Over cadeaus die (niet) worden uitgepakt
In Jozua 1:3 lezen we: ‘Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden, zoals Ik tot Mozes gesproken heb.’ Voor ons gelovigen liggen in Christus heel veel zegeningen klaar. Maar net als het volk Israël moeten we ons die zegeningen wel toe-eigenen. In dit artikel gaat het om de bevrijding van de zonde. Die bevrijding heeft twee aspecten, noem het twee cadeaus, waarvan we echter meestal maar een uitpakken. Die twee cadeaus zijn:
- Christus is voor mijn zonden gestorven;
- Ik ben met Christus gestorven.
Het eerste cadeau wordt dus wel uitgepakt. We genieten van de wetenschap dat al onze zonden zijn weggedaan omdat Christus voor die zonden is gestorven. Het tweede cadeau – ik ben met Christus gestorven – blijft maar al te vaak onaangeroerd staan. Oh ja, we weten wel wat er in zit, maar verder doen we er niets mee.
Wanneer we ons tevreden stellen met het eerste cadeau – onze zonden en overtredingen zijn weggedaan – wordt ons christelijk leven al gauw zorgeloos, slordig en zelfs werelds en zondig. Dat is wat er gebeurt als we het tweede cadeau niet uitpakken. Want de wetenschap dat ik met Christus ben gestorven brengt een geweldige zegen met zich mee. Het stelt ons in staat te breken met de zondemacht.
De zondemacht (de oude mens, het vlees) doet ons zondigen. We staan op dit punt machteloos. Ook de gelovige is niet in staat de zondemacht de baas te worden. Er is maar Een die dat kan, en dat is de Here Jezus, onze Bevrijder. En nog duidelijker, het is al gebeurd, namelijk op het kruis. De Here Jezus nam de zondeschuld op Zich (cadeau 1) en in de veroordeling van de Here Jezus op het kruis heeft God ook onze zondenatuur geoordeeld (cadeau 2). En als God een oordeel voltrekt, is het resultaat 100 procent en definitief.
Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees – God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde(macht) veroordeeld in het vlees. (Romeinen 8:3)
Het uitpakken van cadeau 2 betekent dat we ons gaan realiseren dat we op dezelfde manier als God over onze zondenatuur moeten gaan denken: die zondenatuur is geoordeeld – punt uit. Dat betekent dat we nu iets gemeenschappelijks met God hebben. Het vlees, de oude mens, de zondenatuur, God wil er niets meer mee te maken hebben. Cadeau 2 uitpakken betekent dat ook wij dit alles achter ons laten. We zijn opnieuw geboren, we zijn een nieuwe schepping, we zijn een nieuw mens. Hoe sterker deze wetenschap zich in onze gedachten nestelt, hoe minder die oude natuur ons nog kan verleiden tot zonde. Het gezegende gevolg van dit alles is dat we mogen wandelen met God.
De bevrijding van het lichaam
En niet alleen zij, maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam. (Romeinen 8:23)
Er wordt wel eens gevraagd: ‘Hoe weet ik nu dat ik echt een christen ben?’ Daar zijn verschillende antwoorden op te geven. In het kader van het onderwerp van dit artikel noem ik drie punten.
- Een gelovige heeft een afkeer van zonde;
- Een gelovige heeft berouw na te hebben gezondigd;
- Een gelovige verlangt naar de hemel, waar de altijd op de loer liggende zondemacht verdwenen zal zijn.
Dit derde punt kunnen we ook verwoorden als ‘het verlangen naar de bevrijding van ons lichaam’. Die bevrijding vindt plaats op het moment dat een gelovige sterft of bij de Opname. Paulus zegt dat het verreweg het beste is om bij de Here Jezus te zijn.
(…) ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; (Filippi 1:23)
Over die verandering, die bevrijding wordt in de Bijbel op verschillende manieren gesproken. Er is sprake van verderfelijkheid, die onverderfelijkheid aandoet, en van sterfelijkheid, die onsterfelijkheid aandoet.
51 Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden,
52 in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.
53 Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. (1 Korinte 15:51-53)
We worden bij de opstanding met een nieuw lichaam overkleed, een verheerlijkt lichaam, dat geen zonde, zwakheid, vermoeidheid, pijn of ziekte meer zal kennen.
1 Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.
2 Want hierom zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden,
8 maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen. (2 Korinte 5:1-2, 8)
We zullen gelijk zijn aan onze verheerlijkte Heiland.
20 Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten,
21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, (…). (Filippi 3:20-21)
Geen wonder dat Paulus ons oproept de realiteit van de overwonnen zondemacht serieus te nemen. We hoeven niet te wachten tot we bij de Here zijn, het is ons nu al gegeven.
10 Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God.
11 Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus. (Romeinen 6:10-11)