Tabernakel en tempel
In het vorige artikel zagen we dat de aardse tabernakel/tempel een afbeelding is van de ware tempel in de hemel, en dus is de aardse tabernakel/tempel een afbeelding van de hemel. En in die hemel is het Heilige der Heiligen het ‘machtscentrum’. Zoals bekend, spreekt de Bijbel over drie hemelen. Paulus is in de derde hemel geweest.
Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. (2 Korinte 12:2)
De aarde en de hemelen (meervoud) behoren tot de geschapen werkelijkheid.
En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen; (Hebreeën 1:10)
Bij Zijn hemelvaart naar het heiligdom is Christus ‘door de grotere en volmaaktere tabernakel’ heengegaan. Hiermee worden de hemelen bedoeld die tussen de aarde en de woonplaats van God liggen. Deze (lagere) hemelen werden afgebeeld door de eerste tent, het voorste vertrek van de tabernakel. Nu moeten we ons dit niet als een gebouw voorstellen, maar als een geestelijke werkelijkheid. De hemelse tabernakel is door ‘de Here’ (God Zelf) opgericht, niet met (mensen)handen gemaakt en gelijkgesteld met de hemel zelf. De Here Jezus is deze hemelen doorgegaan.
Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. (Hebreeën 4:14)
Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping (…) eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom (Hebreeën 9:11-12)
We zien echter ook dat het niet bij het ‘doorgegaan zijn’ blijft. In de hemelen staat Gods troon. Jezus Christus neemt dus deel aan de heerschappij en is tevens hogepriester – een combinatie die in het Oude Testament strikt verboden was. Een ‘bewijs’ van de grootheid van de Here Jezus!
De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens. (Hebreeën 8:1-2)
De gedachte is nu dat de eerste hemel (onze dampkring) door de voorhof wordt afgebeeld, de tweede hemel (het heelal) door het voorste deel van het heiligdom (het heilige) en de derde hemel door het achterste deel van het heiligdom, het Heilige der Heiligen.
In de eerste hemel (onze dampkring) zijn machten, machthebbers actief. Zij oefenen invloed uit op aarde en werken met name de gelovigen tegen.
want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. (Efeze 6:12)
Belangrijk echter is te weten dat onze Here Jezus ver boven deze wereldbeheersers staat, zowel in positie en als in macht.
die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. (Efeze 1:21-22)
Wie verkeren er in de hemel?
Maar, en dat is opmerkelijk, de satan heeft ook toegang tot de hemel.
En er kwam oorlog in de hemel; Michael en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. (Openbaring 12:7-8)
Tot op dat moment wordt die plaats dus wel in de hemel gevonden.
Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan. (Job 1:6)
Hij wordt de aanklager genoemd.
En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen. (Openbaring 12:10)
Dat stemt overeen met wat er over de Here Jezus wordt gezegd: Hij is onze Voorspraak, onze Advocaat.
Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. (Romeinen 8:34)
In Openbaring lezen we hoe alle oordelen worden voltrokken. Ook satan valt onder Gods oordeel. De eerste fase van dat oordeel is het feit dat hem vanaf hoofdstuk 12 de toegang tot de hemel wordt ontzegd. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Er breekt een complete oorlog uit.
En er kwam oorlog in de hemel; Michael en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. (Openbaring 12:7-8)
Satan en zijn trawanten verliezen de strijd en zien hun ‘werkterrein’ krimpen tot alleen nog maar de aarde, tot de eerste hemel.
Nieuwe machtsverhoudingen
Na die oorlog heeft Christus het voor het zeggen; Hij aanvaardt het Koningschap, want er is nu niemand meer in de hemel die daar op tegen zou kunnen zijn.
En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeggende: Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard. (Openbaring 19:7)
En dus zien we een troon in de tempel.
En de zevende goot zijn schaal uit in de lucht en er kwam een luide stem uit de tempel, van de troon, zeggende: Het is geschied. (Openbaring 16:17)
Ook het tegendeel is waar. We zien dat op aarde alle demonische machten losbreken. De put wordt geopend.
En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven. En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put. (Openbaring 9:1-2)
Ook de afgrond is geopend.
En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. (Openbaring 11:7)
De put is de toegang tot de afgrond. Deze toegang kan worden geopend en gesloten. De afgrond is volgens Lukas de verblijfplaats van demonen.
En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet gelasten zou in de afgrond te varen. (Lukas 8:31)
Waarom smeekten deze demonen de Here Jezus dat zij niet naar deze afgrond werden gestuurd? Misschien omdat het een vreselijke plaats is, misschien ook omdat ze dan in vreselijk gezelschap zouden komen te verkeren. Hoe dan ook, het is dat vreselijke gezelschap dat in Openbaring wordt losgelaten.
En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. (Openbaring 9:3)
Hun leider is een bijzonder kwaadaardige gevallen engel.
Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon. (Openbaring 9:11)
De eerste komst van de Here Jezus
Toen de Here Jezus op aarde kwam betrad hij dus bezet gebied.
Johannes 12:31 en 14:30 | Satan is de overste der wereld |
2 Korinte 4:4 | Satan is de god dezer eeuw |
Efeze 2 :2 | Satan is de overste van de macht der lucht |
De Heer Jezus kwam om te overwinnen en te bevrijden! Hij kwam om zijn rechtmatig bezit terug te nemen.
Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst die sterke heeft gebonden? Dan zal hij zijn huis plunderen. (Mattheus 12:29)
Maar wanneer iemand, die sterker is dan hij, hem aanvalt en hem overwint, rooft deze zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit. (Lukas 11:22)
De Here Jezus is het huis (de wereld) van de sterke (de satan) binnengegaan. Hij is de sterkere. Hij rooft satans wapenrusting. Hij zal de sterke (laten) binden.
Over die wapenrusting:
Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. (Hebreeën 2:14-15)
Over het binden van de sterke:
En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem (Openbaring 19:1-3)
Tot zover deze korte beschrijving van de machtsverhoudingen in de hemel en op aarde.