Door het lijden, sterven en opstaan van onze Heiland zijn we bevrijd. We zagen al eerder dat deze bevrijding vele kanten kent. Zo is de gelovige bevrijd van de angst voor de dood, bevrijd van (de vloek van) de wet, en niet langer onderworpen aan de wereldgeesten. We zullen ons nu bezighouden met de bevrijding van de wereld. 

De bevrijding van de wereld – Johannes

Een kop als deze (de bevrijding van de wereld) zou de indruk kunnen wekken dat de wereld bevrijd is. Dat is niet het geval en ook niet de bedoeling. De Schrift maakt namelijk duidelijk dat deze wereld een zaak van voorbijgaande aard is. Laten we eerst maar eens zien wat er eigenlijk bedoeld wordt met ‘de wereld’. In Johannes 3 wordt meermalen gesproken over de wereld.

16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

17 Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. (Johannes 3:16-17)

God had de wereld lief, God heeft Zijn Zoon niet gezonden om de wereld te veroordelen maar om die te redden. In deze verzen wordt het woord ‘kosmos’ gebruikt, dat is de zondige, van God vervreemde mensenwereld. God heeft Zich in zijn oneindige liefde over deze wereld ontfermd. God wilde niet dat deze wereld in het verderf zou eindigen, maar behouden zou worden.

Meteen is dan ook duidelijk dat met ‘deze wereld’ niet onze planeet Aarde bedoeld wordt. Petrus beschrijft immers hoe het met de planeet Aarde zal aflopen. Die zal verdwijnen, en vervangen worden door een nieuwe.

10 Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.

11 Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht,

12 vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten.

13 Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. (2 Petrus 3:10-13)

Nu lezen we in Johannes 3 dat God de wereld liefhad. Dat lijkt in tegenspraak met wat Johannes in zijn eerste brief schrijft.

15 Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.

16 Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.

17 En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. (1 Johannes 2:15-17)

God had de wereld lief, maar de gelovige wordt opgeroepen de wereld niet lief te hebben. God wil de ‘kosmos’ redden. Die Goddelijke liefde geeft zichzelf en is gericht op het welzijn van de ander. De liefde die beschreven wordt in 1 Johannes 2:15-17 is qua karakter precies het tegenovergestelde. Nu wordt bedoeld het zoeken van eigen plezier, los van God en zonder het belang van de ander in het oog te houden. Wie zo leeft, kent de Vader niet. Een dergelijke liefde voor de wereld gaat niet samen met de liefde van de gelovige tot God en de medegelovige.

Johannes omschrijft drie aspecten, de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven. De begeerte des vlezes wil zeggen dat we alles wat ons aantrekkelijk voorkomt willen bezitten. De begeerte der ogen – dat is het zien van al dat begeerlijks met onze ogen – wekt onze hebberigheid, onze bezitterigheid op. Als derde noemt Johannes een hovaardig leven. We kennen het woord hovaardig beter als hoogmoedig. De mens heeft van nature de neiging zich beter voor te doen dan hij in werkelijkheid is. Hij is arrogant, hij schept op en bluft. Het is een van de kenmerken van de wereld.

Het is duidelijk. Die liefde hoort bij gelovigen niet te worden gevonden. Het levert echter een innerlijke strijd op die bij ons blijft zolang we hier op aarde zijn. Het is een voortdurend kiezen. Hebben we de wereld lief, of God? Het gaat hier om zaken van eeuwigheidsbelang, zoals Johannes ons laat zien.

De bevrijding van de wereld – Paulus

Paulus toont ons in de Galatenbrief hoe deze onoverbrugbare scheiding tot stand is gekomen. We weten dat de wereld een aantal ‘claims’ op de mens kan leggen – zie vorige artikelen. Slaaf vanwege de angst voor de dood, onder (de vloek van) de wet, en onderworpen aan de wereldgeesten.

Welnu, dat geldt niet langer voor de gelovige. De wereld heeft ‘geen poot meer om op te staan’. Elke claim is ongeldig, want Christus is gekruisigd, en de gelovige is medegekruisigd en is het nieuwe leven binnengegaan. Weinig mensen zullen deze rijkdommen zo diep doorvoeld hebben als Paulus. Het kruis van Christus is zijn alles.

Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld. (Galaten 6:14)

Maar zoals we dat in de brief van Johannes zagen, zit ook hier weer de gedachte in (‘moge ik er voor bewaard blijven’) dat de wereld ‘het er niet bij laat zitten’. De wereld probeert de gelovige weer te onderwerpen. Die pogingen noemen we ‘verzoeking’.