Noviteiten
Vanuit de charismatische hoek komen ettelijke ‘vernieuwingen’ die we moeten onderzoeken op hun Bijbels gehalte. Dat geldt uiteraard voor alles wat pretendeert uit God te zijn. Indachtig aan Handelingen 17 willen we in dit en twee volgende artikelen zien in hoeverre de huidige praktijk van ‘het spreken in tongen’, het ‘vallen in de geest’ en het zogenoemde ‘holy laughter’ (heilig lachen) in de Bijbel terug te vinden zijn, en zo ja, of deze verschijnselen Bijbels zijn. Wat lezen we in Handelingen 17?
dezen (de Joden te Berea) onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen of deze dingen zo waren. (Handelingen 17:11)
De Heilige Geest prijst deze Joden omdat ze open stonden voor de boodschap van Paulus en Silas, maar ook omdat ze een kritische houding hadden. Al het nieuwe vergeleken ze met dat wat er in de toenmalige Bijbel (het Oude Testament) stond. En zo hoort het. Later zal Paulus vergelijkbare woorden aan Timotheüs schrijven.
Alle Schrift is door God ingegeven en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in de gerechtigheid (Telos)(2 Timotheus 3:16)
Weerleggen betekent aantonen dat iets niet waar is. De Bijbel is ons enige houvast. Het is Gods Woord. Gods Woord is de waarheid. Iedereen die iets beweert afwijkend van wat in de Bijbel staat, moet bereid zijn de eigen mening te herzien. De Bijbel kan niet overruled worden. Zelfs wonderen en tekenen zijn niet doorslaggevend.
21 Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemelen is.
22 Velen zullen in die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet door uw naam geprofeteerd en door uw naam demonen uitgedreven en door uw naam vele krachten gedaan?
23 En dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, werkers van de wetteloosheid! (Telos)(Mattheus 7:21-23)
In bovenstaand gedeelte stuurt de Here Jezus mensen weg die een geweldige bediening dachten te hebben. Ze profeteerden, dreven demonen uit en deden vele krachten. Beter kan het haast niet, zou je zeggen. Maar de Here Jezus doorziet hen en noemt ze werkers van de wetteloosheid. Wetteloos betekent zonder wet of gezag. Het ziet op een houding die Gods Woord (de wet!) terzijde schuift als dat zo uitkomt. En juist dat zien we steeds vaker gebeuren. Gods Woord wordt voor tijdgebonden verklaard, ervaring en beleving tellen zwaarder dan de Bijbel. Sommigen beweren dat Gods Woord incompleet is, en dat de Heilige Geest belangrijke aanvullingen, ja zelfs correcties doorgeeft aan de profeten van deze tijd. Het oordeel over dezen is hard en duidelijk.
18 Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn;
19 en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn. (Openbaring 22:18-19)
Wie zegt dat de Bijbel niet compleet is, voegt toe. Wie zegt dat de Bijbel tijdgebonden is, neemt af. Wie ervaring en beleving boven Gods Woord plaatst, doet beide. En laat nu niemand zeggen dat dit alleen van toepassing is op het boek Openbaring. Het geldt voor de gehele Bijbel! Luister naar de Here Jezus!
17 Meent niet dat Ik ben gekomen om de wet of de profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om te vervullen.
18 Want voorwaar, Ik zeg u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal niet een jota of een tittel van de wet voorbijgaan totdat alles is gebeurd.
19 Wie dan een van deze geringste geboden ontbindt, en de mensen zo leert, zal de geringste worden genoemd in het koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en leert, die zal groot worden genoemd in het koninkrijk der hemelen. (Mattheus 5:17-19)
Zorgvuldigheid is dus geboden. Over zorgvuldigheid gesproken, wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen dat iets onbijbels is? Betekent het dat het in strijd is met wat er in de Bijbel staat, of bedoelen we dat iets niet in de Bijbel staat.
We noemen iets onbijbels als de Schrift iets anders leert dan wat mensen leren en/of doen – de lering of praktijk is dan in strijd met de Schrift. Onbijbels daarentegen is niet een goede term als we ermee bedoelen dat iets niet in de Bijbel voorkomt. Dan kunnen we beter spreken van buitenbijbels. Neem nu een fiets. Deze tweewieler is duidelijk buitenbijbels, maar niet onbijbels.
Dan heb je nog het begrip ketterij. Dit is een mening of leer die in strijd is met de rechte (goede, zuivere) leer, en dan met name op belangrijke punten. De brenger van een ketterij heet een ketter, naar de Catari (Katharen), een sekte uit de 11de en 12de eeuw. Stel dat iemand beweert dat de Here Jezus de verzoening niet op Golgotha tot stand heeft gebracht, maar tijdens Zijn verblijf in de hel, dan spreken we van ketterij. De apostel Petrus waarschuwt in zijn tweede brief tegen toekomstige ketterijen.
Er waren echter ook valse profeten onder het volk, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die verderfelijke ketterijen heimelijk zullen invoeren en de Meester die hen gekocht heeft, zullen verloochenen en een spoedig verderf over zichzelf brengen. (Telos)(2 Petrus 2:1)
Tongen of talen?
Tongentaal komt binnen en buiten het christendom voor. Buiten het christendom wordt het bijvoorbeeld gevonden bij de Inuit, Saami, verschillende sjamaanse culturen en in de voodoo-cultuur. Binnen het christendom zijn het vooral de pinksterkerken en charismatische stromingen die tongentaal praktiseren en aanbevelen. Wat is tongentaal?
Wikipedia schrijft het volgende.
Glossolalie of glossolalia is een ongebruikelijk spraakgedrag, ook wel klanktaal of tongentaal genoemd. Het woord is afkomstig van het Griekse γλωσσα (glossa – taal, tong) en λαλειν (lalein – spreken). De gebruikte woorden zijn voor buitenstaanders onbegrijpelijk en hebben geen overeenkomst met een bestaande taal.
Opvallend in deze beschrijving is de vaststelling dat ‘de gebruikte woorden (…) geen overeenkomst hebben met een bestaande taal’. Hier hebben we dan meteen een onderscheidend kenmerk gevonden. Inderdaad, charismatici claimen dikwijls dat het om ‘nieuwe talen gaat’, die niet door mensen worden gesproken, ‘engelentaal’ bijvoorbeeld. Dit strijdt met de Bijbel, want als een ding duidelijk is, het gaat wél om talen die door mensen worden gesproken en door andere mensen kunnen worden verstaan. Dat het om talen gaat wordt bevestigd door de Statenvertaling, de Herziene Statenvertaling en de Telos-vertaling. Zij vertalen met ‘in talen spreken’, waarmee dan bestaande menselijke talen worden bedoeld. Klanktaal, tongentaal, (nieuwe) tongen zijn volgens deze vertalers geen correcte overzettingen.
Wie bidt?
Voorstanders van de termen klanktaal, tongentaal, en (nieuwe) tongen wijzen vaak naar Romeinen 8 (de Geest pleit …) en 2 Korinte 12 (opgenomen tot in de derde hemel …). Maar we vinden daar geen bruikbare aanvullende informatie. Het gaat daar om iets heel anders.
In Romeinen lezen we dat de gelovige niet weet wat te bidden. Daarom is het een geweldige bemoediging te weten dat de Heilige Geest voor ons bidt. Wij bidden niet, de Heilige Geest doet het. En Hij doet dat met onuitsprekelijke verzuchtingen, dat wil zeggen op een wijze die wij mensen nooit zouden kunnen. Spreken in talen is een soort samenspraak van de Heilige Geest met de menselijke geest. Hier in Romeinen is het alleen de Heilige Geest die bidt.
26 En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.
27 En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des Geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen pleit. (Romeinen 8:26-27)
Ook in 2 Korinte 12 kan het niet om spreken in talen gaan.
2 Ik weet van een mens in Christus, veertien jaren geleden, (of het was in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het) zo iemand, die werd opgenomen tot in de derde hemel.
3 En ik weet van zo’n mens (of het was in het lichaam of zonder het lichaam, weet ik niet, God weet het)
4 dat hij werd opgenomen in het paradijs en onuitsprekelijke woorden hoorde, die het een mens niet geoorloofd is te spreken. (2 Korinte 12:2-4)
Onuitsprekelijke woorden (Grieks: arrētos rhēmata), zijn onzegbare gezegden. Woorden die een mens niet mag zeggen! Als het hier om het spreken in talen zou gaan, dan zijn talloze gelovigen voortdurend in overtreding.
Tot slot van deze paragraaf een citaat van Matt Costello.
Uit Handelingen 2 is het duidelijk dat beide Griekse woorden waaruit ons woord ’talen’ is afgeleid, verwijzen naar echte talen. Het woord ‘glossa’ (Handelingen 2:4, 11) en het woord ‘dialekto’ (Handelingen 2:8) verwijzen beide naar echte talen zoals onthuld door de tekst en de context. De gelovigen die in andere talen spraken uitten geen klanken in onbegrijpelijk gebrabbel. Zij verheerlijkten God op miraculeuze wijze in een andere taal dan die van henzelf.
Vandaag maken charismatici en pinkstergelovigen geluiden in onbegrijpelijk gebrabbel wanneer zij zogezegd ‘spreken in tongen’, maar zij werden geleerd hoe in ’tongen’ te spreken door leidende figuren binnen de charismatische en pinkstergelovige kampen. De ’tongen’ die geuit worden door charismatici en pinkstergelovigen vandaag zijn geheel vreemd aan het miraculeuze spreken in echte talen waarvan blijk werd gegeven in de vroege kerk.
Handelingen
Op de eerste pinksterdag werden de discipelen vervuld met de Heilige Geest. Ze maakten God groot in verschillende talen, die door Joden uit diverse delen van het Romeinse Rijk konden worden verstaan.
1 En toen de dag van het pinksterfeest werd vervuld, waren zij allen gemeenschappelijk bijeen.
2 En er kwam plotseling uit de hemel een geluid als van een geweldige, voortgedreven wind en deze vulde het hele huis waar zij zaten.
3 En er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen.
4 En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en ze begonnen in andere talen te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.
5 Nu woonden er in Jeruzalem Joden, godvrezende mannen uit elk van de volken die er onder de hemel zijn.
6 Toen nu dit geluid was ontstaan, kwam de volksmenigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
7 En zij waren buiten zichzelf en verwonderden zich en zeiden: Zie, zijn niet al dezen die spreken Galileeers?
8 Hoe horen wij hen dan ieder van ons in zijn eigen taal waarin wij geboren zijn?
9 Parthen, Meden en Elamieten, en de bewoners van Mesopotamie, Judea en Kappadocie, Pontus en Asia,
10 Frygie en Pamfylie, Egypte en de streken van Libie bij Cyrene, en de hier woonachtige Romeinen, zowel Joden als proselieten,
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen over de grote daden van God spreken. (Telos)(Handelingen 2:1-11).
In de eerste plaats valt op dat er wel degelijk sprake is van tongen. Het woord glossa heeft namelijk twee betekenissen. Het kan worden vertaald met tong, of met taal. Deze overeenkomst vinden we ook in andere talen.
Er was iets wonderlijks te zien, dat volgens Lukas in vers 3 wel wat weg had van tongen (qua vorm dus). Alle andere keren wordt glossa vertaald als ’taal’.
Dat ’taal’ de juiste vertaling moet zijn, blijkt uit de verbazing van de toehoorders. Ze kunnen verstaan wat er wordt gezegd, ook al spreken ze elk een andere, eigen taal. In vers 8 wordt namelijk niet het woord glossa gebruikt, maar dialektos. In deze context kan het niets anders betekenen dan (streek)taal. Kortom, het gaat om menselijke talen, die door degene die de taal machtig was, kon worden verstaan. Laten we nu even kijken naar wat Paulus de Korintiërs aan informatie geeft.
8 Want aan de een wordt door de Geest gegeven een woord van wijsheid;
10 (…) aan een ander allerlei talen; en aan een volgende uitlegging van talen. (Telos)(1 Korinte 12:8, 10)
De Geest geeft gaven, deelt deze uit zoals Hij wil. Dat kan dus de gave van het spreken in talen zijn. Let op het meervoud, de gave behelst het spreken van meerdere talen. Welke dat zijn, wordt door de Geest bepaald. Verderop zullen zien dat er zich situaties kunnen voordoen dat naast de gave van het spreken in talen ook de gave van uitlegging nodig is. Uit de gebeurtenissen op de eerste Pinksterdag kunnen we overigens afleiden dat een uitlegging niet altijd nodig is. Er werden 15 verschillende talen gesproken, die door 15 verschillende ‘luisteraars’ werden verstaan getuige hun verbaasde uitroep.
7 En zij waren buiten zichzelf en verwonderden zich en zeiden: Zie, zijn niet al dezen die spreken Galileeers?
8 Hoe horen wij hen dan ieder van ons in zijn eigen taal waarin wij geboren zijn? (Handelingen 2:7-8)
Het gaat dus om bestaande, menselijke talen.
Iedere gelovige?
Menig gelovige komt vroeger of later met dit onderwerp in aanraking, meestal met twijfel en onrust als gevolg. Men krijgt vragen als ‘spreek jij wel in tongen …?’ Zo nee, dan mankeert er iets aan je christen-zijn. De gewekte twijfel kan er toe leiden dat de aangesprokene vreest in het geheel niet behouden te zijn. Een ongelukkige gang van zaken, die niet alleen liefdeloos is, maar ook nog eens getuigt van gebrekkige Schriftkennis (bij de vraagsteller). Het antwoord is namelijk zeer simpel. ‘Nee, want niet iedere christen spreekt in tongen’.
Kijken we weer even naar Paulus’ eerste brief aan de Korintiërs.
8 Want aan de een wordt door de Geest gegeven een woord van wijsheid;
10 (…) aan een ander allerlei talen; en aan een volgende uitlegging van talen. (Telos)(1 Korinte 12:8, 10)
Als iedereen ‘in tongen’ zou moeten kunnen spreken, zou Paulus iets anders hebben geschreven, iets als dit …
Want aan de een wordt door de Geest gegeven een woord van wijsheid;
(…) aan allen allerlei talen; en aan een volgende uitlegging van talen.
(…) Spreken allen soms in talen? Zijn allen soms uitleggers?
Paulus schrijft ‘een ander’. Dit sluit de betekenis ‘aan allen’ uit. Het gehele hoofdstuk laat zien, dat de Heilige Geest aan iedereen genadegaven schenkt die dienen tot welzijn van allen. In het vervolg wordt echter duidelijk dat van al die gaven geldt dat ‘de een deze, de andere die, en een volgende nog weer een andere ontvangt.’ Maar ook dat van geen enkele gave gezegd wordt dat deze aan alle gelovigen wordt gegeven. In hoofdstuk 14 wordt dit op een andere wijze bevestigd.
En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. (1 Korinte 14:5)
Deze wens van Paulus onderstreept het bovenstaande. Niet elke christen spreekt in talen. Paulus zou willen dat dat wel het geval was, maar het is niet zo. Maar hij suggereert niet dat de ‘niet-in-talen-sprekers’ geen goede christenen zouden zijn!
De wens van Paulus heeft te maken met de waarde die in het talen spreken voor het eigen gebedsleven kan hebben. Paulus spreekt regelmatig en veelvuldig in talen, en weet uit ervaring hoe zegenrijk het is. Dat gunt hij de andere gelovigen ook.
Wat is dat, streven naar?
In 1 Korinte 14 breekt Paulus een lans voor het spreken in talen. Men wil wel eens beweren dat Paulus tegen het beoefenen van deze gave zou zijn, maar dat is in het geheel niet waar. Hij moedigt de Korintiërs zelfs aan.
1 Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke uitingen, maar vooral, dat u mag profeteren.
5 En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt. (Telos)(1 Korinte 14:1,5)
Paulus geeft duidelijk de voorkeur aan het profeteren. Niet omdat dat beter zou zijn, maar omdat profeteren naar zijn aard de gemeente opbouwt. Dat is met het (onvertaald) spreken in talen niet het geval. Vandaar ook dat Paulus toevoegt ’tenzij hij het uitlegt’. Wordt dat gedaan, dan valt het spreken in talen ook onder het criterium ‘opbouw van de gemeente’. Vergelijk 1 Korinte 12.
Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. (NBG)(1 Korinte 12:7)
Maar aan ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is. (Telos)(1 Korinte 12:7)
Daarom roept Paulus in hoofdstuk 12 de Korintiërs op, te streven naar de hoogste gaven.
Streeft dan naar de hoogste gaven. (…) (1 Korinte 12:31)
(…) streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren. (1 Korinte 14:1)
Als Paulus oproept te streven naar de hoogste gaven, is dat niet om te suggereren dat de gelovige ontevreden zou moeten zijn met een mogelijke gave die men eerder ontving. Streven naar de hoogste gave houdt in dat men zich zo optimaal mogelijk dienstbaar wil stellen aan de gemeente. Men geeft zich over aan de werking van de Heilige Geest met het oog op het welzijn van de gemeente. Daarom slaat Paulus de gave van het profeteren hoger aan dan het spreken in talen. Maar nogmaals, zodra een uitlegging beschikbaar is van de gesproken talen, vervalt het verschil in waarde. Naar aanleiding van 1 Korinte 13 brengt Paulus in hoofdstuk 14 het belangrijkste element in: de liefde.
Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren. (1 Korinte 14:1)
Uit het verband met de vorige hoofdstukken valt af te leiden dat de Korintiërs met het streven naar ‘hoge geestesgaven’ vooral hun eigen belang op het oog hadden. Mogelijke motieven kunnen zijn de eigen geloofsopbouw, maar ook prestige en eer. Paulus toont aan dat als de liefde (tot de medegelovigen) niet de drijfveer is tot het streven naar geestesgaven, het allemaal zonder waarde is. Sterker nog, hij vergelijkt het met heidense erediensten.
Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal. (1 Korinte 13:1)
Schallend koper en rinkelende cimbalen hinten op muziekinstrumenten die in het heidendom worden gebruikt om in trance te geraken. Het onophoudelijk herhalen van hetzelfde ritme kan het menselijk bewustzijn beïnvloeden en de weg openen naar de geestenwereld. Dit gericht zijn op zichzelf en het eigenbelang staat haaks op wat Paulus wil. Gedreven door de liefde richt men zich juist op (het belang van) de ander. Door te vergelijken met heidense praktijken maakt hij duidelijk dat eigenbelang de geestesgave van zijn kracht berooft. Eigenbelang maakt het spreken in talen waardeloos.
Streven houdt in: verlangen naar en zich openstellen voor de uitingen van de Heilige Geest, en bovendien bidden om geloof en vrijmoedigheid om het geopenbaarde uit te spreken. (SB)
Geest en verstand
Paulus schrijft in zijn brief aan de Korintiërs uitgebreid over het reilen en zeilen van de gemeente. Althans, zoals dat idealiter zou moeten zijn. Hij heeft heel wat uit te leggen en te corrigeren. Voor ons is dat heel leerzaam, want om zijn doel te bereiken moet hij soms diep op de materie ingaan. Bovendien mogen we weten dat zijn instructies niet alleen voor de Korintiërs in zijn tijd golden, maar voor alle christenen, waar en wanneer ook.
1 Paulus, (…)
2 aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze (Here): (1 Korinte 1:1-2)
De brief is gericht aan de gemeente Gods te Korinte en aan allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen. Dat maakt dat de inhoud universeel is.
In hoofdstuk 14 schrijft Paulus over de plaats van het spreken in talen in de gemeentelijke samenkomst, en geeft daarbij een belangwekkend inkijkje in het bidden (of zingen) in talen.
Want wie in een taal spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God; want niemand verstaat het, maar in de geest spreekt hij verborgenheden. (Telos)(1 Korinte 14:2)
Geleid door de Heilige Geest bidt een gelovige tot God en gebruikt daarvoor een (vreemde) taal. Het spreken in een taal wordt veelal niet door omstanders verstaan – dit in tegenstelling tot het gebeuren op de eerste Pinksterdag. De reden is waarschijnlijk dat er niemand aanwezig is die de gebezigde taal verstaat, zoals dat in Handelingen 2 wel het geval was. Begrijpt niemand de gebruikte taal, dan moet er uitleg worden gegeven. Deze uitlegger kan iemand zijn die de gebruikte taal zelf verstaat, of iemand die de gave van uitlegging van talen heeft. Let overigens op het woord verborgenheden. Dit slaat niet op bijzondere openbaringen, maar op het niet kunnen verstaan van wat er gezegd wordt.
Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op (…)(Telos)(1 Korinte 14:4)
Degene die in een taal spreekt, verstaat ook zelf niet wat hij zegt. En toch ervaart de bidder dit als zegenrijk. Hij sticht zichzelf, dat wil zeggen dat zijn geloofs- en gebedsleven er door versterkt wordt.
5 En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt.
6 En nu, broeders, als ik tot u kom en in talen spreek, welk nut zal ik u doen (…)
9 Evenzo ook u, als u door de taal geen verstaanbaar woord geeft, hoe zal men weten wat gesproken wordt? Want u zult in de lucht spreken.
13 Daarom moet hij die in een taal spreekt, bidden dat hij het mag uitleggen. (Telos)(1 Korinte 14:5-6,9,13)
Paulus gunt iedereen het spreken in talen. Zelf spreekt hij dikwijls in talen. In de gemeentelijke samenkomst is profeteren echter van meer waarde dan spreken in talen, omdat het eerste door iedereen kan worden verstaan en het tweede niet. Het kan echter zijn dat vertaling mogelijk is. Aangezien Paulus hamert op een ordelijk verloop van de samenkomst, zal de bidder in talen al meteen (door de Heilige Geest) weten of vertaling mogelijk is. Zo niet, dan zal hij in stilte bidden. Spreken in een taal en pas na afloop constateren dat er geen uitlegging is, strijdt met de eis van ordelijkheid. Is vertaling wel mogelijk, dan kan hardop worden gebeden en ontvangt de gemeente een bijzondere zegen.
Want als ik in een taal bid, dan bidt mijn geest, maar mijn verstand is onvruchtbaar. (Telos)(1 Korinte 14:14)
Hoewel de gave van bidden in talen een werking van de Heilige Geest is, zegt Paulus hier toch dat zijn geest bidt. Waarschijnlijk duidt dit erop dat het voor de bidder niet doenlijk is onderscheid te maken tussen Heilige Geest en de eigen geest. Het verstand speelt geen rol op dit moment. Dat zal zijn omdat er geen vrucht is (de gemeente heeft er niets aan), en ook omdat de bidder zelf niet begrijpt wat er gebeden wordt.
Hoe is het dan? Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden; ik zal met mijn geest lofzingen, maar ik zal ook met mijn verstand lofzingen. (Telos)(1 Korinte 14:15)
Paulus zet nu beide kanten van de zaak tegenover elkaar. Ja, hij bidt met zijn geest, dat is, hij bidt in talen. Maar hij bidt ook met zijn verstand, zodat de aanwezigen kunnen verstaan wat hij bidt en er hun ‘amen’ op zeggen. Hetzelfde geldt blijkbaar voor (lof)zingen. Dat kan in de vorm van lofzingen in talen, en van lofzingen met verstaanbare woorden. Over het lofzingen in talen worden verder geen mededelingen gedaan. Gaat het om nieuwe melodieën (geïnspireerd door de Heilige Geest?) of alleen om reeds bestaande? Klinkt dit zingen als ons neuriën, of als we ‘la la la la’-achtige invullingen gebruiken? We weten het niet. Hoe dan ook, zowel bidden als lofzingen kan in talen, en in verstaanbare woorden.
16 Anders, als u looft met de geest, hoe zal hij die de plaats van de onkundige inneemt, amen zeggen op uw dankzegging? Hij weet immers niet wat u zegt?
17 Want u dankt wel goed, maar de ander wordt niet opgebouwd. (Telos)(1 Korinte 14:16-17)
In de bovenstaande verzen introduceert Paulus nog een ander aspect. In de gemeentelijke samenkomsten zullen ‘ervaren’ gelovigen zijn, maar ook nieuwelingen, betrekkelijk ‘onkundigen’. Blijkbaar roept Paulus de gemeente op tegenover deze ‘leken’ (wel gelovig, maar onbekend met de gaven van de Geest) extra zorgvuldig te zijn. Het is juist voor zo iemand van groot belang dat een gebed begrijpelijk is. Hij moet kunnen meedanken, mee lofzeggen, de verwoorde blijdschap kunnen meebeleven, en er uiteindelijk ‘amen’ op zeggen. Het afzien van publiek gebruik van de gave van talen kan zo tot opbouw en welzijn van medegelovigen zijn. Een belangrijke les!
Spreken in talen – een teken
Wat zelden in de besprekingen wordt betrokken is het feit dat Paulus aan het spreken in talen een bijzonder nut toekent: het was een teken voor de Joden. Hij hint hierop in 1 Korinte 14.
20 Broeders, weest geen kinderen in uw overleggingen, maar weest kleine kinderen in de boosheid, en wordt in uw overleggingen volwassenen.
21 In de wet staat geschreven: ’Ik zal in andere talen en door andere lippen tot dit volk spreken, en ook zo zullen zij Mij niet horen, zegt de Heer’.
22 De talen zijn dus tot een teken, niet voor gelovigen, maar voor de ongelovigen; en de profetie is niet voor de ongelovigen, maar voor de gelovigen. (1 Korinthiërs 14:20-22)
Nu is het inderdaad opvallend dat we in het boek Handelingen drie maal lezen dat er in talen werd gesproken. En in alle drie de gevallen waren Joden aanwezig. Zie Handelingen 2:5-11; 10:44-46; 19:1-8. In het aangehaalde gedeelte uit 1 Korinte 14 citeert Paulus een profetie uit het boek Jesaja. God zou tot Israël spreken door de talen van vreemde volkeren.
11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft:
12 Dit is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing. Maar zij wilden niet horen. (Jesaja 28:11-12)
Het ‘Dit is de rust, geeft de vermoeide rust’, doet sterk denken aan woorden van de Here Jezus uit Mattheus.
28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;
29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen;
30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht. (Mattheus 11:28-30)
De verwijzing van Paulus naar de profetie van Jesaja bewijst dan ook eens te meer dat het bij het spreken in talen om echte menselijke talen gaat. De boodschap aan de Joden kwam niet over omdat het onverstaanbaar was, maar omdat ze niet wilden luisteren! Vervolgens verruimt Paulus het nut naar ongelovigen in het algemeen.
De talen zijn dus tot een teken, niet voor gelovigen, maar voor de ongelovigen; en de profetie is niet voor de ongelovigen, maar voor de gelovigen. (1 Korinthiërs 14:22)
Dit leidt onvermijdelijk tot de conclusie dat luidop bidden in talen een ‘evangeliserend’ doel heeft. Maar dan wel op een geordende manier. Als een ongelovige Rus in een samenkomst op Tahiti ineens iemand in het Russisch hoort getuigen van de grote daden van God, dan zal dat veel indruk maken. Hoort diezelfde Rus echter een onbegrijpelijk gebrabbel, of nog erger, een kakafonie van door elkaar pratende charismatici, zal hij dan niet eerder gedachten krijgen aan de in die streken heersende voodoo-praktijken?
Wanneer is het echt?
God is een God van orde en vrede, Die alleen geëerd wil worden op een manier die eerbied uitstraalt en in overeenstemming is met Zijn heilige wil.
33 (…) God is geen God van wanorde, maar van vrede.
40 Laat alles betamelijk (netjes, zoals het hoort) en in goede orde geschieden. (1 Korinte 14:33, 40)
Laten wij derhalve, (…) dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag (Hebreeën 12:28)
Vandaag zijn charismatische en pinksterkerken frequent plaatsen van massa-verwarring, waar soms honderden personen tegelijk ‘spreken in tongen’. Wanordelijkheid, die één charismatische leider een ‘pandemonium’ (alle boze geesten bij elkaar; hels lawaai!) noemde, beschrijft passend ‘de manifestatie van de Geest’ in charismatische en pinksterkerken.
Citaat van Matt Costello.
Bovenstaande omschrijving past in geen enkel opzicht bij de criteria van orde, vrede, betamelijkheid, Hem welbehagelijk, eerbied en ontzag. Ik kan niet anders concluderen dan dat het in dit soort gevallen niet de Heilige Geest kan zijn die de aanwezigen in talen doet spreken. De Heilige Geest handelt niet tegen de eigen instructies in. Welke zijn die instructies?
- Zij die in talen spraken of profeteerden, hadden de controle over hun geest en konden daarmee stoppen wanneer dat nodig was.
29 En laten twee of drie profeten spreken en laten de anderen het beoordelen.
30 En als aan een ander die daar zit, iets geopenbaard wordt, laat de eerste zwijgen. (1 Korinthiërs 14:29-30)
32 En de geesten van de profeten zijn aan de profeten onderworpen.
33 Want God is niet een God van verwarring maar van vrede (1 Korinthiërs 14:32-33)
- Het mochten twee of drie zijn, en dan wel om beurten (en zeker niet met tientallen tegelijk).
27 Als iemand in een taal spreekt, dan door twee of ten hoogste drie, en ieder op zijn beurt, en laat een het uitleggen.
28 Maar als er geen uitlegger is, laat hij zwijgen in de gemeente en laat hij tot zichzelf spreken en tot God. (Telos)(1 Korinte 14:27-28)
- De Heilige Geest geeft de gaven.
Maar al deze dingen werkt een en dezelfde Geest, die aan ieder afzonderlijk toedeelt zoals Hij wil. (1 Korinte 12:11)
De huidige praktijk – gelezen in instructies over ‘hoe we in talen leren spreken’ – raadt aan gewoon te beginnen met het maken van klanken. De Heilige Geest zal dat opvatten als wens om in talen te spreken en het overnemen en tot realiteit maken. Maar, het is de Heilige Geest die toedeelt. Op deze manier bepaalt de mens of hij al dan niet van een ‘geestesgave’ gebruik wil maken. Dat lijkt me onbijbels.
- Er moet uitlegging zijn!
Maar als er geen uitlegger is, laat hij zwijgen in de gemeente en laat hij tot zichzelf spreken en tot God. (Telos)(1 Korinte 14:28)
Iemand wordt door de Heilige Geest gedreven tot het spreken in talen. De Heilige Geest zal ondubbelzinnig duidelijk maken wat de bedoeling is. En wat het criterium van uitlegging betreft, reken maar niet dat zo iemand iets zal zeggen als ‘wacht, eerst even controleren of er wel uitlegging beschikbaar is’. Als de Geest iemand in talen wil laten spreken dan maakt Hij ongetwijfeld duidelijk of er uitlegging mogelijk is of niet. De bidder zal dan ook meteen op de juiste manier handelen. Geen uitlegger? Dan zal hij in stilte bidden. Wel een uitlegger? Dan kan het met gebruik van de stem.
Als deze dingen consequent in acht worden genomen, zal vanzelf duidelijk worden of de Heilige Geest de gave van spreken in talen nog toedeelt. Allerlei eigen probeersels en toepassingen zullen de gewenste helderheid van zaken alleen maar in de weg staan. Daar komt nog bij dat het zeer opvalt dat het in talen spreken wijd en zijd verbreid is, ja, dat het bijna ‘verdacht’ is als men niet in talen spreekt. De vraag bij al dit veelvuldig in talen spreken, is echter waarom we zelden of nooit van uitlegging horen. Streeft naar de hoogste gaven, zegt Paulus. Het lijkt wel alsof het spreken in talen het profeteren van de eerste plaats heeft verdrongen. Dus, waar is dan de gave van uitlegging gebleven? De Heilige Geest noemt beide gaven in een adem, daarmee suggererend dat beide gaven in gelijke mate voorkwamen.
Spreken allen soms in talen? Zijn allen soms uitleggers? (Telos)(1 Korinte 12:30)
Spreken in talen in gezelschap? Dan ook uitleggen!
Engelentaal?
Het gegeven dat spreken in talen spreken in menselijke talen betekent, wordt nog wel eens aangevochten. Wie zoiets beweert (het gaat alleen om menselijke talen) ziet 1 Korinte 13:1 over het hoofd, zegt men.
1 Als ik in de talen van de mensen en van de engelen spreek, maar ik heb geen liefde, dan ben ik klinkend koper of een schelle cimbaal geworden.
2 En als ik profetie heb, en ik weet alle verborgenheden en alle kennis, en als ik al het geloof heb, zodat ik bergen verzet, maar ik heb geen liefde, dan ben ik niets.
3 En als ik al mijn bezittingen uitdeel, en als ik mijn lichaam overgeef om mij te beroemen, maar ik heb geen liefde, dan baat het mij niets. (1 Korinthiërs 13:1-3)
Paulus lijkt hier inderdaad te schrijven dat hij sprak in de taal van de engelen. Als dat waar is, dan valt goed te begrijpen waarom spreken in talen vaak zo wonderlijk klinkt. Maar wat weten we er eigenlijk van? We kunnen er geen zinnig woord over zeggen. Laten we eerst maar eens kijken naar wat Paulus werkelijk zegt in 1 Korinte 13. Meteen valt op dat hij begint met ‘als’ (Telos) of ‘al ware het’ (SV en NBG). Dat betekent dat Paulus een stelling poneert. Hij zegt ‘stel je voor dat’. Het gaat derhalve om een gedachtenexperiment. ‘Stel je het geval eens voor dat ik met de taal van engelen sprak…’ of, in vers 2 ‘Stel je het geval eens voor dat ik alles wat er te weten is, zou weten’. Of ‘Stel je het geval eens voor dat ik zoveel geloof had dat ik bergen kon verzetten’. Of, in vers 3 ‘Stel je het geval eens voor dat ik al mijn bezit uitdeel om er voedsel voor anderen van te kopen’, of ‘Stel je het geval eens voor dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand.’ Welnu, uit niets blijkt dat Paulus letterlijk bergen verzette, dat hij al zijn bezittingen aan anderen gaf (hij bezat immers niets), dat hij alles wist wat er te weten valt, dat hij zijn leven gaf op de brandstapel. Hij noemt allerlei geestelijke huzarenstukjes, maar zegt in feite dat die prestaties zonder liefde niets voorstellen. Dan is het alleen maar reclame voor je zelf.
Waarschijnlijk spreken engelen talen van mensen én hemelse talen. Paulus zegt niet dat hij die engelentalen spreekt. Hij gebruikt de mogelijkheid alleen om te wijzen op wat echt belangrijk is. We kunnen er niet uit afleiden dat spreken in talen ook inhoudt spreken in engelentalen.
Conclusie
Velen maken een onderscheid tussen natuurlijke en bovennatuurlijke gaven van de Geest. Tot de natuurlijke behoren dan bijvoorbeeld dienen, onderwijzen, vermanen, meedelen, leiding geven en barmhartigheid bewijzen uit Romeinen 12. Tot de bovennatuurlijke, genezingen, krachten, talen en uitleg van talen uit 1 Korinte 12. Volgens de streeptheologie zijn de bovennatuurlijke gaven opgehouden met het ontslapen van de apostelen.
Mijn gedachte is dat alle gaven er nog zijn. Paulus schrijft in 1 Korinte 12: ‘dit alles werkt een en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil’. Deze inperking zijn we uit het oog verloren. Ja, veel gelovigen strekken zich uit naar deze dingen. Dat ze desondanks niet bereiken waarnaar ze verlangen heeft alles te maken met de toedelende wil van de Heilige Geest.
Volgens mij zijn alle gaven er nog. Door het gebrek aan reserve in met name de charismatische wereld wordt de werkelijke stand van zaken echter dermate vertroebeld dat we er eigenlijk geen zinnig woord meer over kunnen zeggen. Uit de Bijbel is in ieder geval geen steekhoudend argument te halen dat wijst op het gelijk van de streeptheologen.
Er zijn hedendaagse getuigenissen die wijzen op het nog altijd functioneren van het spreken in talen. Iemand sprak in talen, en een ander verstond het. Helaas komt het omgekeerde ook voor. Iemand bezocht een bijeenkomst van charismatici, waarin op ‘hedendaagse wijze’ in talen werd gesproken. Een hevige ontdane getuige vertelde naderhand dat het haar herinnerde aan het gebrabbel van de medicijnman uit haar geboortedorp. Als de (bovennatuurlijke) gaven van de Geest er nog zijn hebben we in ieder geval ook behoefte aan een andere in 1 Korinte 12 genoemde gave: het onderscheiden van geesten!