Op 13 september 2018 verscheen in het Nederlands Dagblad het volgende bericht:

‘Met de recente geboorte van een rode vaars in Israël is een profetie in vervulling gegaan, stelt het Tempelinstituut, een orthodox-joodse groepering. De geboorte is volgens het instituut een teken dat de Derde Tempel na tweeduizend jaar kan worden herbouwd.

Dat staat immers in het negentiende hoofdstuk van het bijbelboek Numeri, waar een jonge rode koe wordt beschreven als reinigingsmiddel, zegt het instituut. As van een geofferde rode koe was nodig om als mens weer rein te worden na contact met een dood menselijk lichaam. Dit was een middel tot ‘ontzondiging’. Christenen zien daarin dikwijls een verwijzing naar Christus.

Iemand die onrein is, mag de Derde Tempel niet binnengaan, staat beschreven. De vaars zou het laatste ontbrekende ingrediënt zijn voor de wederopbouw van de tempel. Volgens het instituut zijn er sinds Mozes maar negen rode vaarzen gebruikt voor reiniging.’

De Derde Tempel?

De Bijbel laat ons zien dat er tenminste 5 heiligdommen hebben bestaan of nog zullen komen. Over het algemeen noemt men de tempel van Salomo de eerste, de herbouwde tempel onder Zerubbabel de tweede, de derde de tempel waarover bovenstaand bericht melding maakt en de vierde de tempel beschreven in Ezechiël. Vóór de tempel van Salomo was er nog de Tabernakel, in feite een ‘mobiele tempel’. Als we die meerekenen (en waarom zouden we dat niet doen?) dan komen we op vijf.

Wat zegt de Bijbel over de aanleiding tot bouw?

Het bevel tot bouwen komt steeds van God. In Ezechiël lezen we over het ontwerp van de vierde (die bedoeld te zijn de derde!) tempel. Uit Zacharia blijkt dat dit niet eerder dan in het duizendjarig rijk zal plaatsvinden.

Tabernakel

8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen.

9 Gij zult het maken overeenkomstig alles wat Ik u toon, het model van de tabernakel en het model van al zijn gerei. (Exodus 26:8-9)

Eerste Tempel

11 Sedert de tijd dat Ik richters over mijn volk Israel aangesteld heb. Ik zal u rust geven van al uw vijanden. Ook kondigt de Here u aan: De Here zal u een huis bouwen.

12 Wanneer uw dagen vervuld zijn en gij bij uw vaderen te ruste zijt gegaan, dan zal Ik uw nakomeling, uw eigen zoon, na u doen optreden, en Ik zal zijn koningschap bevestigen.

13 Die zal mijn naam een huis bouwen, en Ik zal zijn koninklijke troon voor immer bevestigen. (2 Samuel 7:11-13)

Tweede Tempel

7 Zo zegt de Here der heerscharen: (…)

8 Beklimt het gebergte, haalt hout en herbouwt dit huis; dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden, zegt de Here. (Haggai 1:7-8)

Derde Tempel

Geen!

Vierde Tempel

12 En zeg tot hem: Zo zegt de Here der heerscharen: zie, een man, wiens naam is Spruit (= de Messias). Deze zal uit zijn plaats uitspruiten en hij zal de tempel des Heren bouwen.

13 Ja, hij zal de tempel des Heren bouwen en hij zal met majesteit bekleed zijn en als heerser zitten op zijn troon; en hij zal priester zijn op zijn troon; heilzaam overleg zal er tussen hen beiden zijn.

Wie nu dus aanstuurt op de bouw van die derde tempel handelt voorbarig. We vinden namelijk geen aanwijzingen dat de Here opdracht geeft de derde tempel al voor de Grote Verdrukking te bouwen. De bouw zal niettemin plaatsvinden. Zowel de Here Jezus als de apostel Paulus laten daar geen twijfel over bestaan.

15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniel gesproken is, op de heilige plaats ziet staan – wie het leest, geve er acht op – laten dan wie in Judea zijn,

16 vluchten naar de bergen. (Mattheus 24:15-16)

3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs,

4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. (2 Thessalonica 2:3-4)

Tijdens de Grote Verdrukking zal de antichrist plaatsnemen in de dan bestaande tempel. Dat de Here Jezus spreekt over een ‘gruwel der verwoesting’, geeft aan dat het om iets afschuwelijks zal gaan. Satan, zijn ‘eerstgeborene’ de Antichrist of een beeld van deze persoon zal zich op de Heilige Plaats bevinden. Meer informatie is er niet over deze tempel. Je zou dus kunnen zeggen dat degenen die zich nu inspannen om de tempel te Jeruzalem te bouwen, de satan in de kaart spelen. Niet doen dus, zou de conclusie moeten zijn.

De komst van de Messias

Op de site van Israël en de Bijbel vinden we de volgende toelichting.

‘Het belangrijkste doel van het Tempelinstituut is de herbouw van de tempel. De rode vaars is voor hen van groot belang, aangezien iemand die onrein is niet de tempel mag binnengaan. Ze noemen de vaars het laatste missende ingrediënt voor de tempel. Het verlangen naar de tempel is zo sterk, omdat het voor hen nauw samenhangt met de komst van de Messias. Volgens de Misjna  zal de Messias bij zijn komst op de tempel gaan staan en uitroepen: “Nederigen, jullie verlossing is gekomen!”  De Messias zal volgens hen pas komen als de tempel gereed is. De rode vaars is, naast de toestemming voor de tempelbouw, een van de laatste obstakels. De traditie leert dat er vanaf Mozes tot aan de verwoesting van  de tempel negen rode vaarzen zijn geslacht. De tiende zal door de Messias Zelf geslacht worden.’

Hier doet zich iets sinisters voor.

In mijn ‘The Trump Prophecies – artikel (2)’ beschrijf ik bewegingen als New Apostolic Reformation, Dominionisme en Kingdom Now. Zij roepen ons op tot het veroveren van de aarde voor de Here Jezus, tot het reinigen van de aarde van demonische invloeden, tot het tot wereldheerschappij brengen van de kerk. Hoewel ze niet bewust oproepen een andere god te dienen, lopen ze ongewild en ongemerkt het risico dat wel te doen. Immers, ze loochenen de in de Bijbel geschetste gang van zaken rond de wederkomst van de Here Jezus. Dat Hij zal komen als een dief in de nacht heeft geen plaats in hun onderwijs. Integendeel, ze menen precies te kunnen aangeven wanneer de Here komt, namelijk op het moment dat hun werk afgerond is. En inderdaad, er zal iemand komen. De Here Jezus heeft over deze persoon gesproken.

Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen. (Johannes 5:43)

Er zal een ander komen. Zijn naam is de Antichrist. Te vrezen valt dat alle streven van New Apostolic Reformation, Dominionisme en Kingdom Now diens komst zal voorbereiden. In die zin roept men dus wel degelijk op een andere god te dienen. Men spreekt vaak over ‘The coming of the Christ’. Welke christus zal dat zijn?

Het sinistere is nu dat we in het Tempelinstituut een organisatie ontmoeten die ook meent in actie te moeten komen om de komst van de Messias mogelijk te maken. Hierboven zagen we dat het nu herbouwen van de tempel satan het podium verschaft de antichrist – zijn christus  – ten tonele te voeren. Het streven van New Apostolic Reformation, Dominionisme, Kingdom Now en het Tempelinstuut grenst daarom zo dicht aan elkaar dat de veronderstelling gewettigd is dat we hier te doen hebben met leringen van boze geesten, iets waar Paulus ons zo voor waarschuwt.

Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen (1 Timotheüs 4:1)

Pas op!

In dit verband is een waarschuwing op zijn plaats. Steeds opnieuw wordt de christelijke wereld voorgehouden dat er iets belangrijks staat te gebeuren. Rode manen, valse profetieën, bijzondere samenstanden van planeten en sterrenbeelden, en nu dus weer de rode vaars. Laten we toch ophouden met deze zinloze bezigheden. Het leidt tot niets en wordt spoedig weer vergeten. Tot het volgende alarm loeit en blijkt dat er niemand is die iets geleerd heeft van de heisa van een poosje geleden.

Veelzeggend, en daarom ook verontrustend, is dat christenen die zich bijzonder met Israël verbonden weten, pas belangstelling krijgen voor Numeri 19 als er zich iets buitenbijbels voordoet. Terwijl de ware rijkdom aldoor al gewoon in Gods Woord te vinden was.

De rode vaars

Het boek Numeri gaat over de reis van de Israëlieten door de woestijn. Deze reis is een type (een beeld) van de levensloop van de christen in deze wereld. Tijdens zijn leven in deze wereld, verontreinigt hij zich met vele dingen, ten koste van de praktische gemeenschap met God. Hieronder geef ik de inhoud van Numeri 19 weer, en de praktische toepassing voor Israël in de woestijn: reiniging na contact met een dode. In het tweede artikel volgt de betekenis voor ons christenen.

De rode vaars – drie stappen

In Numeri 19 zien we in drie stappen de ontwikkeling van het offer en zijn toepassing.

Stap 1 vers 1-6 De werkzaamheden noodzakelijk om toepassing mogelijk te maken.
Stap 2 vers 7-10 Voorschriften voor degenen die het werk in vers 1-6 verricht hebben.
Stap 3 vers 11-22 Toepassing in het dagelijks leven van Israël.

Stap 1 – De werkzaamheden noodzakelijk om toepassing mogelijk te maken

1 De Here nu sprak tot Mozes en Aaron:

2 Dit is het wetsvoorschrift, dat de Here gebiedt: Spreek tot de Israelieten, dat zij u een rode, gave koe brengen, waaraan geen gebrek is, en die geen juk gedragen heeft.

3 En gij zult haar aan de priester Eleazar geven: dan zal men haar buiten de legerplaats brengen en haar in zijn tegenwoordigheid slachten.

4 Dan zal de priester Eleazar met zijn vinger van haar bloed nemen en van haar bloed zevenmaal sprenkelen in de richting van de voorzijde van de tent der samenkomst.

5 Daarna zal men de koe voor zijn ogen tot as verbranden; haar huid, haar vlees en haar bloed zal men met haar mest verbranden.

6 En de priester zal cederhout, hysop en scharlaken nemen en dat midden op de brandende koe werpen. (Numeri 19:1-6)

De eis van God is een rode, gave koe, zonder gebrek (Hebreeuws: tāmîm) die niet is gebruikt voor werkzaamheden (als trekdier bijvoorbeeld). Rood doet denken aan bloed, de zetel van het leven. Gaaf en zonder gebrek is een eis die altijd aan offerdieren wordt gesteld (zie bijvoorbeeld Leviticus 1:3, waar ook het woord ’tāmîm’ wordt gebruikt).

De vaars moet aan een gewone priester worden gegeven. Het dier wordt buiten de legerplaats geslacht door iemand die niet priester is. Dat is bijzonder, het is dus geen offer – er is ook geen altaar. De priester houdt wel toezicht.

Als het dier geslacht is, sprenkelt de priester bloed van de vaars in de richting van de voorzijde van de tabernakel. Hij herhaalt dat zeven keer. Hiermee wordt duidelijk dat het om de toegang tot het heiligdom gaat.

Als dat gedaan is wordt de koe geheel verbrand. Van de huid, het vlees, het bloed en de mest blijft alleen as over. Terwijl de koe verbrandt, worden cederhout, hysop en scharlaken (karmozijn) toegevoegd.

Stap 2 – Voorschriften voor degenen die het werk in vers 1-6 verricht hebben

7 Vervolgens zal de priester zijn klederen wassen en zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen, maar de priester zal tot de avond onrein zijn.

8 Hij die haar verbrand heeft, zal zijn klederen in water wassen en zijn lichaam in water baden, maar tot de avond onrein zijn.

9 Dan zal een rein man de as van de koe verzamelen en buiten de legerplaats op een reine plaats nederleggen, opdat zij voor de vergadering der Israelieten bewaard blijve ter bereiding van het water der reiniging; het is een middel tot ontzondiging.

10 En hij die de as van de koe verzameld heeft, zal zijn klederen wassen, maar tot de avond onrein zijn. Dit zal gelden als een altoosdurende inzetting voor de Israelieten en voor de vreemdeling die onder u vertoeft. (Numeri 19:7-10)

Omdat het gedane werk te maken heeft met de dood, moet de priester zich reinigen; tot de avond blijft hij onrein. Evenzo de man die de koe verbrand heeft.

Een derde persoon – ook een gewone Israëliet – die tot nu toe niet bij de werkzaamheden betrokken was moet de as verzamelen en ergens buiten het tentenkamp op een reine plaats leggen. Als dat gedaan is moet ook deze man zich reinigen.

Stap 3 – Toepassing in het dagelijks leven van Israël

11 Hij die het lijk van enig mens aanraakt, zal zeven dagen onrein zijn.

12 Hij zal zich op de derde dag ermee ontzondigen, en op de zevende dag zal hij rein zijn. Maar indien hij zich op de derde dag niet ontzondigt, zal hij op de zevende dag niet rein zijn.

13 Ieder die een lijk, enig mens, die gestorven is, aanraakt, en zich niet ontzondigt, verontreinigt de tabernakel des Heren, en hij zal uit Israel uitgeroeid worden; omdat het water der reiniging op hem niet gesprengd werd zal hij onrein wezen; zijn onreinheid is nog op hem.

14 Dit is de wet, wanneer in een tent iemand gestorven is: ieder die de tent binnengaat en alles wat in de tent is, zal zeven dagen onrein zijn;

15 Elk open vat waarover geen doek gebonden is, zal onrein zijn.

16 Ook zal ieder die op het veld iemand aanraakt, die met het zwaard gedood is, of een lijk, of het gebeente van een mens, of een graf, zeven dagen onrein zijn.

17 Men zal voor de onreine van de as van het dier dat voor ontzondiging verbrand is, nemen en daarop in een vat levend water gieten.

18 Dan zal een rein man hysop nemen, dat in het water dopen en dit sprenkelen op de tent en op al de vaten en op de personen die daarin zijn, en op degene die het gebeente, of de gedode, of het lijk, of het graf heeft aangeraakt;

19 De reine zal op de derde dag en op de zevende dag de onreine besprenkelen, en hij zal hem op de zevende dag ontzondigen; en hij zal zijn klederen wassen, zich in water baden en des avonds rein zijn.

20 Maar iemand die onrein geworden is, en zich niet laat ontzondigen, die zal uit de gemeente uitgeroeid worden, omdat hij het heiligdom des Heren verontreinigd heeft; er is geen water der reiniging op hem gesprengd, hij is onrein.

21 En het zal hun tot een altoosdurende inzetting zijn. Wie het water der reiniging gesprenkeld heeft, zal zijn klederen wassen en wie het water der reiniging aangeraakt heeft, zal tot de avond onrein zijn.

22 Alles wat de onreine aanraakt, zal onrein zijn, en wie hem aanraakt, zal tot de avond onrein zijn. (Numeri 19:11-22)

De verontreiniging bij de aanraking van een dode kon op twee plaatsen geschieden: in de tent en op het open veld. In de tent strekte de verontreiniging zich uit tot alles wat, en iedereen, die in de tent was, zelfs tot elk ongedekt vat. Op het veld kon men op vier manieren in aanraking met een dode komen: met het gebeente van een dode, een met geweld omgekomen persoon, een door een andere oorzaak gestorven dode en (door het lopen over) een graf.

In alle gevallen moest reinigingswater bereid worden. Dit bestond uit as van de vaars en levend water, water dat opborrelt uit een bron bijvoorbeeld. Met een bosje hysop werd hiermee de verontreinigde persoon, eventueel samen met al het verontreinigde in diens tent door een rein man besprenkeld. Dit moest op de derde en op de zevende dag gebeuren. Daarna moest de besprenkelde nog zelf zijn kleren wassen, zich baden om dan in de avond weer rein te zijn. Zelfs de reine die sprenkelde moest na afloop zijn kleren wassen, hij was tot de avond onrein. Ook iemand die (onbedoeld) met het reinigingswater in aanraking was geweest, was onrein en diende zich op dezelfde manier te reinigen.

Wie weigerde zich te laten reinigen, werd uit het volk verstoten. Alles draaide om de heiligheid van God. Hij kan geen enkel contact met de dood toestaan. Het volk had via de tabernakel contact met JHWH. Een door contact met de dood verontreinigde mocht zelfs niet in de buurt van de tabernakel komen.

In het volgende artikel zullen we zien wat dit alles voor gelovigen in de 21-ste eeuw betekent.