De betekenis van de voorschriften uit Numeri 19 is voor de christen van groot belang. De uitleg is echter niet zo eenvoudig. Diverse uitleggers komen met soms totaal uiteenlopende verklaringen wat de zaak er niet duidelijker op maakt.

In dergelijke gevallen (eigenlijk in alle) is het zaak te onderzoeken of de Schrift zelf ons op het goede spoor kan zetten. Dat leidt ons dan regelrecht naar de brief aan de Hebreeën, het negende hoofdstuk.

13 Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden,

14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? (Hebreeën 9:13-14)

Twee voorschriften worden hier genoemd: het (offeren van) bloed van bokken en stieren, verwijzend naar grote verzoendag en de toepassing van de as van de vaars.

In de Grote Verzoendag zien we een type van Jezus Christus die Zichzelf offert op Golgotha. Het is God Zelf die aangeeft waarom er bloed moet vloeien. In het bloed is leven. Het komt neer op een ruil. Het offerdier laat het leven, opdat de zondaar (een Israëliet) in leven kan blijven.

Want de ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel. (Leviticus 17:11)

(…) zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. (Hebreeën 9:22)

Het is echter geen eeuwige redding. De offerhandeling moet elke keer opnieuw worden verricht. Het offer van Jezus Christus daarentegen is eenmalig. De ‘levenskracht’ in het bloed van onze Heiland is oneindig groot. Het voldoet dus eens en voor altijd voor een oneindig aantal gelovigen. De ruil is definitief.

Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem. (2 Korinte 5:21)

De christen is gered, maar ook geschikt gemaakt om God te dienen. In Bijbelse termen: we zijn geheiligd.

(…) En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt. (2 Korinte 5:15)

(…) zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus. (Hebreeën 10:10)

Maar hoewel we een eeuwige redding hebben ontvangen, is onze heiliging niet automatisch van eeuwigheidswaarde. In positie wel uiteraard, maar niet in praktijk. En hiermee raken we aan de betekenis van de as van de rode vaars.

In Numeri 19 lezen we hoe de as van de vaars dient tot reiniging van hen die door aanraken van een dode ceremonieel onrein waren geworden. De tabernakel was de plaats waar God Zijn volk ontmoette. Echter, iemand die verontreinigd was door aanraking van een dode mocht niet naderen. De as van de vaars werd gebruikt om het reinigingswater te bereiden. Dit water werd op de verontreinigde gesprenkeld om hem opnieuw te heiligen, dat wil zeggen in een positie van ceremoniële reinheid te plaatsen.

In de Hebreeënbrief staat wat voor ons de betekenis van het aanraken van een dode is.

13 Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden,

14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? (Hebreeën 9:13-14)

In vers 14 staat een tegenstelling. ‘Dode werken’ versus ‘het dienen van de levende God’. In een eerder hoofdstuk blijkt dat het gaat om fundamentele zaken.

Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, (Hebreeën 6:1)

Bekering

Twee keer dus: bekering van dode werken en reinigen van dode werken. Bekering van dode werken betekent dat de zondaar inziet dat hij niet zelf zijn behoud kan bewerken.

Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet. (Romeinen 3:28)

Dit is met name gericht aan Joodse christenen: ‘werken der wet’ zijn inspanningen waarmee veel Joden trachtten rechtvaardig te worden voor God. Voor gelovigen uit de heidenen geldt ten diepste hetzelfde.

Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. (Handelingen 2:38)

Als we spreken van bekering tot God, moeten we bedenken dat dit voor de heiden een bekering is van de afgoden en voor de Jood een bekering van dode werken.

Wie tot bekering komt wordt opnieuw geboren. De wedergeboorte is een tweede geboorte, door de Heilige Geest, en gebaseerd op het werk van Christus. We worden kind van God, we worden in de positie geplaatst om God te kennen, omgang met Hem te hebben en Hem te dienen. Het kennen van God, omgang met Hem te hebben en Hem te dienen is een zaak van de praktijk. Het Nieuwe Testament wekt op vele plaatsen de gelovige op ernst te maken met de heiliging, met het oog op het dienen van God. Het gaat dus blijkbaar niet vanzelf.

11 En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.

19 Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?

20 Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam. (1 Korinte 6:11, 19-20)

Het kind zijn van God kan niet ongedaan gemaakt worden. De praktische kant echter – ons leven hier op aarde van alle dag – loopt constant het risico verontreinigd te worden. En daardoor wordt onze omgang met God, ons dienen van God, verstoord. Waarom? Omdat God te heilig is om ook maar iets te maken te kunnen hebben met zonde, zelfs niet als het Zijn eigen kinderen betreft. Als God zonde ziet ontbrandt zijn toorn. God en zonde gaan niet samen. Zijn heiligheid verteert elke zondaar die in zijn nabijheid komt.

Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten gezien. (Jesaja 6:5)

Hij is te rein van ogen om het kwaad te zien (Habakuk 1:13).

Het heiligdom

Een bekend aanbiddingslied is Opwekking 192.

Ik kom in uw heiligdom binnen,

’t voorhangsel ga ik voorbij.

Ik breng U mijn offer, een zoete geur,

vrucht van wat U deed in mij.

Mijn mond brengt een offer van lof, Heer.

’t Gaat nu alleen om uw eer.

’t Reukwerk van mijn lofgezang

stijgt op in uw woning.

Ik kniel voor de troon van mijn Koning.

Samen met mijn stem hef ik

ook mijn handen op tot U,

het loflied komt diep uit mijn hart.

Lofprijs, aanbidding, glorie en kracht

komen U toe, God van ’t heelal voor eeuwig.

Lofprijs, aanbidding, glorie en kracht

komen U toe, God van ’t heelal.

De tekst is mooi ingetogen, een weergave van diverse Bijbelteksten. Niets mis mee. De vraag is echter of dit voldoende is. Kunnen we inderdaad zo het heiligdom betreden? Het reinigingswater uit Numeri 19 laat ons zien dat onze binnenkomst in het heiligdom niet vanzelfsprekend is. Het aanraken van een dood lichaam maakte dat de Israëliet niet kon naderen tot het heiligdom. De christen – zoals het lied ook uitdrukt – nadert niet slechts tot het heiligdom, maar gaat binnen tot voor de troon van God. Zijn we schoon? Of kleeft er van alles aan ons dat met het reinigingswater moet worden verwijderd? Wie op bezoek gaat bij koning Willem-Alexander komt echt niet aanzetten in een vuile overall. We weten wel beter. Maar nu komen we binnen bij de ‘God van ’t heelal’! Uiteraard gaat het hier om geestelijke zaken. Maar die kunnen ons net zo goed verontreinigen als stoffelijke zaken. En een onreine kan onmogelijk in Gods nabijheid verkeren.

Hoezo onrein?

Als de Here Jezus de voeten van de discipelen wast zegt Hij tegen Petrus iets opmerkelijks.

8 Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij.

9 Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd!

10 Jezus zeide tot hem: Wie gebaad heeft, behoeft zich alleen de voeten te laten wassen, want hij is geheel rein; en gijlieden zijt rein, doch niet allen.

11 Want Hij wist, wie Hem verraden zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet allen rein. (Johannes 14:8-10)

De voetwassing wordt vaak uitgelegd als een les in dienstbaarheid. En dat is het ook. Maar er zit meer in. Als Petrus weigert zich de voeten te laten wassen – hij zal gedacht hebben dat het toch niet gekker moet worden … de Christus, de Zoon van God gaat zijn voeten wassen!? – zegt de Here Jezus dat als dat niet gebeurt Petrus geen deel aan Hem heeft. Er staat dus iets tussen de Here en Petrus in dat verwijderd moet worden. Vervolgens slaat Petrus helemaal door naar de andere kant. Geen deel aan de Here tenzij Hij hem de voeten wast? Dan meteen maar helemaal! Dit biedt de Here de gelegenheid nog iets belangrijks te zeggen. Wie zich gewassen heeft, hoeft na een tocht door de stoffige straten van Jeruzalem alleen maar de voeten te wassen. De rest van het lichaam is echt wel schoon gebleven. Alle discipelen zijn schoon, dus het wassen van de voeten is voldoende. Alle discipelen? De Here maakt één uitzondering. Dat moet Judas zijn – de verrader. Betekent dit nu dat Judas een smeerpoets is, die zich nooit wast? Nee, het gaat om een geestelijke verontreiniging. De gehele voetwassing is er een beeld van. Alle discipelen zijn gewassen en hebben voor de gelegenheid misschien zelfs wel schone kleren aan. De voeten zijn echter wel weer vies geworden. Strikt genomen zijn de voeten in dit beeld het deel van het lichaam waarmee de discipelen in aanraking met de wereld zijn gekomen. En een christen wordt verontreinigd door de wereld. Het gaat niet direct om zonden, maar er is wel wat aan de hand. Als de Here zegt dat Petrus geen deel aan Hem kan hebben, tenzij Hij hem de voeten wast, geeft Hij aan dat dit een ernstige zaak is.

Lichamelijk vuil wordt verwijderd door in bad te gaan. Hoe zit het nu met geestelijk vuil? De Here Jezus en de apostel Paulus hebben er iets over gezegd.

Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb. (Johannes 15:3)

25 Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft,

26 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord,

27 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. (Efeze 5:25-27)

Het woord (Gods Woord) heeft dus een reinigende werking. Het verwijdert het vuil dat ons ‘aankleeft’. Maar het bloed van de Here Jezus dan? Johannes schrijft:

(…) en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. (1 Johannes 1:7)

Wie tot geloof komt wordt geheel gereinigd door het bloed van de Here Jezus. Voeg daar het beeld van de doop (onderdompeling!) bij en je ziet een overeenkomst met het gebaad zijn uit Johannes 13. We zijn helemaal schoon.

(…) wij zijn eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus. (Hebreeën 10:10)

En toch spreken de Here en Paulus over de noodzakelijke reiniging met het Woord. Een christen leeft namelijk in een onreine, Godvijandige wereld. Het is onvermijdelijk dat hij verontreinigd wordt. Hij ziet onreine dingen, hij hoort onreine zaken, soms doordat hij onzorgvuldig is, soms ook buiten zijn eigen verantwoordelijkheid om. Door geestelijk contact met de wereld worden we onrein, zoals voeten onrein worden door aanraking met de stoffelijke wereld. We hoeven niet opnieuw helemaal in bad, maar we hebben wel reiniging nodig. Dat gebeurt door regelmatig met Gods Woord bezig te zijn – lezen en luisteren.

Het reinigingswater

Nu rijst de vraag waarom behalve de reinigende werking van Gods woord ook nog het reinigingswater nodig is. Veronderstellen we misschien ten onrechte hier met een waardevol type te doen te hebben? Volgens mij niet. En dat zit hem in de bereidingswijze en de toepassing van het reinigingswater. Hieronder een korte samenvatting.

  1. Een gave, rode koe, die geen juk gedragen heeft wordt aan de priester gegeven;
  2. Buiten de legerplaats wordt het dier geslacht; de priester kijkt hierbij toe;
  3. De priester neemt van het bloed en sprenkelt dat in de richting van de voorkant van de tabernakel;
  4. De koe wordt geheel verbrand;
  5. De priester werpt cederhout, hysop en scharlaken op de brandende koe;
  6. De as wordt verzameld en buiten de legerplaats op een reine plaats bewaard;
  7. Het reinigingswater wordt in een pot bereid; as met daarop gegoten levend water;
  8. Een rein man sprenkelt met behulp van hysop het reinigingswater op alle personen en voorwerpen die verontreinigd zijn;
  9. De reine zal op de derde dag en op de zevende dag de onreine besprenkelen.

Wat betekenen nu al deze beelden? De gave, rode koe toont ons de Here Jezus. Hij was gaaf, zonder gebrek. Hij heeft nimmer het juk van de zonde gedragen. De rode kleur herinnert ons aan Zijn vergoten bloed op Golgotha. De Here Jezus was ook de priester die Zichzelf naar het altaar bracht. Hij werd gekruisigd door soldaten, die geen band met enige vorm van priesterschap hadden. Het bloed van de Here Jezus heeft de weg tot God geopend. De Here Jezus werd geheel verteerd op het kruis van Golgotha. Met Zijn kruisiging werd de gelovige medegekruisigd – cederhout, hysop en scharlaken spreken van de vleselijke mens. Het reinigingswater bestaat uit as en levend water. As herinnert aan de dood van Christus, levend water spreekt ons van de Heilige Geest. De derde en de zevende dag tonen ons dat de reinigende werking tijd nodig heeft.

Mackintosh:

De rode vaars is hoofdzakelijk een type van de woestijn. God voorzag daardoor in de verontreinigingen op de weg; het is een type van de dood van Christus waardoor we gereinigd zijn van de zonden, om in onze behoeften te voorzien, zolang wij door een verontreinigende wereld op reis zijn naar onze eeuwige rust in de hemel.

Wij en de wereld

We moeten nu eerst zien naar wat de Bijbel leert over onze positie in de wereld. Paulus schrijft hier over aan de Galatiërs. Hij spreekt over het werk van Christus.

die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader (NBG)(Galaten 1:4)

Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (SV)(Galaten 1:4)

Twee zaken worden genoemd: Christus heeft Zichzelf gegeven als een losprijs voor onze zonden. Onze zonden zijn geoordeeld op Golgotha. Maar bovenstaande tekst maakt heel duidelijk dat het niet alleen ging om onze schuldenlast uit te delgen. Het ging er ook om dat wij uit deze wereld zouden worden gehaald! Denk daar eens goed over na. Christus stierf voor onze zonden. We weten het, we zijn er blij en dankbaar om, het geeft ons rust en vrede en uitzicht op het eeuwige leven. Maar: Christus stierf ook om ons uit de tegenwoordige wereld te trekken! We zijn losgekocht!

Want gij zijt gekocht en betaald. (1 Korinte 6:20)

Mackintosh:

Het oordeel over de zonde geeft vrede aan het verontrust geweten; het oordeel over deze wereld moet ons hart bevrijden van de bedrieglijke invloed van de wereld. Het verbreekt de band, die het hart aan de wereld hecht.

De ceremoniële handelingen

Na het slachten wordt zevenmaal bloed gesprenkeld in de richting van de toegang van de tabernakel. Zevenmaal drukt volmaaktheid uit. Het sprenkelen van bloed is de grondslag van alle reiniging. Christus ging met Zijn eigen bloed tot God, Hij bood God Zijn eigen bloed aan en dit werd door God aangenomen. Zonder bloedstorting geen vergeving. Door dit als gelovige aan te nemen krijgt de zondaar volkomen vrede voor zijn geweten. Verder wordt er niet meer over bloed gesproken. Een herhaling van het werk op Golgotha is immers onmogelijk en onnodig.

Mackintosh:

De Geest van God geeft telkens weer het nauwe verband aan tussen een geweten dat verlost is van alle bewustzijn van schuld en van een hart dat verlost is van de zedelijke invloed van deze tegenwoordige wereld.

Vervolgens wordt de koe geheel verbrand. Echter, de priester voegt cederhout, hysop en scharlaken toe. Dit is belangrijk voor ons onderwerp. In de verbranding van de rode vaars zien we op deze manier ook het einde van alle wereldse grootheid en van de eer van mensen, en hoe volkomen wordt afgerekend met het vlees en met alles wat er toe behoort. Paulus benadrukt het belang hiervan in zijn brief aan de Galaten.

Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld. (Galaten 6:14)

Hij spreekt niet over het roemen in het kruis van Christus in verband met Diens offer voor de zonden. Hij spreekt over het feit dat het kruis scheiding maakt tussen hem en de wereld. En zo is het. Het kruis moet ons volkomen afzonderen van de wereld. Het maakt ons tot een pelgrim, een vreemdeling op aarde. We zijn verlost van de hel. Is dat theorie of werkelijkheid? Werkelijkheid. We zijn afgezonderd van de tegenwoordige wereld. Is dat theorie of werkelijkheid? Werkelijkheid. En toch leeft dit feit maar mondjesmaat onder de gelovigen. Onterecht! Voor God is het van het grootste belang. Het toetreden tot het heiligdom staat of valt met onze afzondering. Hij heeft voorzien in verschillende wegen om verontreiniging door de wereld tegen te gaan. Bedenk bovendien dat de wereld nog dezelfde is als die welke de Here Jezus kruisigde.

Opnieuw: onrein

Wij worden nu niet onrein door het aanraken van een dode, van het gebeente van een mens of van een graf. Deze dingen zijn slechts typen van geestelijke en zedelijke dingen, waarmee wij gevaar lopen elke dag en ieder uur in aanraking te komen. Geestelijke dingen hebben te maken met de geloofsleer, de juiste Schriftuitleg, maar ook met de houding ten opzichte van kwade machten. Zedelijke dingen zijn opvattingen en gewoonten van een volk, vooral op het gebied van seksualiteit.

Aanraking met wat uit de wereld is kan ons verontreinigen, ons geweten kwetsen, de Heilige Geest bedroeven, en onze gemeenschap met God in de weg staan. Daarom moeten we hier een ferme houding aannemen – geen halfheid.

Terug naar het reinigingswater. Het wordt op de derde en op de zevende dag op de onreine gesprenkeld. Stel we zijn verontreinigd. Om daar iets aan te doen is het nodig dat we ons van deze verontreiniging bewust zijn. Dat is het werk van de Heilige Geest. Hij herinnert ons aan onze zonden, en dit veroorzaakt verdriet bij een gelovige. De handeling op de derde dag is de voorafschaduwing van deze overtuigende werking. Door de toepassing van het geschreven Woord op het hart herinnert Hij ons vervolgens aan de waarde van de dood van Christus, waardoor wij gereinigd zijn. Dit beantwoordt aan de handeling op de zevende dag – de verontreiniging wordt weggenomen, en de gemeenschap hersteld. Denk hierbij aan de woorden van de Here Jezus aan Petrus. ‘Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij!!’ Als we ons niet reinigen, kan er geen gemeenschap tussen God en mens bestaan. Dit verbroken contact wordt in Numeri 19 afgebeeld in het uitroeien van een Israëliet uit het volk.

Een twee-eenheid

We hebben dus het bloed van de verzoening en het water van de ontzondiging, deze twee horen bij elkaar. Het bloed van de verzoening heeft ons eens voor altijd geheiligd en volmaakt gemaakt.

10 Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

14 Want door een offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. (Hebreeën 10:10, 14)

Het water van de ontzondiging staat symbool voor het werk van de Heilige Geest aan ons hart. De Geest gebruikt het Woord om ons te tonen dat gelovigen verontreinigd kunnen worden. Maar ook dat er een weg is om de verontreiniging te doen verdwijnen.

Onze Hogepriester

Na Zijn opstanding is de Here Jezus ten hemel gevaren. Sinds dat moment is Hij altijd in Gods aanwezigheid – voor ons. Bedenk nogmaals dat de dood van Christus ons volmaakt rein heeft gemaakt. Het is Zijn priesterlijk werk voor de troon van God dat ons staande houdt.

(…) als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader Jezus Christus, de rechtvaardige; (1 Johannes 2:1)

(…) Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. (Romeinen 8:34)

(…) daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. (Hebreeën 7:25)

Nu God tot het uiterste is gegaan om ons rein te maken en te houden, past het ons zorgvuldig te leven. Niet vanuit een wettische inslag, maar uit diepe dankbaarheid voor alles wat ons in Christus gegeven is. Hier past geen zorgeloze en slordige levensstijl bij. De as die op een reine plaats werd bewaard gaf een dubbel getuigenis: het getuigenis van Gods goedheid, maar tevens van de afschuwelijkheid van de zonde.

Tenslotte merken we op dat er een reine nodig was, om de onreine te besprengen; die reine werd door het besprengen van die ander zelf verontreinigd. Opnieuw: het toont ons de afschuwelijkheid van de zonde! Bij wijze van afsluiting nog een opmerking over het besprenkelen op de derde en op de zevende dag.

Darby:

Het eerste gevoel dat een verontreinigde ziel smaakt, is bitter; misschien wel juist omdat we weten dat ons de zonde niet wordt aangerekend, en toch overtuigd zijn, dat we zowel tegen de liefde als tegen de heiligheid van God gezondigd hebben.

Maar tenslotte gaat dit bittere gevoel over in een diepe blijdschap, door het bewustzijn van de liefde en de grote genade van Jezus; en van het feit dat we weer geheel rein zijn, door het werk van die liefde. Het eerste deel van de reiniging geeft een gevoel van afschuw, omdat we ons er van bewust worden, dat we tegen de genade gezondigd hebben; het tweede gedeelte bevrijdt ons, door het weten dat de genade overvloediger is dan de zonde.

Samenvatting

Christus is gestorven op Golgotha, Hij gaf Zijn leven, Hij stortte Zijn bloed.

Dit offer brengt de gelovige een eeuwige vergeving van alle zonden, en het eeuwige leven. Hij maakt hem kind van God, het heiligt hem om God te mogen dienen. Het heeft hem voor eeuwig gescheiden van zonde en dood. Het heeft hem voor eeuwig gescheiden van de tegenwoordige boze wereld. Dit alles kan niet ongedaan worden gemaakt. Het staat vast, voor eeuwig.

Hoewel we niet langer van deze wereld zijn, leven we wel in de wereld. Dit aanwezig zijn in de wereld brengt risico’s met zich mee. Het in dit artikel beschreven risico is verontreiniging. Dit is een ernstige zaak. Elke verontreiniging leidt tot een verwijdering tussen God en gelovige. Hoewel alle zonden voor eeuwig zijn vergeven, maakt verontreiniging een gelovige ongeschikt om het heiligdom in te gaan. God heeft op drie manieren in deze moeilijkheid voorzien.

  1. Het reinigingswater: de Heilige Geest maakt in het hart van de gelovige het besef wakker dat hij is verontreinigd. Alle zonden zijn vergeven, maar hernieuwde verontreiniging is niet naar Gods wil. Het brengt schaamte, verdriet en spijt. Maar de Heilige Geest brengt de gelovige ook in herinnering dat de Here Jezus voor alle zonden is gestorven, dus ook voor de zonde die de nieuwe verontreiniging heeft veroorzaakt. Dit leidt tot opluchting, blijdschap en hernieuwde vrede.
  2. Gods Woord: bezig zijn met Gods Woord heeft een reinigende werking. Paulus spreekt over ‘het waterbad met het woord’.
  3. De Here Jezus is onze Voorspraak bij de Vader, Hij pleit voor ons. Wij hebben een hogepriester, die kan meevoelen met onze zwakheden, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, maar zonder te zondigen. We mogen daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade, om barmhartigheid te ontvangen en genade te vinden om hulp te krijgen op de momenten dat dat nodig is. (Hebreeën 5:15-16)

Citaten:

C.H.MacIntosh: Aantekeningen op Numeri

J.N.Darby: Synopsis van de Bijbel, deel 1