Liefde en rechtvaardigheid

Nadat we in het vorige artikel iets hebben gezien van de heerlijkheid van de Here Jezus, gaan we nu naar het eerste hoofdstuk uit Openbaring.

Ook hier zien we de Here Jezus in verheerlijking. Het beeld is echter totaal anders. Immers, maar al te vaak horen we spreken over ‘lieve Heer Jezus’, of ‘onze lieve Heer’. Daardoor krijgt men ten onrechte het idee dat de Here Jezus zo goed is, dat je het als mens eigenlijk niet verkeerd kan doen bij Hem. Het tegendeel is waar. Inderdaad, God is liefde, zo ook Zijn Zoon. Maar God is ook rechtvaardig, Iemand die de zonde niet ongestraft laat. En Zijn oordeel is niet onrechtvaardig, sterker, er is niemand die zo rechtvaardig kan oordelen als Hij.

De Bijbel spreekt over verschillende oordelen.

  1. Er is het oordeel over de zonde. Ieder mens zondigt, en schiet tekort waar het de eis van God betreft. De mens valt dus onder het oordeel. Ieder mens? Nee, alleen zij die willens en wetens het genadeaanbod van God afslaan. De Here Jezus stierf voor de zonden van de mensheid, en aangezien God rechtvaardig is, zal Hij de zonde niet tweemaal oordelen. Geloven in de Here Jezus als Gods Zoon en aanvaarden dat Hij voor ons stierf, brengt ons vrijspraak. De hemel staat open voor iedereen, maar een mens wordt alleen toegelaten op Gods voorwaarden.
  2. Er is het oordeel over de volken. Aan het eind van de Grote Verdrukking worden alle volken voor de Koning geleid. Zij worden beoordeeld in hun houding ten opzichte van het volk Israël. Zo belangrijk vindt God Israël dat er zelfs een apart oordeel voor is ingesteld. Overigens speelt dat oordeel ook nu al een rol. We hebben dat eerder gezien in de reeks over Israël. Een land kent welvaart en voorspoed als het de Joden goed behandelt. We kunnen dit niet ernstig genoeg nemen, zeker hier in Nederland.
  3. Dan is er het oordeel over Israël. Door de geschiedenis heen zien we dat het oordeel van God zich met dit volk bezighoudt. Denk aan de wegvoeringen naar Assyrië en Babel. Denk aan de verwoesting van stad en tempel door de Romeinen.
  4. We weten ook van een oordeel over de gelovigen. Jazeker, ook gelovigen worden geoordeeld door de Here Jezus. Alleen worden niet onze zonden geoordeeld, maar onze daden. Zie de gelijkenissen van de ponden en de talenten. Hoe hebben we onze tijd, bezittingen en geestesgaven ingezet?
  5. Het bekendste oordeel is waarschijnlijk het oordeel over de ongelovigen. Het oordeel voor de ‘Grote witte troon’. Het criterium is eenvoudig, de mens wiens naam niet in het boek des levens staat, is voor eeuwig verloren. Zie ook Lukas 10:20.
  6. En er is het oordeel over de gemeente. Petrus schrijft dat het oordeel begint bij het Huis van God (= de christenheid). In hoofdstuk 2 en 3 van het boek Openbaring lezen we hoe de Here Jezus oordeelt. Hij bespreekt, wijst aan wat goed is, wat niet goed is, en hoe Hij zal handelen met de betrokken gemeente. Net als met Israël is dit een proces dat zich de eeuwen door voltrekt. Het definitieve oordeel over de christenheid wordt geveld door middel van de Opname. Dan zal duidelijk worden wie wel en wie niet echt christen is of was.

De Rechter en Zijn oordeel

Dan nu Openbaring 1. Omdat dit gedeelte lastig is te beschrijven, volg ik de ‘vers-voor-vers’-methode, dat wil zeggen na elk vers komen enkele verduidelijkende opmerkingen.

9 Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en het getuigenis van Jezus.

We maken hier opnieuw kennis met de apostel Johannes. Hij was als jonge jongen al een van de discipelen die Jezus volgden. In het evangelie noemt hij zich ‘de discipel die Jezus liefhad’, in zijn brieven noemt hij zich ‘de oudste’, hier presenteert hij zich nederig als ‘broeder’, hij is slechts een van ons. Verder maakt hij zich bekend als ‘deelgenoot in de verdrukking’, ‘deelgenoot in het Koninkrijk’ en ‘deelgenoot in de volharding’. Het leven van een getuigend gelovige was destijds verre van eenvoudig, Johannes wist er van mee te praten. Zoals bekend was hij gevangengezet op Patmos. Waarom? Hij predikte het Woord Gods en getuigde van zijn Heer en Heiland, Jezus Christus.

10 Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin,

Johannes raakte in vervoering des geestes. Hij werd door de kracht van de Heilige Geest in staat gesteld dingen te zien en te horen die hij normaalgesproken nooit had kunnen horen of zien. Het was op de dag des Heren. Daarmee wordt niet de Grote Verdrukking bedoeld, maar de eerste dag van de week. Letterlijk staat er ‘de dag die bij de Here hoort’. En dat is de opstandingsdag. Als in Openbaring de Grote Verdrukking wordt genoemd, gebruikt Johannes de uitdrukking ‘grote dag’.

Hij hoort een stem, luid en krachtig, als een bazuin – een voorloper van de trompet.

11 zeggende: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamum, en naar Tyatira, en naar Sardes, en naar Filadelfia en naar Laodicea.

De stem geeft Johannes een heldere opdracht. Hij moet opschrijven wat hij ziet, het bundelen tot een boek en dat aan zeven met name genoemde gemeenten sturen.

12 En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren,

Tja, Johannes hoort een stem, een geweldige stem. Nu wil hij wel eens weten wie tot hem spreekt. Het eerste wat hij zegt te zien zijn zeven gouden kandelaren. Deze beelden zeven gemeenten uit.

13 en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel;

Midden tussen de kandelaren staat een indrukwekkende gestalte, gekleed als koning en priester. De hogepriester was belast met de rechtspraak, later ook de koning (denk maar aan Salomo). Goud ziet op de heerlijkheid van God.

14 en zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam;

Het witte van zijn hoofd en haren doet denken aan de verheerlijking op de berg. Het symboliseert absolute reinheid. Zijn ogen als een vuurvlam gaan rond en zien alles met de ogen van de rechter. Gods oordeel is als een verterend vuur.

15 en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren.

Koper is in de Bijbel beeld van praktische gerechtigheid. Deze gerechtigheid is door het (oordeels)vuur beproefd en er niet door verteerd.

Hebt u wel eens het geluid van een snelstromende rivier gehoord? Of van een donderende waterval? Het geluid van een zware branding? De stem die Johannes hoort klinkt als een combinatie van alle drie!

16 En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in haar kracht.

Wat de zeven sterren en de zeven kandelaren betekenen wordt ons in vers 20 uitgelegd. ‘De zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten.’ Met de engelen worden de verantwoordelijken in de gemeenten bedoeld. Het zwaard stelt het Woord van God voor. De gemeenten worden beoordeeld op grond van het Woord, het Woord dat men in de gemeente zo goed kent.

Johannes kijkt de Here aan, maar kan dat niet volhouden. Het is alsof hij met onbeschermde ogen rechtstreeks naar de felle zon kijkt.

17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste,

Tegenover zo’n demonstratie van goddelijke heerlijkheid en kracht kan Johannes niet blijven staan. Wij zouden zeggen: ‘Hij schrok zich dood’. Geen wonder. Maar dan blijkt dat deze Persoon dezelfde is als Degene Die Johannes zo goed kende. Hoe vaak hadden de discipelen Hem niet horen zeggen: ‘Wees niet bevreesd’. En nu hoorde hij die woorden weer.

18 en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.

De Here Jezus verzekert Johannes dat Hij alle macht heeft, ook over leven en dood. Deze demonstratie van macht mag Johannes dan ook verstaan als bemoediging, als geruststelling. Hij hoeft niet bang te zijn. Als God voor ons is, Wie zal dan tegen ons zijn. Deze Rechter is immers ook onze Heiland. Hij komt niet om Johannes te oordelen, maar de gemeenten. Hij komt evenmin om te oordelen wie wel en wie niet verloren gaan. Dat oordeel komt pas na het Duizendjarig Rijk. En Johannes weet dat hij niet voor die oordeelstroon zal hoeven te verschijnen. Wie zijn vertrouwen op Christus stelt, zal niet verloren gaan.

Wat komt deze Rechter dan wel doen? Hij gaat het getuigenis van de gemeenten beoordelen. De kandelaren verspreiden licht, de olie die brandt is de Heilige Geest. Is het getuigenis van deze gemeenten in overeenstemming met hun hoge roeping? De Rechter ziet alles, en zal in hoofdstuk 2 en 3 nauwkeurig aangeven wat wel en wat niet goed is. Als het totale oordeel negatief uitvalt zal Hij de kandelaar wegnemen (Openbaring 2:5). En dat is precies wat er is gebeurd. Geen van de genoemde gemeenten bestaat meer. De kandelaren zijn dus weggenomen.

Hoe zit het met ons? Het christendom in Nederland verliest meer en meer terrein. Is de Here bezig om ook hier de kandelaren weg te nemen?