, over het leven in de stad en diens bewoners, en over het doel (!) van deze wonderlijke woonplaats. In volgende artikelen gaan we deze details bekijken, proberen we de betekenis te achterhalen en wat de gemeente van Jezus Christus vandaag de dag kan leren van het ideaalbeeld dat Johannes getoond wordt. Laten we daarbij in het oog houden dat God vanaf het allereerste begin van de bouw van de gemeente deze schitterende stad voor ogen had. Sterker, als Hij naar de huidige gemeente kijkt, ziet Hij al deze pracht, net zoals Hij Zijn Zoon Jezus Christus in elke gelovige ziet.

Het nieuwe Jeruzalem is een metafoor

Een metafoor is een beeld om iets uit te drukken, op basis van vergelijking, bijv. ‘zijn ogen schoten vuur’ om te zeggen dat iemand heel kwaad keek. In de Bijbel komen we gelijkenissen tegen. Dat zijn verhalen waarmee de Here Jezus een algemenere waarheid duidelijk wil maken. Metafoor en gelijkenis beogen hetzelfde, maar zijn toch ook verschillend. Een metafoor is een statisch beeld, een gelijkenis is een verhaal waarin zich iets ontwikkelt. Wie de beschrijving van het nieuwe Jeruzalem leest, ziet dat daarin geen gebeurtenissen plaatsvinden, het is dus geen verhaal.

Openbaring is een moeilijk boek. Moeilijk omdat werkelijkheid en beelden door elkaar heen gebruikt worden. Lezen we bijvoorbeeld Openbaring 5. Wie is het waard het boek te openen? Het wordt ons gepresenteerd als een verhaal, als een reeks gebeurtenissen. Als Johannes in tranen uitbarst, omdat niemand waard (b)lijkt het boek te openen, wijst een van de oudsten (beeld van de opgenomen gemeente!) op ‘de leeuw uit de stam van Juda’. Echter, als Johannes in de aangewezen richting kijkt, ziet hij geen leeuw, maar een lam, een heel merkwaardig lam.

(…) een Lam staan als geslacht; het had zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven Geesten van God (…) (Openbaring 5:6)

We herkennen in zowel de Leeuw als het Lam aspecten van de Persoon en het werk van de Here Jezus. Maar zouden we Hem in de hemel in die gedaanten tegenkomen? Dat lijkt me erg onwaarschijnlijk.

Johannes krijgt verderop in Openbaring nog voor hij het nieuwe Jeruzalem mag zien uitzicht op een stad. Let op de volgorde. Johannes wordt door een van de engelen naar een dorre woestijn gebracht. Daar ziet Johannes de grote hoer, dat is de valse kerk.

1 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij en zei: Kom, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer die op vele wateren zit,

2 met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben, en zij die de aarde bewonen zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij.

3 En hij voerde mij weg in de geest naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest dat vol namen van laster was en zeven koppen en tien horens had. (Openbaring 17:1-3)

Wat volgt is een uitgebreide beschrijving van de kenmerken van de hoer en de betekenis van de koppen en de horens van het beest, waarop de hoer is gezeten. Ten slotte wordt het hoofdstuk afgesloten met een opzienbarende conclusie:

En de vrouw die u hebt gezien, is de grote stad die het koningschap heeft over de koningen van de aarde. (Openbaring 17:18)

De vrouw, de grote hoer, is de stad Babylon.

Dan komen we bij het nieuwe Jeruzalem. Al in hoofdstuk 19 ontmoeten we de vrouw van het Lam. Er klinkt een oproep om blij te zijn, want de bruiloft van het Lam is gekomen.

7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt;

8 en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. (Openbaring 19:7-8)

We lezen in hoofdstuk 21 de aankondiging van wat Johannes te zien zal krijgen. Merk op dat bij deze aankondiging nagenoeg dezelfde bewoordingen gebruikt worden als in Openbaring 17.

En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam en sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam tonen. (Openbaring 21:9)

Vergelijk s.v.p. Openbaring 17:1 en 21:9 met elkaar! Maar waar Johannes in hoofdstuk 17 de grote hoer, de valse kerk te zien krijgt, ziet hij nu de bruid, de vrouw van het Lam, dat is de ware kerk. Werd Johannes de grote hoer getoond in de woestijn, nu wordt hij op een hoge berg geplaatst en ziet… een stad!

Bent u ooit een vrouw tegengekomen die het uiterlijk van een stad had? Ik niet. Toch wordt tweemaal door een engel tegen Johannes gezegd, dat hij een vrouw zal zien. En dat gebeurt ook. Eerst is daar de grote hoer (de valse kerk), vervolgens de bruid van het Lam (de ware kerk). Maar uiteindelijk blijken beide vrouwen slechts beelden te zijn. Net als toen Johannes werd gewezen op een Leeuw, en hij een Lam zag, wordt hij gewezen op een vrouw, en ziet een stad. Zijn aandacht wordt getrokken naar het ultieme beeld: een stad. Maar die stad is in feite een groep mensen. Petrus liet ons immers al zien dat God de gelovigen als levende stenen gebruikt! Alle menselijke dienaren van satan vormen samen de stad Babylon. Alle wedergeborenen vormen samen het Nieuwe Jeruzalem. Het beeld van de stad dient slechts om ons alle heerlijkheden van de gemeente in begrijpelijke beelden en bewoordingen te tonen.

Voor sommige gelovigen zal dit misschien een teleurstelling zijn. Verknocht als ze zijn aan het lied ‘Lichtstad met uw paarlen poorten.’ Gelukkig is er geen reden voor teleurstelling. Wij gelovigen worden geen bewoners van die stad, we zijn die stad. Denk aan de woorden van Paulus:

Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. (1 Korinte 2:9)

God heeft zegeningen voor ons klaarliggen zo groot, zo rijk, groter dan wat ook, dat we moeten constateren dat niemand dat ooit heeft gezien, ja, dat zelfs niemand er ooit van heeft gehoord, nog sterker, dat het zelfs nog nooit door iemand is bedacht. Het gaat ons huidige begripsvermogen verre te boven. En toch wil God ons nu al iets van die dingen laten zien. En daar gebruikt Hij een beeld voor, het beeld van een stad.