In een eerder artikel op dit weblog heb ik aandacht besteed aan de vraag of de Bijbel leert dat de Here Jezus God is. Die vraag kon bevestigend worden beantwoord. Het is een dwaling te beweren dat de Here Jezus niet God zou zijn. In voornoemd artikel laat ik zien dat iemands eeuwige behoud zelfs afhangt van het geloof in het God-zijn van de Here Jezus. In dit korte artikel stel ik dit belangrijke onderwerp nogmaals aan de orde. De aanleiding is de confrontatie met twee voorgangers – een uit de PKN en een uit evangelische kringen – die allebei heel stellig waren in het ontkennen van het God zijn van de Here Jezus. Het blijft een wonderlijke zaak. Waar de Bijbel zo duidelijk over deze waarheid is, vinden theologen (?) altijd weer redenen om anders te beweren. Dat is zeer gevaarlijk voor henzelf, maar nog riskanter voor iedereen die onder hun gehoor komt. Vandaar nogmaals: Jezus is God!
Drie-eenheid
De ‘aanval’ begint meestal met het in vraag stellen van de leer van de drie-eenheid. Men zegt terecht dat de term drie-eenheid niet in de Bijbel voorkomt. Maar de zaak waar deze term voor staat, wel. Dit komt meer voor. Het woord erfzonde zal je in de Schrift niet vinden, maar je komt de zaak op nagenoeg elke pagina tegen. Wat zegt de Bijbel over de drie-eenheid? Wel, al in het begin van Genesis komen we een meervoudsvorm tegen als God spreekt.
En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, (…) (Genesis 1:26)
En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; (…) (Genesis 3:22)
Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. (Genesis 11:7)
Wat ook je insteek is, het valt niet te ontkennen dat deze teksten wijzen op iets meervoudigs in de ene Godheid. Bij de schepping van de mens, na de zondeval en bij gelegenheid van de spraakverwarring wekt de tekst de indruk dat er een vorm van onderling overleg plaatsvindt. Ik druk me voorzichtig uit, maar andere opties, zoals beweren dat hier sprake is van majesteitelijk meervoud, zijn simpelweg absurd. ‘Laat Ons mensen maken’, zegt God. Vele eeuwen later zegt Paulus dat door Christus alle dingen geschapen zijn. Een van de Personen uit de ‘laat Ons’ uit Genesis is derhalve de Zoon van God!
15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping,
16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen;
17 en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; (Kolosse 1:15-17)
Alleen ‘maar’ Mens?
Ontkenners van het God-zijn van de Here Jezus besteden veel aandacht aan teksten die spreken over de Mens Jezus Christus. Men gaat en passant voorbij aan het feit dat de Bijbel onderscheid maakt tussen de Here Jezus als God, en de Here Jezus als Mens. Het is dus zaak bij elke tekst te achterhalen welke van de twee kanten van de Here Jezus bedoeld wordt. De Bijbel leert immers ook dat Hij ‘waarachtig God en waarachtig Mens’ is. Zo begint Paulus zijn brief aan de Romeinen met aan te tonen dat de Here Jezus beide is.
3 aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees,
4 naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here. (Romeinen 1:3-4)
De boodschap is helder en eenvoudig. Het Mens-zijn kan worden afgeleid uit het feit dat Hij is voortgekomen uit het geslacht van David (naar het vlees). Zijn goddelijkheid uit het feit dat Hij uit de doden is opgestaan (verklaard Gods Zoon te zijn).
Voorbestaan (pre-existentie)
Men negeert bij de ontkenning van het God-zijn van de Here Jezus de teksten die spreken over Goddelijke eigenschappen van de Here Jezus. Neem bijvoorbeeld Zijn pre-existentie. Johannes opent zijn evangelie met te schrijven over het Woord van God. Hij stelt dat Woord gelijk aan God. Daarna zegt Hij dat het goddelijke Woord vlees is geworden. God is dus mens geworden.
1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. (Johannes 1:1, 14)
De Here Jezus maakt Zelf in Zijn gesprek met Pilatus duidelijk dat Hij meer is dan alleen Mens. Hij maakt onderscheid tussen geboren worden (Zijn leven als Mens begon bij Zijn geboorte) en in de wereld komen (als God was Hij er altijd al). Waarom zou Hij Zich zo omslachtig uitdrukken – geboren worden en in de wereld komen – als Hij daar niet iets heel belangrijks mee wilde zeggen? Voor Hem waren geboren worden en in de wereld komen niet hetzelfde.
Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dus toch een koning? Jezus antwoordde: Gij zegt, dat Ik koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem. (Johannes 18:37)
Zeer bekend is de passage uit Psalm 40, die in Hebreeën wordt aangehaald. Ook hier is duidelijk dat de Here Jezus reeds vanaf de ‘voorbije’ eeuwigheid bestond. Er wordt niet gezegd dat Hij werd geboren, maar dat Hij in (of naar) de wereld kwam.
Daarom zegt Hij bij zijn komst in de wereld: Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid; (Hebreeën 10:5)
Er heeft een gesprek plaatsgevonden. De gangbare slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers konden de mens niet redden. Ze waren krachteloos. Daarom biedt Christus Zich aan om het voor Hem bereide lichaam aan te nemen, om zo als een offerande, dat wel krachtig is, te fungeren. Een gesprek in de ‘voorbije’ eeuwigheid.
Zijn uitspraken in het openbaar
De Here Jezus wond er geen doekjes om en Zijn toehoorders begrepen goed wat Hij bedoelde.
Hierom dan trachtten de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat schond, maar ook God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met God gelijkstelde. (Johannes 5:18)
De Joden antwoordden Hem: Niet om een goed werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt. (Johannes 10:33)
Overigens, ook Paulus noemt Hem God.
verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus (Titus 2:13)
want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk (Kolosse 2:9)
Dit laatste betekent niets minder dan dat God Zelf in het lichaam van de Here Jezus tot de mensen kwam.
Dopen
De Here Jezus geeft in het zendingsbevel aan het eind van Mattheus aan welke doopformule de apostelen moesten gebruiken. In deze formule plaatst Hij God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest op een lijn. Dat kan alleen als Hij er van overtuigd is dat Vader, Zoon en Heilige Geest elk voor Zich God zijn.
Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. (Mattheus 28:19)
Conclusie
De Bijbel leert dat er één God is. Maar tevens dat deze ene God Zich aan ons bekendmaakt in drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Dit is een geheimenis dat we niet kunnen begrijpen. We mogen er echter op vertrouwen dat de Bijbel ons niet op het verkeerde been zet. Laten we niet verder willen gaan dat wat de Bijbel ons leert.
Mensen, theoloog of niet, die loochenen dat Christus in het vlees gekomen is (dus: dat God een menselijk lichaam heeft aangenomen, dat de Here Jezus ‘waarachtig God en waarachtig Mens’ is), nemen een grote verantwoordelijkheid op zich. De apostel Johannes is heel scherp als hij de op de achtergrond functionerende macht aanwijst.
2 Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God;
3 en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. (1 Johannes 4:2-3)
Diezelfde Johannes schrijft in zijn tweede brief hoe we met deze lieden moeten omgaan: niet.
7 Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist.
9 Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon.
10 Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. (2 Johannes 7, 9-10)
Waarom zo scherp? Als iemand niet wil geloven dat Jezus God is, is dat zijn zaak. Zo iemand loopt het risico voor de eeuwigheid verloren te gaan, maar hij of zij wil niet anders. Maar als men beweert dat de Bijbel niet leert dat Jezus God is, verandert alles. Dan is hij of zij niet langer slechts een ongelovige, maar eerst en vooral een valse leraar. Men verkondigt willens en wetens onwaarheden, leugens dus. Laten we hem of haar toe op de preekstoel, of geven we in andere verbanden ruimte aan deze lieden, dan krijgen ze de kans het geloof van anderen af te breken. En dat mag niet gebeuren. Daarom zijn ze niet welkom, en zouden we ze als gemeente niet moeten willen ontvangen als voorganger.