Heeft de dood het laatste woord?
Het begrip sterven heeft altijd iets in zich van ‘naar een bepaalde bestemming gaan’. De Bijbel leert dat die bestemming de hemel of de hel zal zijn. Dankzij het werk van de Here Jezus is het mogelijk naar de hemel te gaan. Sterven heeft nog een ander aspect. We verwisselen het tijdelijke voor het eeuwige, waarbij we moeten bedenken dat eeuwig niet ‘een heel lange tijd’ is maar een periode zonder tijd, waarbij eigenlijk het woord periode niet bruikbaar is. Immers, ook periode houdt begin en eind in. Hoe dan ook, de eeuwigheid is de toestand zonder tijd. Zonder tijd kan iets niet lang of kort duren. Het is er gewoon. Mensen bereiken de eeuwigheid in de regel langs de weg van het sterven. Maar er zijn uitzonderingen. In de Bijbel komen we twee geschiedenissen tegen waarin de dood niet het laatste woord heeft. Neem nu het voorbeeld van Henoch.
En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. (Genesis 5:24)
Ook Elia werd in de hemel opgenomen zonder eerst te zijn gestorven.
11 En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel.
12 En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël! En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. (II Koningen 2:11-12)
Opname
De dag nadert dat de Here Jezus de gelovigen van deze aarde zal wegvoeren en gaat onderbrengen in het Vaderhuis. We lezen er over in Johannes 14:1-3 en 1 Thessalonica 4:13-18. De Opname van de gemeente zal betekenen dat miljoenen mensen niet zullen sterven. Zoals met Henoch en Elia gebeurde, zo zal het met de danmalige gemeente gaan. Ze verwisselen het tijdelijke voor het eeuwige, zonder te sterven.
Opwekkingen
Er zijn ook voorbeelden van mensen die gestorven waren en weer werden opgewekt. We vinden ze al in het Oude Testament.
22 En de Here hoorde naar de stem van Elia, en de ziel van het kind keerde in hem terug, zodat het levend werd.
23 Toen nam Elia het kind, droeg het uit het bovenvertrek naar beneden in huis en gaf het aan zijn moeder. En Elia zeide: Zie, uw zoon leeft.
24 Daarop zeide de vrouw tot Elia: Thans weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is. (I Koningen 17:22-24)
32 Daarna kwam Elisa het huis binnen en zie, daar lag de jongen dood op zijn bed.
33 Toen Elisa binnengegaan was, sloot hij de deur achter hen beiden en bad tot de Here.
34 Daarna ging hij bovenop de knaap liggen; hij legde zijn mond op diens mond, zijn ogen op diens ogen, zijn handen op diens handen, en boog zich zo over hem heen. Daarop werd het lichaam van de knaap warm.
35 Daarna keerde hij terug en ging eenmaal het huis op en neer; dan ging hij naar boven en boog zich over hem heen. Toen niesde de jongen zevenmaal en opende zijn ogen.
36 En hij riep Gechazi en zeide: Roep deze Sunamitische. En toen deze haar geroepen had, kwam zij tot hem, en hij zeide: Neem uw zoon op.
37 Zij trad binnen, wierp zich aan zijn voeten en boog zich ter aarde neder. Daarop nam zij haar zoon en ging heen. (II Koningen 4:32-37)
Terwijl men eens bezig was iemand te begraven, zie, daar zagen zij een bende: toen wierpen zij de man in het graf van Elisa en liepen weg. En toen de man met het gebeente van Elisa in aanraking kwam, werd hij levend, en rees overeind op zijn voeten. (II Koningen 13:21)
In het Nieuwe Testament lezen we over het dochtertje van Jaïrus, de jongeman in Naïn en Lazarus.
54 Maar Hij vatte haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op!
55 En haar geest keerde terug en zij stond dadelijk op en Hij beval, dat men haar te eten zou geven. (Lukas 8:54-55)
14 En naderbij gekomen raakte Hij de baar aan – de dragers stonden stil – en zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op!
15 En de dode ging overeind zitten en begon te spreken, en Hij gaf hem aan zijn moeder. (Lukas 7:11-17)
43 En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten!
44 De gestorvene kwam naar buiten (…) (Johannes 11:43-44)
Ook het gebeuren rond Dorkas is heel bekend.
40 Maar Petrus zond hen allen naar buiten en knielde neder en bad. En hij wendde zich tot het lichaam en zeide: Tabita, sta op! En zij opende haar ogen en zag Petrus en ging overeind zitten,
41 en hij gaf haar de hand en richtte haar op; toen riep hij de heiligen en de weduwen en stelde haar levend voor hen. (Handelingen 9:39-43)
Van al deze mensen kunnen we rustig stellen dat ze later opnieuw zijn gestorven. Het waren niettemin zeer bijzondere gebeurtenissen, tekenen van de hoop dat de dood niet het laatste woord zal blijven houden.
Meer dan een teken
En dan is er de opstanding van de Here Jezus. Bovenstaande gebeurtenissen kunnen we zien als teken, het betekent iets. Het betekent dat de dood aan de verliezende hand is. De opstanding van de Here Jezus echter is meer dan een teken. Het is niets minder dan de overwinning op de dood. De Here Jezus zegt Zelf dat Hij dood was, en nu leeft tot in alle eeuwigheden.
17 En toen ik (Johannes) Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste,
18 en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. (Openbaring 1:17-18)
Maar je kunt van het dochtertje van Jaïrus, de jongeman uit Naïn en Lazarus toch ook zeggen dat zij dood zijn geweest en nu tot in alle eeuwigheden leven? Waar zit dan het verschil? Het zit in de Persoon. Alle bovengenoemde personen waren zwakke, zondige mensen. De Here Jezus echter is God. Wat dat concreet betekent kunnen we zien in een aantal bekende Schriftplaatsen. Allereerst Paulus’ eerste brief aan Korinte.
Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn. (1 Korinte 15:20)
Paulus werkt in het vijftiende hoofdstuk van deze brief het leerstuk van de opstanding van Christus grondig uit. Dat doet hij omdat er in Korinte nog al wat lieden rondlopen die geïnfecteerd zijn met het Griekse denkvirus. Dit virus leert dat het lichaam maar een lastig iets is. Het is een beperkend omhulsel. Het staat tussen ons en onze werkelijke bestemming in. De gedachte dat dit ‘slechte’ lichaam dan ook nog eens terugkomt via een opstanding is voor hen onverteerbaar. Paulus laat echter zien dat als je de opstanding van het lichaam voor onmogelijk verklaart, Christus ook niet uit de doden is opgestaan. En dan is er geen hoop voor de mens, want de zonden zijn niet weggedaan. Daarom schrijft Paulus in bovengenoemd vers (deels in triomf, deels uit opluchting): ‘Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn.’ Ja, Christus is opgestaan, maar dat niet alleen, Hij is de Eerste die opstond, en velen zullen er volgen. Halleluja! Dit eersteling zijn vinden we ook aan het begin van Openbaring.
en van Jezus Christus, de getrouwe getuige (a), de eerstgeborene der doden (b) en de overste van de koningen der aarde (c). (Openbaring 1:5a)
In dit vers lezen we iets over ‘de loopbaan’ van onze Heer. Op aarde was Hij de getrouwe Getuige (a), in Zijn verzoeningswerk is Hij de eerstgeborene uit de doden (b), en in Zijn verhoging is Hij de overste van de koningen der aarde (c).
Getuige
Wat Zijn getuigenis betreft, Hij was op aarde de trouwe Getuige.
Ik beveel voor God, die alle leven wekt, en voor Christus Jezus, die de goede belijdenis voor Pontius Pilatus betuigd heeft. (1 Timotheüs 6:13-14)
Wat was dat getuigenis? Hij sprak over Zijn koninkrijk: niet van deze wereld. Hij sprak over Zijn Koningschap en Zijn komen in de wereld: Zijn getuigenis is de waarheid. Hij sprak over de ware machtsverhoudingen: alle macht komt van boven.
Het geciteerde vers uit Openbaring (hoofdstuk 1:5a) staat aan het begin van het laatste Bijbelboek. De Here Jezus gaat Johannes vertellen over ‘hetgeen na dezen geschieden zal’ (Openbaring 1:19). Ook wat betreft die openbaringen is de Heer ‘de getrouwe getuige’.
Eerstgeborene
Eerstgeborene uit de doden wil niet alleen zeggen dat Hij qua volgorde als eerste uit de doden is opgestaan, maar ook dat Hij de eerste is in de betekenis van ‘de belangrijkste’. Hij heeft de eerste rechten in de erfenis. Die erfenis bestaat onder meer in Zijn komende heerschappij over de koningen der aarde. Behalve Johannes schrijft ook Paulus over ‘de eerstgeborene uit de doden’.
Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. (Kolosse 1:18)
Het woord ‘eerste’ kan in het Grieks verschillende betekenissen hebben. Het kan worden vertaald met oorsprong. Dan denken we er aan dat de Here Jezus de Schepper is van alle dingen, het hele heelal. Maar de Here Jezus is ook de oorsprong van de nieuwe schepping, en van de gemeente. Als het woord vertaald wordt met eerste, dan mogen we er aan denken dat de Here Jezus de eerste is die uit de doden opstond, als eerste van die nieuwe schepping.
Eerstgeborene uit de doden wijst op de opstanding
In onze samenkomsten staan we (terecht) veel stil bij het lijden en sterven van de Here Jezus. In de Romeinenbrief wijst Paulus er echter op dat het daar niet bij moet blijven.
9 Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden;
10 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. (Romeinen 10:9-10)
Het is het geloof in de opstanding van de Here Jezus dat ons het eeuwige leven aanbrengt. Bovendien, als de Here niet uit de doden zou zijn opgestaan, zouden we niet weten of de zonden echt waren weggedaan. Overigens is het hier net als in de brief van Jacobus. Geloof dat niet zichtbaar wordt in daden is dood geloof, schijft hij. In deze verzen uit de Romeinenbrief leren we van Paulus dat geloof publiekelijk beleden moet worden. Het geloof begint in ons hart, maar moet zich uiten in getuigen.