Kerstster
Elk jaar rond Kerstmis komt de vraag weer bovendrijven. Hoe zit het nu met die ster? Was het een samenstand van planeten? Was het een komeet? Van vele zijden worden verklaringen aangedragen die meestal beogen duidelijk te maken dat die simpele zielen van tweeduizend jaar geleden niet goed begrepen wat ze zagen. Wij – 21ste eeuwers – weten dat wel. En als onze verklaringen toch nog wat vragen openlaten, dan komt dat omdat de Bijbelschrijvers wat fantasievol met de feiten zijn omgegaan. Zou het? Laten we eerst maar eens kijken wat Mattheus precies heeft geschreven.
1 Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem,
2 en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen
(…)
7 Toen riep Herodes de wijzen in het geheim en deed bij hen nauwkeurig navraag naar de tijd, dat de ster geschenen had.
(…)
9 Zij hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de ster, die zij hadden gezien in het Oosten, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het kind was.
10 Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. (Mattheus 2:1-10)
Op weg
In vers 2 vertellen de wijzen de reden van hun komst. Ze hebben een ster gezien. Dat is op zich niets bijzonders, sterren genoeg. Maar blijkbaar waren deze heren goed op de hoogte van wat er normaalgesproken aan het firmament te zien is. Ze hebben een ster gezien die er voorheen niet was. Ze zeggen: ‘We hebben zijn ster in het oosten gezien’. Dat wil zeggen dat ze wisten dat het verschijnen van een (voor hun) nieuwe ster een bijzondere betekenis moest hebben. Ze brachten het in verband met de geboorte van de Koning van de Joden, want ze hadden ‘zijn ster’ gezien. De mededeling ‘in het oosten’ betekent hier dat ze toen ze de ster zagen in het oosten waren. Vanuit hun positie bekeken had de ster dus in het westen gestaan. Vandaar ook dat de wijzen ‘uit het oosten’ kwamen. Ze reisden in westelijke richting.
Achtergrondinformatie
Stel nu eens dat wij op een avond een nieuwe ster zien. Helder staat hij te stralen aan het firmament. Een duidelijk zichtbaar schijnsel dat er voorheen niet was. Hoe zouden we reageren? Zouden we meteen concluderen dat dit niets anders kon betekenen dan dat er iets bijzonders was gebeurd? Waarschijnlijk niet. De wijzen trokken wel die conclusie. Nu is het heel goed mogelijk dat ze regelmatig meenden verschijnselen aan de hemel te zien die volgens hen iets te ‘betekenen’ hebben. Ook in onze tijd lopen er talrijke lieden rond, die van tijd tot tijd menen een ’teken’ te zien: sterrenbeelden, rode manen en wat niet al. Maar al dat omhoogkijken alleen is niet voldoende. De wijzen wisten iets waardoor het teken voor hun betekenis kreeg.
Daniel
Als deze wijzen uit het oosten kwamen, dan ligt het voor de hand dat ze uit de streek kwamen van wat we nu Irak noemen, het vroegere Babylonische Rijk. Of anders nog iets verder naar het oosten, het rijk van de Meden en Perzen, ruwweg het huidige Iran. De wijzen stonden waarschijnlijk in de traditie van Babylonische astrologen. Ze werden wijzen, Chaldeeën of magiërs genoemd. Voorgangers van onze drie wijzen stonden ooit in dienst van de toenmalige machthebbers. Daniel was tijdens zijn verblijf aan het hof hun leidinggevende, zouden we nu zeggen (SB).
De koning werd hierover ten zeerste vergramd en toornig, en hij beval al de wijzen van Babel ter dood te brengen. (Daniel 2:12)
Toen verhief de koning Daniel en schonk hem vele, grote geschenken; ja, hij maakte hem tot heerser over het gehele gewest Babel en tot opperhoofd over alle wijzen van Babel. (Daniel 2:48)
Toen spraken de Chaldeeen tot de koning: O, koning, leef in eeuwigheid! Zeg uw dienaren de droom en wij zullen de uitlegging te kennen geven. (Daniel 2:4)
De Chaldeeen gaven de koning ten antwoord: Er is geen mens op de aardbodem die het door de koning gevraagde zal kunnen te kennen geven; daarom heeft dan ook geen koning, hoe groot en machtig ook, iets dergelijks van enige geleerde of bezweerder of Chaldeeer gevraagd. (Daniel 2:10)
Uitgaande van die positie zal Daniel ongetwijfeld hebben verteld over de in zijn tijd beschikbare delen van het Oude Testament. Het boek Numeri zal daar zeker bij geweest zijn. En in dat boek vinden we een belangwekkende profetie.
Ik zie hem, maar niet nu; ik schouw hem, maar niet van nabij; een ster gaat op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israel, (…) (Numeri 24:17)
Ster en scepter worden in samenhang genoemd. De ster zou mogelijk aan het firmament zichtbaar zijn, de scepter wijst op koninklijke macht. Hoe dan ook, vanuit het Oude Testament is aannemelijk te maken dat deze wijzen kennis hadden van het Oude Testament en de daarin voorkomende profetieën aangaande ‘de Koning der Joden’.
De laatste etappe
Nadat ze via Herodes gehoord hadden dat de profetieën voorzeggen dat de Koning der Joden in Bethlehem ter wereld zou komen, vertrekken de heren. En nu wordt het echt merkwaardig. De ster die ze eerder hadden gezien, en die hen naar Israël had gebracht gaat hun voor naar de plek waar de pasgeboren Here Jezus verbleef. Dat is raar! Een ster die als een soort astronomische TomTom mensen voorgaat en halthoudt boven het huis waar de boreling zich bevindt. Je hoort bijna de bekende woorden ‘Bestemming bereikt’. Ieder weldenkend mens moet nu toch wel concluderen dat dit geen normale ster kan zijn. Geen komeet, geen samenstand van planeten, geen astronomisch wat-dan-ook.
Sterren zijn engelen
Het antwoord op deze puzzel vinden we in het boek Openbaring. Johannes krijgt van de Here Jezus uitleg.
Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten. (Openbaring 1:20)
De Here openbaart een geheimenis. Volgens de definitie die Paulus in Romeinen 16 geeft is een geheimenis iets dat eeuwenlang is verzwegen maar thans volgens Gods bevel is geopenbaard. De sterren zijn engelen. Het Griekse woord voor ster is as’ter. Het wordt in Mattheus 2 gebruikt en ook hier in Openbaring 1:20. Het is niet geheel duidelijk wat precies de relatie van die engelen is met de zeven gemeenten die worden aangeschreven. Maar de gegevens die we in het verband van ons onderwerp nodig hebben zijn duidelijk: de Here Jezus vertelt ons dat als er sprake is van sterren in de Bijbel we er rekening mee moeten houden dat het wel eens om engelen zou kunnen gaan. Wanneer wel en wanneer niet? Dat hangt af van het verband waarin het woord ster gebruikt wordt. Welnu, in Mattheus 2 hebben we te maken met een ster die zich gedraagt als een engel. Van geen hemellichaam is bekend dat die als wegwijzer op aarde zou kunnen fungeren. Sterren zijn zonnen op grote afstand van de aarde. Als zij bewegen dan is dat een op het oog zeer langzame voortgang langs eeuwenoude banen. Hetzelfde geldt voor planeten en kometen. Ze hebben allemaal hun vaste baan. De conclusie kan niet anders zijn dan dat de ster van Bethlehem een engel is geweest.
En dat licht dan?
Maar hoe is het dan mogelijk dat de wijzen op misschien wel duizend kilometer afstand die engel konden zien? We vinden het antwoord opnieuw in Openbaring.
Hierna zag ik een andere engel, die grote macht had, nederdalen uit de hemel, en de aarde werd door zijn lichtglans verlicht. (Openbaring 18:1)
We lezen hier over een zeer indrukwekkende engel. Als extra bijzonderheid wordt verteld dat de aarde (dus: onze hele planeet!) door zijn lichtglans werd beschenen. Zo krachtig kan dus het licht zijn dat van een engel afstraalt. Krachtig genoeg om op duizend kilometer afstand te worden gezien!