Dit is het eerste uit een langlopende reeks artikelen met beschouwingen over de Here Jezus. Nu klinkt dat eenvoudiger dan het is. Laten we even luisteren naar John Nelson Darby, een van de founding fathers van de broederbeweging, en groot kenner van de Bijbel.
Het Oude Testament zal sommigen misschien moeilijker toeschijnen dan het Nieuwe. En dat kan waar zijn ten opzichte van sommige op zichzelf staande teksten. Maar al openbaarden de geïnspireerde schrijvers van het Oude Testament de gedachten van God zoals die hen door Hem waren meegedeeld (en men moet de wijsheid bewonderen die er in wordt geopenbaard), toch was God zelf nog verborgen achter het voorhangsel. En als we daar een uitdrukking verkeerd verstaan of de betekenis ervan over het hoofd zien, lijden we schade omdat het God was die sprak. Maar in het Nieuwe Testament zien we God zelf. Zachtmoedig, vriendelijk, als mens op aarde in de Evangeliën. En onderwijzende met goddelijk licht in de daarop volgende mededelingen van de Heilige Geest, maar toch God die Zichzelf openbaart. Maar als het licht helderder is, zowel voor ons persoonlijk gedrag als voor de kennis van Hemzelf, wordt het ook een ernstiger zaak, als we deze levende mededelingen verkeerd uitleggen of door onze eigen gedachten dát vertroebelen wat de waarheid zelf is. Want we moeten bedenken, dat Christus de Waarheid is. Hij is het Woord. Het is God die spreekt in de Persoon van de Zoon. En de Zoon, hoewel waarachtig mens, openbaart ook de Vader.
Het citaat van Darby bevat een ernstige waarschuwing. Trek niet te snel de conclusie dat je het allemaal wel weet. Dat geldt voor onze kennis van het Nieuwe Testament en nog meer voor onze kennis over de Here Jezus. De Here Jezus is de grootste van allen, onmetelijk in al Zijn hoedanigheden. Hij is God zelf. Lees maar eens wat Jesaja schrijft in het zesde hoofdstuk.
1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel.
2 Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij.
3 En de een riep de ander toe: Heilig, heilig, heilig is de Here der heerscharen, de ganse aarde is van zijn heerlijkheid vol.
4 En de dorpelposten beefden van het luide roepen en het huis werd vervuld met rook.
5 Toen zeide ik: Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is; en mijn ogen hebben de Koning, de Here der heerscharen, gezien. (Jesaja 6:1-5)
Wie heeft Jesaja gezien? Hij sprak van de Koning, de Here der heerscharen. Wie is die Koning? Het evangelie van Johannes geeft het antwoord.
Dit zeide Jesaja, omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak. (Johannes 12:41)
Jesaja zag de Here Jezus. Bij het lezen van Johannes 12:37-43 wordt het volkomen duidelijk dat de Here Jezus Jesaja 6 op Zichzelf betrekt.
37 Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn had gedaan, geloofden zij niet in Hem;
38 opdat het woord van de profeet Jesaja werd vervuld, dat hij heeft gezegd: ’Heer, wie heeft onze prediking geloofd? En aan wie is de arm van de Heer geopenbaard?’
39 Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja opnieuw heeft gezegd:
40 ‘Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met hun ogen zien en met hun hart begrijpen en zich bekeren, en Ik hen gezond maak’.
41 Dit zei Jesaja omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak.
42 Toch geloofden ook zelfs velen van de oversten in Hem; maar om de farizeeen beleden zij Hem niet, opdat zij niet uit de synagoge werden gebannen;
43 want zij hadden de eer van de mensen meer lief dan de eer van God. (Johannes 12:37-43)
Daarom is een reeks artikelen over deze geweldige Persoon een taak van indrukwekkende omvang. Hier geldt het woord uit Exodus 3: ‘Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilige grond.’