In het vorige artikel schreef ik dat de Here Jezus de volmaakte nazireeër was. Nu zal iemand die de evangeliën kent meteen tegenwerpen dat die volmaakte nazireeër zich niet aan de regels uit Numeri hield. Die regels waren:

  1. Geen verbindingen die de toewijding verhinderen;
  2. De schande dragen;
  3. De heiligheid bewaken en bewaren.

Het lijkt in het aardse leven van de Here Jezus een beetje een mengelmoes van wel en niet. Hoe zit dat nu? Laten we de punten eens bekijken. Het eerste is dus het vermijden van verbindingen die de toewijding kunnen schaden.

Geen verbindingen die de toewijding verhinderen

In Kana komt dat duidelijk tot uiting. Als de wijn op is en Zijn moeder Hem daar op wijst, reageert Hij op niet mis te verstane wijze. Omdat Hij altijd de wil van Zijn Vader doet, kan Zijn handelen niet worden gestuurd door een mens – zelfs niet als die mens Zijn eigen moeder is.

Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen. (Johannes 3:4)

In Mattheüs lezen we hoe de Here Jezus openlijk de verbinding met Zijn bloedverwanten verbreekt.

46 Terwijl Hij nog tot de scharen sprak, zie, zijn moeder en broeders stonden buiten en trachtten Hem te spreken te krijgen.

47 En iemand zeide tot Hem: Zie, uw moeder en uw broeders staan buiten en trachten U te spreken te krijgen.

48 Maar Hij antwoordde de boodschapper en zeide: Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders?

49 En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders.

50 Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder. (Mattheüs 12:46-50)

Maar ook andere gebeurtenissen tonen duidelijk dat er maar één verbinding is die voor Hem onverbrekelijk is, en dat is de verbinding met Zijn hemelse Vader. Zo is er de geschiedenis van de twaalfjarige Jezus in de tempel.

Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders? (Lucas 2:49)

Voeg daarbij het aantal keren dat in het Nieuwe Testament staat ‘Ik moet’ of ‘Hij moest’ en we zien zonneklaar de volmaakte toewijding van de Here Jezus.

Volmaakte toewijding

Die toewijding is er altijd al geweest. We weten dat dankzij de uitspraak die de Here Jezus als tweede Persoon van de Godheid in de voorbije eeuwigheid heeft gedaan.

Zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen. (Hebreeën 10:7)

Dit komt tot uitdrukking in de naam Jezus de Nazarener.

en, daar gekomen, vestigde hij zich in een stad, genaamd Nazareth, opdat in vervulling zou gaan hetgeen door de profeten gesproken is, dat Hij Nazoreeër zou heten. (Mattheüs 2:23)

Zelfs in het Nederlands zien we hoezeer de benamingen nazireeër en Nazarener op elkaar lijken. Beide woorden komen waarschijnlijk van een woord dat ‘afgezonderd’ betekent (nazōraios). Jezus de Nazarener, Jezus de nazireeër, Jezus de toegewijde. Maar niet voor iedereen had Nazarener een positieve klank.

En Natanaël zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen? (Johannes 1: 47)

En zo was minachting Zijn deel, want Hij wijdde Zich geheel aan God de Vader. Deze toewijding was zo volkomen dat Paulus en Petrus Hem voor alle gelovigen als het na te volgen voorbeeld noemen.

21 Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden;

22 die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden;

23 die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt; (1 Petrus 2:21-23)

Maar…

Maar, zal men zeggen, hoe zit het dan met het drinken van de wijn, en het aanraken van doden? In Mattheüs 26 zegt de Here Jezus iets opvallends.

Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders. (Mattheus 26:29)

Hij zal geen wijn meer drinken. Dit betekent dus dat Hij het tot dan toe wel deed. Ook aangaande het niet aanraken van dode lichamen gedroeg Hij Zich niet volgens de regels van Numeri 6. Zo wekt Hij even buiten de stad Naïn een pas gestorven jongeman op uit de dood. Hij raakt de baar aan – volgens Numeri 19 heeft Hij Zich dus verontreinigd!

En naderbij gekomen raakte Hij de baar aan – de dragers stonden stil – en zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! (Lukas 7:14)

Een poosje later wekt Hij het dochtertje van Jaïrus op uit de dood – en pakt haar hand beet! Opnieuw: Hij is nu volgens de wet op het Nazireeërschap verontreinigd.

Maar Hij vatte haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op! (Lukas 8:54)

Hoe zit dat?

Allereerst is het belangrijk te zien dat punt 1 (geen verbindingen die de toewijding verhinderen) en punt 3 (de heiligheid bewaken en bewaren) verschillen van punt 2 (de schande dragen). Je zou kunnen zeggen dat punt 1 en 3 te maken hebben met wat de nazireeër doet, terwijl punt 2 meer iets is wat hem overkomt. Anders gezegd, hij heeft invloed op zijn eigen doen en laten, maar niet op dat wat de mensen ervan vinden. Blijven dus over punt 1 en 3.

Geen dode aanraken

De nazireeër mocht geen dode aanraken want daarmee zou hij zich verontreinigen. Maar de Here Jezus, als Gods Zoon, staat boven de dood. Zijn heilzame aanwezigheid en aanraking is sterker dan de dood en haar besmettelijke onreinheid.

12 Toen Hij dicht bij de stadspoort gekomen was, zie, een dode werd uitgedragen, de enige zoon zijner moeder, die weduwe was, en veel volk uit de stad was bij haar.

13 En toen de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zeide tot haar: Ween niet.

14 En naderbij gekomen raakte Hij de baar aan – de dragers stonden stil – en zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op!

15 En de dode ging overeind zitten en begon te spreken, en Hij gaf hem aan zijn moeder. (Lukas 7:12-15)

Door Zijn aanraking wordt de onreinheid juist verdreven.

40 Toen Jezus terugkeerde, wachtte de schare Hem op, want zij zagen allen naar Hem uit.

41 En zie, er kwam een man, genaamd Jairus, en deze was een overste der synagoge. En hij viel neder aan de voeten van Jezus en smeekte Hem naar zijn huis te komen,

(…)

54 Maar Hij vatte haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op!

55 En haar geest keerde terug en zij stond dadelijk op en Hij beval, dat men haar te eten zou geven.

56 En haar ouders stonden versteld, maar Hij verbood hun tot iemand te spreken over hetgeen geschied was. (Lukas 8:40-41, 54-56).

De regels voor het nazireeërschap zijn onderdeel van de wet. De Here Jezus staat boven de wet, is Heer van de wet. Hij illustreert dat in Mattheüs.

1 Te dien tijde ging Jezus op de sabbat door de korenvelden en zijn discipelen kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten.

2 Maar toen de Farizeeën dit zagen, zeiden zij tot Hem: Zie, uw discipelen doen wat men op sabbat niet mag doen.

3 En Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hij en die met hem waren honger kregen?

4 Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en zij de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij noch die met hem waren mochten eten, doch alleen de priesters?

5 Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat op de sabbat de priesters in de tempel de sabbat schenden zonder schuldig te zijn?

(…)

8 Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat. (Mattheus 12:1-5, 8)

Hij noemt Zich Heer van de sabbat – het houden van de sabbat is een onderdeel van de wet. Maar de wet is een geheel. Het is de hele wet of de wet helemaal niet. De Here Jezus is dus Heer over de gehele wet. Bevestiging hiervan vinden we wij Paulus en Jakobus.

Want wie de gehele wet houdt, maar op een punt struikelt, is schuldig geworden aan alle (geboden). (Jakobus 2:10)

Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen. (Galaten 5:3)

Wijn

Het drinken van wijn laat zich op dezelfde manier verklaren. Immers, het doen van de wil van Zijn Vader ging Hem boven al het andere.

Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen. (Johannes 4:34)

Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. (Johannes 6:38)

Eten en drinken hebben geen enkele bijzondere betekenis voor de Here Jezus, er is maar één spijze die Hem voldoening geeft.

De ware nazireeër

Zo zien we dus met bewondering dat de Here Jezus de ware nazireeër is. Blijft over de vraag naar het beëindigen van de periode van toewijding. In Numeri lezen we dat de nazireeër na afloop van de periode van toewijding een aantal verplichtingen heeft die hem als het ware ‘vrijkopen’. Hoe zit dat met de Here Jezus? Zou Hij nu niet langer volkomen toegewijd zijn aan Zijn Vader? Dat is ondenkbaar. En toch waag ik te stellen dat in Zijn kruisoffer ook de verplichtingen behorende bij het beëindigen van het nazireeërschap zitten opgesloten. Maar de toewijding blijft bestaan. Lees wat de Here Jezus in Johannes 17 zegt.

en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. (Johannes 17:19)

De nazireeër wijdt zijn leven volkomen aan God, hij zet zich als het ware apart voor God. Dat is ook de betekenis van het woord ‘heiligen’. De Here zegt in Johannes 17 dus dat het ‘apart zetten voor God’ als nazireeër wordt voortgezet. Maar let op: Zijn nazireeërschap is overgegaan in een nieuwe en hogere staat. Figuurlijk omdat Hij na de opstanding een verheerlijkt lichaam heeft ontvangen en eeuwig leeft. Letterlijk omdat Hij naar de hemel is gegaan.

Opdat

en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. (Johannes 17:19)

Het voor ons allerwonderlijkste ligt opgesloten in het woordje ‘opdat’. De Here Jezus heiligt Zich opdat ook wij in Hem de Vader volkomen zullen zijn toegewijd. Gelovigen zijn allemaal nazireeërs… in Hem!