Eerbied!
Opmerking vooraf. Het is mijn overtuiging dat we bij het spreken over onze Heiland en Verlosser terughoudend moeten zijn bij het gebruik van de naam Jezus zondermeer. Het komt mij gepaster over wanneer we spreken over ‘De Here Jezus’ of ‘Jezus Christus’ dan over ‘Jezus’. In dit artikel doe ik dat echter wel. De reden daarvoor is dat het artikel handelt over de naam Jezus.
Onze Heer draagt verschillende namen en ook verschillende titels. Zijn namen vertellen ons Wie Hij is, zijn titels vertellen ons wat Hij deed (en doet).
Zoals al eerder gesteld, de naam Jezus is de allerbekendste van zijn namen. In de vier evangeliën wordt de naam Jezus ruim 560 maal gebruikt, niet zelden in combinatie met de toevoeging ‘Nazareth’. De naam Jezus heeft sterk te maken met zijn rondwandeling op aarde, waarvan de evangeliën dan ook uitgebreid verhalen.
Namen en titels
Hoewel onze Heer niet langer op aarde is, draagt Hij nog steeds de naam Jezus. En ook in de toekomst zal Hij die naam blijven dragen. In de brieven, en met name in de brief aan de Hebreeën krijgen we hierover veel informatie.
Er komt een dag dat alle mensen hun knieën zullen buigen voor Jezus, en dat iedereen zijn naam zal belijden.
9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,
11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader! (Filippi 2:9-11)
Paulus citeert hier de profeet Jesaja.
Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren. (Jesaja 45:23).
Het gaat in dit vers om de aanbidding van de enige God. Nu blijkt dus dat deze aanbidding Jezus geldt. Weer zo’n onmiskenbare vaststelling dat Jezus God is (zie mijn artikel ‘Jezus is God‘). Maar let op. Er is in vers 9 sprake van een nieuwe Naam (Filippi 2:9), en in vers 11 van een titel, Kurios (= Heer).
Ook al is de dag beschreven in Filippi 2 nog niet aangebroken, de gelovige ziet Jezus nu al met heerlijkheid en eer gekroond.
maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.. (Hebreeën 2:9)
Die eer heeft alles te maken met Jezus’ lijden en sterven op Golgotha. De verheerlijking heeft al plaatsgevonden. Het zien van de verheerlijking en eer van onze Heer houdt ook de belofte in dat wij eens in die verheerlijking zullen delen.
Enkele voorbeelden van namen en titels van de Here Jezus
[1] Jezus is de apostel en hogepriester van onze belijdenis
Daarom, heilige broeders, deelgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus, (Hebreeën 3:1)
Een apostel is een gezondene, een afgezant. Nergens wordt Jezus apostel genoemd, alleen hier. Wel getuigde Hij er dikwijls van door God gezonden te zijn. Als Hogepriester heeft Hij de zonden verzoend, en die waarheid maakt deel uit van de belijdenis die de gelovigen moeten vasthouden.
[2] Jezus is voor ons de voorloper en hogepriester tot in eeuwigheid
waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchisedek hogepriester geworden in eeuwigheid. (Hebreeën 6:20)
Een bijzonder vers. Onze hoop richt zich op Jezus Christus. Deze hoop bestaat uit de heerlijkheid die Hij nu reeds in de hemel heeft en die wij gelovigen bij Zijn komst zullen ontvangen. Jezus is voorloper, leidsman, aanvoerder, omdat Hij de eerste is van vele gelovigen die Hem zullen volgen. Als gevolg van zijn mens-zijn kon Hij het hogepriesterschap van de Vader ontvangen. Hier wordt duidelijk dat Hij op Golgotha het offer voor de verzoening bracht, en daarna naar de hemel ging om de verzoening tot stand te brengen – namelijk in het hemelse heiligdom. Je kunt deze gang van zaken vergelijken met het brandoffer dat op het altaar werd verbrand, en het bloed dat door de hogepriester in het Heilige der Heiligen werd gebracht.
[3] Jezus is borg voor een beter verbond
in zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden. (Hebreeën 7:22)
Het priesterschap van Jezus Christus berust op een beter fundament dan het Levitische priesterschap. Het nieuwe verbond is immers ‘beter’!
immers de wet heeft in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht – maar thans wordt een betere hoop gewekt, waardoor wij nader tot God komen. (Hebreeën 7:19)
De reden voor dit ‘betere’ is dat het op betere beloften berust
Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienste verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. (Hebreeën 8:6).
Het is ook ‘beter’ omdat het volkomen verzoening tussen God en mensen bewerkt en in eeuwigheid van kracht blijft. Jezus is de Borg. Een borg staat garant voor de uitvoering van een overeenkomst of contract. In deze Borg ligt elke garantie voor de gelovigen, ook dat zij de heerlijkheid zullen ontvangen.
[4] Jezus is onze leidsman en de voleinder van het geloof
Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. (Hebreeën 12:2)
Jezus is ons in het geloof voorgegaan, zodat wij Hem kunnen volgen. Voleinder betekent dat Hij op de weg van het geloof het einddoel heeft bereikt. Wij worden opgeroepen om op dit punt voortdurend naar Hem op te zien, zodat het geloof van Jezus ons tot steun zal zijn. De werkwoordsvorm laat zien dat het om een voortdurende opdracht gaat (zie mijn artikel ‘Als God liefde is … (3)‘).
[5] Jezus is de middelaar van een nieuw verbond
(…) Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. (Hebreeën 12:24)
Middelaar wil zeggen: degene door wiens bemiddeling het verbond tot stand is gekomen. Hijzelf is de waarborg, de garantie door Wie het nieuwe verbond van kracht blijft. Een nieuw verbond, dat wil zeggen, een verbond dat nog maar kort van kracht is. En dat was inderdaad het geval ten tijde van het schrijven van de brief aan de Hebreeën.
De naam Jezus
De naam Jezus is de Griekse vorm van de Hebreeuwse naam Yeshua. In de tijd van zijn rondwandeling op aarde werd Hij aangesproken als Yeshua, niet Jezus.
Want de Here doet het horen tot het einde der aarde: Zegt tot de dochter Sions: zie, uw heil komt; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit. (…) (Jesaja 62:11)
Het woordje ‘heil’ is de vertaling van het Hebreeuwse yēšūă‘. Vertalen met ‘verlossing’ is ook mogelijk. De verwantschap met de naam Yeshua is overduidelijk. Daarom werd vooral in oudere vertalingen ‘Verlosser’ gebruikt. Dit komt overeen met de rest van het vers, waar sprake is van ‘Hem’. Het gaat dus over een persoon. Voor ons artikel is het voldoende vast te stellen dat hier de komende Messias bedoeld wordt en yēšūă‘ ‘redder’ of ‘verlosser’ betekent. De naam Jezus heeft uiteraard dezelfde betekenis.