Jezus Christus, de Bevrijder

We beginnen met een kleine samenvatting van het vorige. Er is een Bevrijder. Dan waren er ook mensen zijn die bevrijd moesten worden. Dus, wie moest(en) bevrijd worden? Antwoord: alle mensen. Dan de vraag: Wie kwam er in actie? Antwoord: Gods Zoon, Jezus Christus. Hoe werd het aangepakt? Onze Bevrijder gaf Zijn eigen leven als losprijs. Blijven er over de vragen waarvan we bevrijd moeten worden en waartoe.

Het waartoe hebben we aan het eind van het vorige artikel al gezien. ‘Werkelijk vrij is iemand die volgens de verlangens van een nieuwe natuur leeft, die zijn geluk vindt in het volbrengen van de wil van God.’ Wie die vrijheid niet bezit, verkeert in slavernij. De gevangenis van de duivel kent vele tralies. In dit artikel de eerste tralie.

De bevrijding van de angst voor de dood

Ieder mens is sterfelijk, een rechtstreeks gevolg van de zonde. En alle eeuwen door hangt dit feit als een onontkoombaar gegeven boven ieders leven. Niemand weet wanneer, maar iedereen weet dat het eens zal komen: we sterven. We hoeven elkaar niets wijs te maken. Het is een vooruitzicht waarover we liever niet al te veel nadenken. Natuurlijk, de gelovige weet dat hij behouden is, dat hij op die dag de eeuwigheid zal ingaan.

Zijn zij (engelen) niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven? (Hebreeën 1:14)

Het geschiedde, dat de arme (Lazarus) stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot (beeld van de ereplaats die Lazarus ten deel viel). (Lukas 16:22)

Wie die zekerheid niet heeft is er veel slechter aan toe. Hij worstelt met de gedachte aan wat (of wie?) hem wacht. Is alles afgelopen, in de zin van een soort in slaap vallen en nooit meer wakker worden? Of is het niet het einde, en wie weet wat voor gruwelijks hem staat te wachten? De Bijbel leert dat de wetenschap van het sterven het leven van de mens zonder God diepgaand beïnvloedt. De volgende tekst spreekt boekdelen.

14 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen,

15 en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. (Hebreeën 2:14-15)

De duivel had de macht over de dood. Het gevolg daarvan was dat hij alle mensen tijdens hun leven in zijn macht had. Ze verkeerden in slavernij. En de gevolgen waren (en zijn) overal zichtbaar.

Slavernij

Letterlijk elke godsdienst is een verwerkelijking van die slavernij. Elke godsdienst wijst een weg om het onvermijdelijke minder erg te maken, door te stellen dat wie aan bepaalde voorschriften zal voldoen, niets te vrezen heeft. Maar absolute zekerheid wordt niet geboden. En dus wringt men zich in allerlei bochten om maar zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de gestelde eisen. Dat kan van alles zijn. Offeren, regelmatige (eindeloze) gebeden, pelgrimages, zelfkastijding, de variaties zijn eindeloos. Alle godsdiensten zijn zo in de hand van de duivel een machtig werktuig waarmee hij de mensen wijsmaakt dat ze zichzelf (misschien) kunnen verlossen. Misschien, want let op, de angst voor de dood moet blijven, anders werkt het niet meer.

Bevrijd

De tekst uit Hebreeën 2 leert ons dat onze Bevrijder de macht van de duivel heeft gebroken, en zijn slaven heeft bevrijd. Want als ik schrijf dat alle godsdiensten werktuigen van de duivel zijn, verdient dat een belangrijke nuancering. Alle godsdiensten leren dat ‘als je dit doet, dan heb je kans dat…’ Het christelijk geloof leert dat dit onzin is. Niemand is in staat het eeuwige leven te verdienen, ook al zou je een miljoen jaar oud worden. Het christelijk geloof leert dat elk mens in een moeras zit. En uit dat moeras is ontsnappen onmogelijk. Elke beweging die je maakt zorgt ervoor dat je dieper wegzakt. Er is maar één hoop: misschien komt er iemand langs en trekt je eruit. Jezus Christus is Degene die langskomt. Hij wil ons eruit trekken. Hij kan ons eruit trekken. Hij steekt Zijn hand uit. We hoeven alleen Zijn hand te grijpen. Hij heeft de kracht ons uit het moeras te trekken. Wie dat gelooft – zich laat redden – wordt bevrijd van de angst, van de onzekerheid.

17 Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.

18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. (Johannes 3:17-18)

In plaats van voortdurend in vrezen en beven te moeten verkeren, wordt het een zeker weten. Het hele Nieuwe Testament getuigt daarvan, zo ook bijvoorbeeld Johannes in zijn eerste brief.

Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven (…)(1 Johannes 3:14)

Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt. (1 Johannes 5:13)