Over vervloeken
In een vervloeking spreekt men (de wens, de verwachting) uit dat allerlei soorten onheil en rampen over iemand zullen komen. Mensen spreken vervloekingen uit, maar ze treffen lang niet altijd doel. Anders wordt het wanneer God vervloekt. Zo’n vloek – in feite Gods straf – zal zeker doen wat God ermee wil bereiken. Overigens worden niet alleen personen getroffen door een vloek, ook dieren, families, stammen, volken, landen, ja zelfs de hele schepping kan onder Gods vloek komen te liggen.
Nu moeten we wel enig onderscheid maken. In de Bijbel vinden we namelijk twee soorten vloeken. De eerste noemen we een voorwaardelijke vloek, de andere een onvoorwaardelijke vloek.
Vloeken in soorten en maten
In de eerste brief aan de Korintiërs vinden we een goed voorbeeld van een voorwaardelijke vloek.
‘Indien iemand de Here niet liefheeft, hij zij vervloekt.’ (1 Korinte 16:22)
Nu wordt een mens niet zomaar vervloekt. Er moet een voorwaarde zijn, een reden waarom. De voorwaarde in bovenstaande tekst is dat de mens geacht wordt de Here lief te hebben. Wordt aan die voorwaarde niet voldaan, dan zal de vloek hem treffen. Welke vloek? De eeuwigheid doorbrengen gescheiden van God.
Dan de onvoorwaardelijke vloek. In Deuteronomium stelt God Israël de zegen en de vloek voor. Zegen in het geval van gehoorzaamheid, vloek als het volk ongehoorzaam is. Gelukkig is deze vervloeking is niet voor eeuwig, er komt een eind aan. Lees wat God zal doen als Israël afvallig is geweest, en door God gestraft.
1 Wanneer dan al deze dingen over u komen, de zegen en de vloek, die ik u voorgehouden heb, en gij dit ter harte neemt te midden van al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verdreven heeft,
2 En wanneer gij u dan tot de Here, uw God, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw ziel,
3 Dan zal de Here, uw God, in uw lot een keer brengen en Zich over u erbarmen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verstrooid heeft. (Deuteronomium 30:1-3vv)
Nadat de straf is voltrokken (een periode van ballingschap bijvoorbeeld) zal Hij hen terugbrengen in het land en hen zegenen – een onvoorwaardelijke zegen, want Israël heeft in niets getoond de zegen van God te verdienen. De volken die Israël wegvoerden en slecht behandelden worden vervloekt – een onvoorwaardelijke vloek, want de misdaden zijn reeds begaan, er is geen weg terug.
De Here, uw God, zal al deze vervloekingen op uw vijanden en uw haters leggen, die u vervolgd hebben. (Deuteronomium 30:7)
Zelfvervloeking komt ook voor, zie het volgende gedeelte uit Nehemia.
28 En het overige volk, de priesters, de Levieten, de poortwachters, de zangers, de tempelhorigen en al wie zich van de volken der landen had afgescheiden om de wet Gods te onderhouden, hun vrouwen, hun zonen en hun dochters, al wie tot de jaren des onderscheids gekomen was,
29 sloten zich aan bij hun broeders, hun voornaamsten, en verplichtten zich onder zelfvervloeking en onder ede, om te wandelen naar de wet van God, die door de dienst van Mozes, de knecht Gods, gegeven was, en om naarstig te onderhouden al de geboden, verordeningen en inzettingen van de Here, onze Here. (Nehemia 10:28-29)
Dan vinden we in Spreuken nog een belangwekkende vaststelling ten aanzien van een ongegronde vloek.
Gelijk een mus wegfladdert en een zwaluw heenvliegt, zo is een ongegronde vloek: hij treft geen doel. (Spreuken 26:2)
De Psalmist stelt vast dat een uitgesproken vloek op de vervloeker zelf kan terugkeren:
De vloek had hij lief (die kome over hem; …). (Psalm 109:17)
Ten slotte is het goed te beseffen dat zegen en vloek in het Oude Testament te maken hebben met het leven op aarde. In het Nieuwe Testament gaat het veel verder. Daar hebben vloeken betrekking op de eeuwigheid.
De beperktheid van vloeken
Het lijkt één zwarte, duistere, dreigende aangelegenheid, deze wereld van de vloeken. Maar, enige relativering is wel op zijn plaats. Een vloek heeft namelijk geen magische werkzaamheid, want de kracht is afhankelijk van wat God doet. Neem nu Bileam in Numeri 22-24. In eigen kracht kan hij niets uitrichten, hij heeft geestelijke machten nodig om iets te bereiken. Die geestelijke machten staan op hun beurt echter weer machteloos tegenover God. Zo zien we meteen het verschil tussen een gelovige en een ongelovige. De gelovige wordt beschermd:
(…) want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. (1 Johannes 4:4)
De ongelovige wordt niet beschermd. Hij wordt voortdurend bedreigd en staat alleen tegenover
(…) de overheden, de machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, en tegenover de boze geesten in de hemelse gewesten. (Efeze 6:12)
De wet en de vloek
Er is een verband tussen de wet van God en vervloeken. Dat verband zit hem niet in de wet zelf.
Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. (Romeinen 7:12).
Nee, het zit hem in de houding die de mens aanneemt tegenover de wet. Paulus schrijft dan ook in Galaten dat mensen die het van werken van de wet verwachten onder de vloek liggen.
Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. (Galaten 3:10)
Waarom? Wel, de door Paulus aangehaalde tekst uit het Oude Testament luidt:
Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. (Deuteronomium 27:26).
Wat wil dat nu zeggen? Jeremia profeteert heel plastisch:
Ik zal de mannen die mijn verbond hebben overtreden, die de bepalingen van de verbintenis welke zij voor mijn aangezicht gesloten hadden, niet hebben gestand gedaan, maken als het kalf dat zij in tweeën deelden en tussen welks stukken zij doorgingen. (Jeremia 34:18)
Met andere woorden, zij zijn ten dode opgeschreven. We kunnen Deuteronomium 27:26 nu anders formuleren:
Ten dode opgeschreven is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
En die dood zal iedereen treffen omdat niemand kan voldoen aan de Goddelijke eis die de Here Jezus formuleert in het evangelie van Mattheüs.
Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is. (Mattheus 5:48).
Wat stond in het Oude Testament de vervloekte te wachten? De doodstraf. Het staat in Deuteronomium:
(…) een gehangene door God is vervloekt. (Deuteronomium 21:23)
Het is hier zaak goed te lezen. De gehangene is vervloekt door God (niet vervloekt vanwege de dood; niet vervloekt vanwege het hout; maar vanwege de reden van de executie). Een gehangene laat ons zien wat er met een mens gebeurt die door een vloek van God getroffen is. Iedereen die zich niet houdt aan de wet, weet, als hij de gehangene aan het hout ziet, wat hem te wachten staat.
Satans misbruik van de dreiging van de vloek
Paulus laat ons in de Galatenbrief zien hoe de dreiging van de vloek door satan misbruikt wordt. In plaats van te wijzen op het reddende geloof (kun je ook niet van satan verwachten) zet hij aan nog meer energie te stoppen in het houden van de wet. En dat begint met de besnijdenis. Als je niet besneden bent, dan kan het niets met jou worden, toch? Paulus waarschuwt meteen al in het begin van zijn brief:
Maar ook al zou (…) een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben (…)(Galaten 1:8).
Satan hangt vaak de goede engel uit, om elk mens die niet stevig op de rots van Gods Woord staat te misleiden.
14 Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts.
15 Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken. (II Korinte 11:14-15)
Het evangelie van genade
Het evangelie brengt ons het geweldige nieuws waarop de gehele schepping sinds de zondeval wachtte.
Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden. (Galaten 3:13)
Het woord dat Paulus voor vrijgekocht gebruikt, is hetzelfde als het woord waarmee het vrijkopen van een slaaf wordt aangeduid. God heeft de vloek, die op ons allemaal lag, op de Here Jezus gelegd. En dat terwijl Hij nu juist de Enige was voor Wie de vloek niet gold. Hij zei het Zelf:
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. (Mattheus 5:17)
Anders gezegd, Hij heeft Zich voor de volle 100% aan de wet gehouden. Daarom ook vinden we in de tweede Korintebrief een vreemde, wonderlijke vaststelling.
Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem. (2 Korinte 5:21).
Hij kon niet worden vervloekt, want er was geen reden voor. Daarom ook kon Hij de vloek op Zich nemen. Hij hoefde niet te sterven omdat Hij Zelf vervloekt was. Hij kon ‘plaatsvervangend vervloekt worden’, Hij in onze plaats. Geheel met onze vloek bedekt is Hij aan het hout gehangen: het kruis van Golgotha. En let op: de Here Jezus werd niet vervloekt omdat Hij aan het houten kruis hing, maar Hij hing aan dat houten kruis omdat Hij vervloekt was. Hij deed dat voor ons, zodat de vloek ons niet meer kan treffen! Halleluja!
Nog één keer de vloek
Paulus schrijft in de Galatenbrief dat iemand die zich laat besnijden, en gerechtigheid door het houden van de wet verwacht, buiten de genade komt te staan. Zo iemand keert terug tot de machtssfeer van de wet en de vloek. Om de ernst van het onderwerp duidelijk te maken drukt hij zich zo sterk mogelijk uit.
(…) indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen. Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen. Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij. (Galaten 5:2-4)
In verband hiermee moet me iets van het hart, iets dat me al geruime tijd zorgen baart. Er is een toenemende belangstelling binnen een deel van de Christenheid voor alles wat met het volk Israël te maken heeft. Op zich een goede zaak – zie mijn eerdere artikelen over onze houding ten opzichte van Israël. Maar die belangstelling dreigt te ontsporen. Men bestudeert bijvoorbeeld de feesten des Heren, waar op zich niets mis mee is. In die feesten geeft God rijke lessen die ons helpen het heil in Christus nog beter naar waarde te schatten. Er zijn er echter die nog verder willen gaan, en pleiten ervoor de feesten ook te gaan vieren. En dan komen we in de gevarenzone. Immers, het vieren van de feesten is een onderdeel van de wet. Hierboven heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat wij gelovigen niets meer met de wet van doen hebben. Juist daarom vind ik het niet verstandig de feesten te gaan vieren ‘om er een bijzondere zegen door te ontvangen’ zoals men het pleegt te omschrijven. Als dat echt zo zou moeten, zou er in het Nieuwe Testament dan niet heel duidelijk zijn omschreven hoe belangrijk het voor de gelovige is de Oudtestamentische feesten te vieren? Maar nee, dat staat er niet, en dat is niet voor niets. Waar er dan wel staat?
Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is. Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid, engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken. (Kolosse 2:16-18)
Slechts eenmaal spreekt Paulus over een feest dat door christenen gevierd moet worden.
7 Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus.
8 Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid. (1 Korinte 5:7-8)
Hij zegt dat ook ons Paaslam is geslacht. Toch is dit geen oproep tot het vieren van het Joodse Pascha – waar een lam werd geslacht, nee, hij roept op tot het vieren van het feest waarin we gedenken dat ons Paaslam is geslacht, de Here Jezus: het avondmaal. Laten we waakzaam zijn, opdat we niet worden betoverd zoals de Galaten.
O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? (Galaten 3:1)