Betekenis

Als betekenis van het woord voorzienigheid wordt vaak het woord Godsbestuur gegeven. Dat klinkt eng en misschien zelfs wat bekrompen, maar dat is het niet. Voorzienigheid en Godsbestuur betekenen niets meer of minder dan ‘God zorgt er voor’. Voorzienigheid is Gods activiteit die ons garandeert dat alle door Hem gedane beloften ook werkelijkheid worden. Het is zoals Paulus in Romeinen 8 en Filippi 1 schrijft.

 Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. (Romeinen 8:28)

 Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.(Filippenzen 1:6)

Abraham en de voorzienigheid

Het woord voorzienigheid is ontleend aan de geschiedenis van het offer van Izak in Genesis 22.

8 En Abraham zeide: God zal Zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon. Zo gingen die beiden tezamen.

14 En Abraham noemde die plaats: De Here zal erin voorzien; waarom nog heden gezegd wordt: Op de berg des Heren zal erin voorzien worden. (Genesis 22:8, 14)

Vrije wil versus voorzienigheid

Het begrijpen van Gods voorzienigheid stuit op hetzelfde probleem als het begrijpen van Gods uitverkiezing. God is ‘aan het werk’, terwijl de mens toch verantwoordelijk blijft voor het eigen doen en laten. Beide bestaan naast elkaar, en wij mensen kunnen niet begrijpen hoe dat kan. Toch leert de Bijbel zowel het een als het ander. En die Bijbel is onze kenbron. Iedereen die de Bijbel raadpleegt over de voorzienigheid merkt al heel gauw dat deze dingen ons begrip te boven gaan. Laat dat echter geen reden zijn de Bijbel te sluiten. De Bijbelse voorzienigheid is juist een uiting van Gods liefde, en al begrijpen we het niet, we mogen het niet negeren. God Zelf zegt ons dat er zaken zijn die wij als mensen niet kunnen begrijpen.

Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten. (Jesaja 55:9)

Wat bedoelen we met voorzienigheid?

  1. God weet van alle dingen van te voren dat ze zullen gebeuren.

Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen; (Jesaja 46:10)

  1. God zorgt voor alles en iedereen, maakt dat alles wat gebeuren moet, gebeurt.

17 (…) spreekt de Here, die deze dingen doet,

18 welke van eeuwigheid bekend zijn. (Handelingen 15:17-18)

  1. Alles is onderworpen aan Gods macht.

En de Here zeide tot de satan: Zie, al wat hij bezit, zij in uw macht; alleen tegen hemzelf zult gij uw hand niet uitstrekken. Toen ging de satan van des Heren aangezicht heen. (Job 1:12)

Als je dit zo leest krijg je onwillekeurig het gevoel dat mensen robots zijn. Immers, God trekt aan alle touwtjes, en wij marionetten hebben geen andere keus dan gehoorzamen. Het gaat zelfs nog verder, want ook alle andere dingen die gebeuren – natuurrampen bijvoorbeeld – vallen onder Gods voorzienigheid. En toch hebben wij mensen onze eigen verantwoordelijkheid. Gods voorzienigheid werkt dermate ‘ongemerkt’, dat wij alles ervaren als ‘eigen keus’, of als een zaak van toeval. En zoals gezegd, voorzienigheid en vrije wil combineren gaat ons begrip te boven. Misschien dat we het later mogen begrijpen, maar voor nu is de capaciteit van ons verstand ontoereikend. Dat is voor gelovigen geen probleem, want voor hun geldt, dat de ogen van hun hart verlicht zijn, zodat we mogen vertrouwen dat ‘Vader voor ons zorgt’.

verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, (Efeze 1:18)

Ongelovigen daarentegen, zullen deze Bijbelse waarheid verwerpen, of er een karikatuur van maken.

17 Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken,

18 verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart. (Efeze 4:17-18)

Twee aansprekende voorbeelden

De Bijbel geeft vele voorbeelden van Gods voorzienigheid in combinatie met de vrije keuze van mensen. Het eerste voorbeeld komt uit het Oude Testament. Jozef lag niet goed bij zijn broers. Hoewel niet uit hoogmoed, sprak hij over dromen, die er op leken te wijzen dat God hem tot een belangrijk persoon zou maken. Zo belangrijk, dat zelfs zijn eigen familie voor hem zou buigen. Zijn broers, onder wie een paar echte rouwdouwers, zouden hem wel eens een lesje leren.

18 En zij zagen hem van verre. Maar voordat hij bij hen gekomen was, smeedden zij een aanslag tegen hem om hem te doden.

19 Zij zeiden tot elkander: Zie, daar komt die aartsdromer aan.

20 Nu dan, komt, laten wij hem doden en in een van de putten werpen, en laten wij dan zeggen: een wild dier heeft hem verslonden. Dan zullen wij zien, wat er van zijn dromen terechtkomt. (Genesis 37:18)

Juda zorgde ervoor dat Jozef niet gedood werd. In plaats daarvan werd hij aan de Midjanieten verkocht. Jaren later waren de dromen van Jozef werkelijkheid geworden. Als onderkoning van Egypte ontving hij zijn broers, en maakte hij zich aan hun bekend. Bij twee gelegenheden legt hij uit dat – hoewel zij Jozef verkocht hadden (en ze waren daar echt niet toe gedwongen (!)) – het Gods voorzienigheid was die Jozef gebruikte om zijn familie van de hongerdood te redden.

Maar weest nu niet verdrietig en ziet er niet zo ontsteld uit, omdat gij mij hierheen verkocht hebt, want om u in het leven te behouden heeft God mij voor u uit gezonden. (Genesis 45:5)

Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden. (Genesis 50:20)

Het tweede voorbeeld lezen we in het Nieuwe Testament. In Handelingen 2 legt Petrus uit dat de ‘mannen van Israël’ de door God gezonden Messias hebben gedood. Wie de lijdensgeschiedenis uit de vier evangeliën leest, ziet een kwaadaardig streven Gods Zoon uit de weg te ruimen. Een streven dat eindigt met de kruisdood van de Here Jezus op Golgotha. Petrus vertelt hoe God door krachten, wonderen en tekenen had laten zien dat de Here Jezus de beloofde Messias was. Maar in plaats van Hem als zodanig te herkennen en erkennen, hadden ze Hem gedood. Dat is de kant van de menselijke verantwoordelijkheid, want ze hadden Hem uit vrije wil overgeleverd.

Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeër, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet (Handelingen 2:22)

Hier stopt Petrus echter niet. Nadat hij Israël op hun verantwoordelijkheid heeft gewezen, gaat hij verder met uitleggen, dat er nog een andere kant aan de zaak zit. Hij spreekt over Gods voorzienigheid. Het uitleveren van de Here Jezus blijkt te zijn gebeurd omdat God van tevoren wist dat Hij dit zou laten gebeuren.

deze (de Here Jezus), naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt gij door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood. (Handelingen 2:22-23)

Toeval

Dit houdt dus in dat voor God geen toeval bestaat. Er overkomt Hem niets, het loopt Hem nooit uit de hand. Voor ons mensen ligt dat anders. Wij ervaren gebeurtenissen regelmatig als toevallig. De Here Jezus houdt daar in een gelijkenis zelfs rekening mee.

Bij geval daalde een priester af langs die weg; en deze zag hem, doch ging aan de overzijde voorbij. (Lucas 10:31)

Uit de aangehaalde tekstplaatsen kunnen we dus afleiden dat God alle dingen bestuurt (men noemt dit wel Gods algemene goedheid). Voor gelovigen heeft dit een extra dimensie. God bestuurt namelijk alle dingen ten dienste van ons eeuwig behoud (wordt wel bijzondere goedheid genoemd of genade).

Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. (Romeinen 8:28)

Maar ook voor ongelovigen geldt dat God alles in het werk stelt om hen tot bekering te leiden. God plaatst als het ware richtingaanwijzers, die bedoeld zijn de mens tot berouw en bekering te brengen.

Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt? (Romeinen 2:4)

Eigen verantwoordelijkheid

We kunnen ons nooit verschuilen achter het leerstuk van de voorzienigheid, net zoals we niet onder Gods bevel tot bekering kunnen uitkomen met een verwijzing naar uitverkiezing. Geen mens voelt zich in zijn leven van alledag gedwongen. We doen de dingen uit vrije wil. En toch blijft staan dat God alles bepaalt.

Nu zouden we kunnen denken dat een goede God zich zou beperken tot goede maatregelen. Dat blijkt echter te simpel gedacht. God – hoewel niet de bedenker van het kwaad – gebruikt ook ‘slechte’ dingen voor Zijn doel. Zo is elke overheid door God ingesteld, ook de slechte!

Elke ziel zij aan de over haar gestelde overheden onderdanig; want er is geen overheid dan door God, en die er zijn, zijn door God ingesteld. (Telos)(Romeinen 13:1)

Soms houdt God op zichzelf goede zaken tegen. Dat heeft uiteraard niet te maken met willekeur, maar met het feit dat God iets heel anders wil.

6 En zij (Paulus en Silas) gingen door het Frygisch-Galatische land, maar werden door de Heilige Geest verhinderd het woord in Asia te spreken;

7 en bij Mysie gekomen, poogden zij naar Bitynie te reizen, maar de Geest van Jezus liet het hun niet toe;

8 en toen zij Mysie voorbij waren, kwamen zij te Troas.

9 En Paulus kreeg in de nacht een gezicht; er stond een Macedonisch man, die hem toeriep: Steek over naar Macedonië en help ons.

10 Toen hij het gezicht gezien had, zochten wij dadelijk gelegenheid om naar Macedonië te vertrekken, daar wij eruit opmaakten, dat God ons had geroepen om hun het evangelie te verkondigen. (Handelingen 16:6-10)

Tweemaal worden Paulus en Silas tegengehouden. Er staat overigens niet dat de Heilige Geest sprak, maar alleen dat de Heilige Geest verhinderde. Vervolgens krijgt Paulus een gezicht. En uit dat gezicht – in combinatie met de verhinderingen – begreep Paulus dat God wilde dat ze naar Macedonië zouden vertrekken. Deze geschiedenis is een fraaie illustratie van de onder gelovigen roulerende zegswijze ‘als God een deur sluit, opent Hij een venster’. Zo werkt Gods voorzienigheid.

Gods leiding in ons leven

God leidt ons leven. Soms merken we er iets van, meestal niet. Er zijn getuigenissen van gelovigen die door engelen uit gevaarlijke situaties werden gered. Anderen, in grote financiële problemen, vonden een anonieme gift op hun deurmat. Weer anderen staan voor grote raadsels als ze meemaken hoe een jonge, bevlogen evangelist, op wiens arbeid veel zegen lijkt te rusten, plotseling uit het leven wordt gerukt.

Job vat dergelijke onbegrijpelijke gebeurtenissen kernachtig samen.

(…) De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd. (Job 1:21)

Jobs vriend Eliahu zegt later een waar woord.

Zie, God is groot, en wij begrijpen Hem niet, (…) (Job 36:26)

Zoals hierboven al opgemerkt, Gods voorzienigheid gebruikt goede en kwade krachten.

(…) Geschiedt er een ramp in een stad, zonder dat de Here die bewerkt? (Amos 3:6)

De Here Jezus benadrukt dat de wetenschap dat God voor ons zorgt, ons rust en ontspanning zou moeten geven.

31 Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?

32 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. (Mattheus 6:31-32)

Dat wil uiteraard niet zeggen dat we geen eigen verantwoordelijkheid hebben. Ook niet met een beroep op geestelijke taken.

11 Wij horen namelijk, dat sommigen onder u zich ongeregeld gedragen, door geen werk te verrichten, maar bezig te zijn met wat geen werk is;

12 zulke mensen bevelen wij en wij vermanen hen in de Here Jezus Christus, dat zij rustig bij hun werk blijven en hun eigen brood eten. (2 Thessalonica 3:11-12)

We hebben te werken voor ons dagelijks brood.

Gods voorzienigheid zou ons tot dankbaarheid moeten leiden

Het is goed voor een mens zich rekenschap te geven van Gods voorzienigheid. Lees wat Daniel zegt tegen Belsassar.

God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt. (Daniel 5:23)

Of Paulus tot de Efeziërs.

in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, (Efeze 1:11)

Hoe moeten we hier mee omgaan?

We hebben gezien dat Gods voorzienigheid onze leven bestuurt. Hij doet dat op Zijn eigen ondoorgrondelijke wijze, maar met het oog op ons eeuwig heil. Het is daarom van groot belang dat we ons bewust zijn van deze heerlijke waarheid. Petrus zegt hierover in zijn tweede brief behartigenswaardige dingen.

Zijn Goddelijke kracht heeft ons immers alles geschonken betreffende het leven en de godsvrucht door de kennis van Hem die ons heeft geroepen door zijn eigen heerlijkheid en deugd, (2 Petrus 1:3)

Zijn goddelijke macht heeft ons al het nodige gegeven om als rechtschapen mensen te leven, doordat hij ons diegene heeft leren kennen die ons met zijn schitterend grote daden geroepen heeft. (Anne de Vries)(2 Petrus 1:3)

God heeft ons alles gegeven wat nodig is om te leven zoals een gelovige zou moeten leven. Denk daar eens goed over na. Zou het niet kunnen betekenen dat we maar al te vaak in ons gebed vragen om dingen die we al lang hebben ontvangen? Dat we nauwelijks weten wat we in de Here Jezus allemaal al hebben gekregen? Het ‘alles’ hebben we te danken aan de werking van de ‘goddelijke kracht’. De gaven waar Petrus op doelt hebben we gekregen ‘door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft.’ Dit betekent voor ons dat ‘hoe beter we de Here kennen’, des te beter we weten wat we in Hem allemaal hebben ontvangen. In het volgende vers noemt Petrus de zaken waar hij aan denkt.

door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst. (2 Petrus 1:4)

Welke kostbaarheden zijn het? Deel hebben aan de goddelijke natuur, en niet worden meegetrokken in het verderf (veroorzaakt door onze zelfzucht) dat deze wereld langzaam maar zeker te gronde richt. Deze dingen zijn ons gegeven. We zijn wedergeboren, Christus leeft in ons, we zijn kinderen van God, we zijn niet langer van deze wereld. Lees de jubelzang van Paulus uit Romeinen 8.

31 Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?

32 Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? (Romeinen 8:31-32)

31 Wat moeten we hier verder nog over zeggen? Als God ons helpt, wie kan ons dan nog wat doen?

32 Zijn eigen Zoon heeft hij niet eens gespaard; om ons allemaal te helpen heeft hij hem uitgeleverd. Na zo’n geschenk zal hij ons toch zeker ook al het andere nog wel cadeau doen? (Anne de Vries) (Romeinen 8:31-32)

Of, zoals de Here Jezus het verwoordde…

31 Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?

32 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. (Mattheus 6:31-32)

Gods voorzienigheid en ons gebed

Gods voorzienigheid vindt zijn hoogtepunt in het offer van de Here Jezus. God heeft Hem gegeven, zodat wij gered konden worden. Gods voorzienigheid houdt in dat Hij er op Zijn eigen ondoorgrondelijke manier voor zorgt dat we veilig de eindbestemming bereiken.

Maar, valt er dan nog wel wat te bidden? Jazeker wel. Allereerst natuurlijk om God te danken, groot te maken, te verheerlijken. Maar ook gebeden om hulp zijn nog steeds op hun plaats. Gebeden om hulp, om wijsheid, voorbede voor andere mensen, etc.

Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. (Filippi 4:6)

Bezorgdheid is dikwijls een teken van ongeloof in de zorg van God. Paulus geeft hier hét antwoord op bezorgdheid, namelijk gebed met dankzegging. ‘Met dankzegging’ wil zeggen, dat de gelovige zich tijdens het gebed realiseert, hoe God in het verleden voor hem heeft gezorgd. Hierdoor zal het geloof en vertrouwen dat Hij ook nu zal voorzien, groeien. Denk ook aan de belofte van de Here Jezus, dat God in al onze noden zal voorzien, wanneer wij ons richten op ‘Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid’.

Het gaat hier om bezorgd zijn ‘in elke situatie’. Eigenlijk staat het voorschrift hier in de vorm van een opdracht: maakt u niet bezorgd (SB).

Bij bidden hoort ook vrijmoedigheid. Dat is overigens iets anders dan ‘familiair’ zijn. God is God, wij zijn slechts mensen. Vrijmoedigheid raakt aan vertrouwen en zekerheid. Johannes gaat hier in zijn eerste brief verder op in.

14 En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort.

15 En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden. (1 Johannes 5:14-15)

Bidden naar Zijn wil is niet proberen om God ‘om te praten’. Het is wel een overgave aan Zijn wil en een uiting van afhankelijkheid van Zijn plan. Zijn wil geschiede! Wie zo bidt, vindt een open oor en verhoring (SB).

Toch kan het zijn dat je als gelovige niet weet wat te bidden. Dan is er in de eerste plaats Gods Geest, Die volgens Paulus bidt wat wij niet weten te bidden. Maar we mogen ook rechtstreeks om wijsheid vragen.

Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. (Jakobus 1:5)

Volgens Spreuken is God de Gever van wijsheid.

Want de Here geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid; (Spreuken 2:6)

Iedere gelovige heeft wijsheid nodig. Met name in tijden dat het moeilijk is (Jacobus heeft het over beproeving van het geloof), kan de gelovige merken aan wijsheid te kort te komen. En dan gaat het om levenswijsheid, inzicht in de rechte levensweg. Wie God daarom bidt zal de benodigde wijsheid ontvangen. God geeft immers zonder voorwaarden en zonder verwijt. Overigens zal het de gelovige in de praktijk meteen ook duidelijk worden dat de ontvangen wijsheid naar de Bijbel wijst. Paulus wijst Timotheüs die weg, en ook ons.

14 Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wel bewust van wie gij het hebt geleerd,

15 en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. (1 Timotheüs 3:14-15)

God beantwoordt al onze gebeden langs de weg van Zijn voorzienigheid. Er komen geen briefjes uit de hemel dwarrelen. En ook met zogenaamde ‘persoonlijke woorden van God’ moeten we erg voorzichtig zijn.

Persoonlijke woorden van God

Iemand die claimt een persoonlijk woord van God te hebben ontvangen – door middel van een al dan niet hoorbare stem, of een droom, of een visioen – begeeft zich – hoe zuiver zijn of haar motieven ook zijn – op glad ijs. Je zou kunnen zeggen dat zo iemand tegen zichzelf profeteert. Immers, alle boodschappen die van God afkomstig zijn vallen onder de categorie profetie. En dus vallen persoonlijke woorden van God onder dezelfde criteria als alle andere profetie. In mijn artikel ‘The Trump Prophecies (1)’ leg ik uit wat Gods criteria zijn met betrekking tot profeten en profetieën. Iemand zal misschien zeggen dat we persoonlijke woorden van God niet zo zwaar moeten opnemen, maar dat is een vergissing. Een persoonlijk woord van God is niets meer en niets minder dan een profetie. Degene die het ‘woord’ ontving zegt ‘God heeft tot mij gesproken’. In Deuteronomium 13 en 18 maakt de Heilige Geest korte metten met elke zweem van mogelijk bedrog. De profeet en diens profetie moeten voor de volle 100% correct zijn, anders mag men er niet naar luisteren. Een persoonlijk woord van God moet derhalve ook voor 100% correct zijn. Is het dat niet, dan is het geen woord van God.

We horen aan de lopende band van gelovigen die persoonlijke woorden van God ontvangen. Maar hoe controleer je dat? Aan de hand van praktische uitkomsten? Dus iets in de trant van ‘het persoonlijke aan mij gerichte woord van God heeft me tot grote successen geleid’. Maar wat als het volgen van dit woord voor de ontvanger diepe rampspoed betekent? Was het dan geen woord van God? Neem de profeet Jeremia. Niemand zal willen beweren dat hij geen profeet was. God had hem als zodanig geroepen, en stuurde hem voortdurend op pad. Maar was zijn bediening een succesverhaal? Het lijkt er niet op. Niemand geloofde hem. Men wilde hem doden, gooide hem in een stinkende put, verbrandde de schriftelijk neerslag van zijn boodschap in de open haard, sleepte hem mee naar Egypte, en wat niet al.

Laten we eens zien wat de Schrift over deze dingen zegt. In de brief van Jakobus vinden we leerzaam fragment.

13 Komaan dan, u die zegt: Vandaag of morgen zullen wij naar die stad gaan en daar een jaar doorbrengen en handel drijven en winst maken;

14 u die niet weet wat morgen gebeuren zal. (Want hoe is uw leven? Want u bent een damp die een korte tijd gezien wordt en daarna verdwijnt)

15 In plaats dat u zegt: Als de Heer het wil en wij leven, zullen wij dit of dat doen.

16 Nu roemt u echter in uw hoogmoedigheden; al zulk roemen is boos. (Telos)(Jakobus 4:13-16)

Jakobus neemt handelaars als voorbeeld. Deze kondigen aan plannen te hebben om naar ‘Rijkestad’ te vertrekken om daar een jaar lang handel te drijven. Met deze plannen is op zich niets mis. En ook het daadwerkelijk op pad gaan is prima. Maar wat wel te denken geeft is het concrete van hun plannen. Ze praten over hun plannen alsof ze in de toekomst kunnen kijken! En dat terwijl een mens nog niet eens weet wat er morgen zal gebeuren. Hadden ze nu maar gezegd: ‘Als de Heer het wil en wij leven, zullen wij naar Rijkestad gaan en daar handel drijven’. Maar dat zeggen ze niet, ze doen net alsof ze geheime informatie hebben ontvangen op grond waarvan ze precies weten hoe het zal gaan, hoe de uitkomst zal zijn. Jakobus noemt dat hoogmoed! Het is je reinste opschepperij. Ze pretenderen te weten wat niet kan worden geweten. En dat is zonde.

Vergelijk dit nu met iemand die zegt persoonlijke woorden van God te hebben ontvangen. Doet zo iemand niet precies hetzelfde? En is dat dan ook niet een uiting van hoogmoed? Laten we toch nederig zijn, en ons schikken in dat wat God ons toedeelt. God leidt ons leven door middel van Zijn voorzienigheid. En dat is beslist niet van een lagere orde dan het ontvangen van persoonlijke woorden van God. Sterker nog, als God belooft ons wijsheid te geven (zie hierboven) dan schenkt Hij ons ruimte om beslissingen te nemen naar ontvangen inzicht (vanuit de Schrift). Wie vertrouwt op persoonlijke woorden van God, durft zich in feite niet aan Gods voorzienigheid toe te vertrouwen: zo iemand heeft liever een briefje uit de hemel. Getuigt dat van geloof?

Doordraven in de voorzienigheid

Ten slotte nog iets over te ver doorgevoerde consequenties van Gods voorzienigheid. Voorzienigheid en Godsbestuur betekenen dus ‘God zorgt voor ons’. Voorzienigheid is Gods activiteit die ons garandeert dat alle door Hem gedane beloften ook werkelijkheid worden. De Here Jezus roept ons meerdere maken op, ons aan Vaders zorg toe te vertrouwen. En terecht. Bij Wie zouden we anders moeten zijn?

Maar nu komt het voor dat men redeneert dat het afsluiten van een verzekering een blijk van ongeloof is. God zorgt voor ons, dan hebben we toch geen brandverzekering nodig? En je kinderen laten inenten? Als God voor ons zorgt, hoeven we dat niet doen. Deze opvattingen gaan voorbij aan het punt dat Gods voorzienigheid ook deze dingen tot stand brengt. Op grond van zo’n redenering kun je immers ook beweren dat het bouwen van een huis tegen de kou blijk geeft van een gering vertrouwen in Gods voorzienigheid. En een paraplu tegen de regen? God zorgt wel dat we droog blijven. Iedereen voelt wel aan dat dit gekunstelde redeneringen zijn, die ook nog eens op arbitraire wijze sommige zaken wel, en andere zaken niet in overeenstemming met Gods wil verklaren.

Persoonlijk ga ik niet verder dan te vertrouwen dat Gods voorzienigheid Gods manier is om mij veilig te doen aankomen in Zijn hemel, als de dag daar is. Meer hoef ik niet te weten.