De doop in de Jordaan
De Here Jezus laat zich dopen in de Jordaan. De doop wordt meestal (en terecht) gekoppeld aan zonden, waarvan de dopeling gereinigd moet worden. In dat opzicht doet het vreemd aan dat de Here Jezus Zich laat dopen. Hij had dat toch niet nodig? Nee, gelukkig niet. De reden dat de Here Jezus Zich laat dopen is heel mooi. In deze doop vernedert Hij Zich tot ons niveau van zondaren, uiteraard zonder zonde (2 Korinte 5:21). Hij hoefde geen zonden te belijden (Lukas 3:3). Je zou kunnen zeggen dat Hij Zich solidair toonde met ons mensen. Zie ook Fillippi 2:5-8.
Lukas vermeldt hier (als enige) dat de Here Jezus bad. Het gebed van de Here Jezus is een teken van verbondenheid met Zijn Vader. Ook al verlaagde Hij Zich tot het niveau van zondige mensen, de verbondenheid met Zijn Vader bleef geheel intact.
En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen. (Lukas 3:21-22)
De vraag die zich nu voordoet is waarom de Heilige Geest hier op de Here Jezus neerdaalt. Was de geest van de Here Jezus dan iets (?) of Iemand (!) anders dan de Heilige Geest? Nee, het is niet denkbaar dat de geest van de Here Jezus niet de Heilige Geest zou zijn. We moeten eerder denken aan het markeren van een nieuwe periode. De doop is zo’n begin. De verschijning van de Heilige Geest ook. Door deze gebeurtenis wordt de Here Jezus hoorbaar en zichtbaar aangewezen als de verwachte Messias. De heersende opvatting onder de Joden was namelijk dat de Heilige Geest sinds het optreden van Haggai, Zacharia en Maleachi van Israël was geweken. Die Geest zou terugkeren om de gekomen Messias toe te rusten voor Zijn taak. Het neerdalen van de Heilige Geest is dus een vervulling van Oudtestamentische profetieën. Zie bijvoorbeeld Jesaja 11:2; Jesaja 61:1 en Lukas 4:1,14,18.
De loopbaan van de Here Jezus
Meteen na de doop treedt de Here Jezus op in de synagoge van Nazareth. Hij krijgt de boekrol van Jesaja, leest de profetie en past die zonder enige aarzeling op Zichzelf toe.
18 De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden
19 om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.
20 Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten.
21 En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld. (Lukas 4:18-21)
We kunnen nu voortborduren op het vorige. De Here Jezus geeft duidelijk aan wat de grondslag is van Zijn werk op aarde. Hij is aangewezen als Messias. Het ‘(…) om aan armen het evangelie te brengen’ wijst er op dat Hij juist voor mensen die hulpbehoevend zijn, gekomen is. Zij weten immers dat ze volledig van de hulp van God afhangen. Wie zijn dan deze armen? Gevangenen, blinden en verbrokenen. Gevangen in zonde, gevangen door demonische machten, letterlijk blind, geestelijk blind, verbroken door het diepe inzicht dat men zelf niet tot het bewerken van het eigen heil in staat is. Verbroken door het bankroet van het eigen leven, verbroken door de wetenschap eeuwig schuldig te staan tegenover een rechtvaardig God. Niet veel later herhaalt de Here Jezus dit met een wel heel bekende uitspraak.
En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering. (Lukas 5:31-32)
Uiteraard is niemand rechtvaardig (zie Romeinen 3:10-18). Maar er zijn altijd mensen die menen dat het met hen wel goed zit. In de tijd van het Nieuwe Testament waren dat de Farizeeën. Zij vertrouwden erop dat zij, door het nauwkeurig houden van de wet en de overlevering der vaderen, het eeuwig leven zouden ontvangen. Maar ook in een ander opzicht zijn er mensen die van zichzelf denken/zeggen dat het met hen wel goed zit. Zij vertrouwen erop dat God hun ‘goede levenswandel’ wel heeft gezien en eigenlijk niets anders kan dan hun de toegang tot de hemel te geven. Maar nogmaals, niemand is rechtvaardig. Alleen wie dat leert inzien, kan geholpen worden. Maar er is meer.
Ik heb u verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen. (Johannes 17:4)
Het hele aardse leven van de Here Jezus stond in het teken van de heerlijkheid van Zijn Vader. Te denken valt aan Zijn woorden, Zijn daden, Zijn volgelingen die de vrucht zijn van Zijn werk. Het was het werk dat de Vader aan de Zoon opgedragen had om dat te volbrengen. En Hij deed dat met liefde. Steeds stond voorop het doen van de wil van Zijn Vader. En die wil was en is dat door Jezus’ werk verloren zondaren behouden kunnen worden.
Hier zegt de Here Jezus dat Hij dat werk afgerond heeft. Het laatste, het zwaarste wat Hem nog te doen staat is het afleggen van Zijn leven om daarmee Zijn Vader te verheerlijken. We zeggen dan: ‘om Zijn Vader op het hoogst te verheerlijken’. En zo is het.