Alverzoening. Veel is er al over geschreven, door voor- en door tegenstanders. Ik verbeeld me dan ook niet iets nieuws toe te voegen. Toch publiceer ik deze tekst op mijn weblog – mede omdat ik er van dichtbij mee te maken heb gehad. Wat nu volgt is een schriftelijke uitwerking van een lezing die ik mocht houden op 19 oktober 2003.
Alverzoening. Deze dwaalleer stelt dat alle mensen behouden zullen worden. Gelovigen, ongelovigen, goede mensen, slechte mensen, tot en met satan en zijn onderhorigen. Ze zullen allemaal erkennen dat God bestaat, en – eventueel na een tussenperiode met tijdelijke straf – gered worden. Medelijden zit achter het ontstaan van deze dwaalleer. De gedachte aan een eeuwigdurende bestraffing is zo onverdraaglijk, dat het simpelweg onmogelijk lijkt. Bijbelse argumenten ter ondersteuning van deze leer zijn er niet. Ze worden wel aangedragen, maar blijken steeds te berusten op (moedwillig) verkeerde uitleg. Varianten op de alverzoeningsleer zijn er ook. De bekendste is wel de leer van de zielsvernietiging: de ongelovige mens bestaat na de dood niet meer.
Ik verdeel de bespreking in drieën:
- De ’theologie’ achter de dwaalleer van de alverzoening
- De zelfoverschatting die wordt verwoord als iemand zegt: ‘Ik geef een ieder het zijne dus het komt met mij wel goed.’
- Bijna dood ervaringen
We zullen zien dat het drie varianten zijn op hetzelfde thema.
De ’theologie’ achter de dwaalleer van de alverzoening
In de Bijbel worden we regelmatig gewaarschuwd voor valse profeten en hun verkeerde leer! Valse leer is niet een op zichzelf staand iets. Het heeft een direct gevolg voor onze levenswandel. Niet voor niets spreekt de Here Jezus over ‘verleiding’ als het om verkeerde leer gaat.
En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! (Mattheüs 24:4)
En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. (Mattheüs 24:11)
Het hier gebruikte Griekse woord is ‘plané’. De Importantia Studie Bijbel App geeft voor ‘plané’ een reeks mogelijke vertalingen.
- van de waarheid afleiden, tot dwaling brengen, bedriegen
- tot dwaling gebracht worden
- van het pad van de deugd afgeleid worden, afdwalen, zondigen
- van de waarheid afvallen, dwalen
Al deze vertalingen beschrijven een neerwaartse beweging. Het duidt aan dat iets wat in oorsprong goed was, moedwillig vernield wordt. De leer van de alverzoening is zo’n dwaalleer die de aanhangers ervan tot verderf wil leiden. Waarom?
Op de eerste pinksterdag houdt Petrus een indrukwekkende toespraak. Hij toont aan dat de Here Jezus de door God gestuurde Messias is, maar dat de Joden Hem niet (h)erkend hebben en Hem hebben gekruisigd.
Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? (Handelingen 2:37)
Deze reactie is begrijpelijk. De Heilige Geest sprak niet alleen door Petrus, Hij werkte ook in de harten van de toehoorders. De Heilige Geest deed wat de Here Jezus al had aangekondigd.
8 En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel;
9 van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; (Johannes 16:8-9)
De Heilige Geest is gekomen. Hij overtuigt van zonde. De zonde waarover het hier gaat is ongeloof, de enige zonde waardoor een mens verloren zal gaan. Niet willen geloven dat de Here Jezus Gods Zoon is en aan het kruis van Golgotha verzoening tot stand heeft gebracht is zonde die leidt tot de eeuwige dood. Een ernstige boodschap! Petrus wijst vervolgens de enige weg waarlangs een mens kan worden gered.
En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. (Handelingen 2:38)
Om te worden gered moet men zich bekeren, zich laten dopen en de gave van de Heilige Geest ontvangen. Bekeren is een wilsbeslissing, zich laten dopen ook, hoewel je jezelf niet kunt dopen. Het ontvangen van de Heilige Geest berust op belofte. Een mens heeft daar in het geheel geen invloed op. Bekeren betekent ‘zich omkeren’. Men leefde met de rug naar God toegekeerd, maar draait zich nu om naar God. Bekeren houdt ook een beslissing tot het verbeteren van de levenswandel in. Tijdens dit gehele proces is de Heilige Geest aan het werk.
Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; (Johannes 1:12)
De bekeerling wordt opnieuw geboren, hij wordt kind van God. Hij ontvangt nieuw leven. Hier past de term wedergeboorte, het begrip waarover de Here Jezus spreekt in Zijn ontmoeting met Nicodemus (zie Johannes 3).
Stel nu dat de leer die alverzoening heet correct is. Waar maakte Petrus zich dan druk om? En waarom die arme mensen de stuipen op het lijf jagen? En hoezo de noodzaak tot bekering? Allemaal onnodig. De alverzoeners denken het beter te weten: alle mensen zullen behouden worden.
Waar halen de alverzoeners hun opvattingen vandaan? Dat blijken twee bronnen te zijn. De eerste is de bron van ‘redenering’, de tweede bron verkeerde uitleg van de Bijbel.
Redenering
De gedachte dat mensen in de hel worden onderworpen aan nooit eindigende bestraffing is voor een mens niet te bevatten. Aangezien de Bijbel duidelijk laat zien dat deze eeuwigdurende bestraffing een realiteit is zoekt men naar ‘ontsnappingsroutes’. De meest simpele route loopt langs het ‘ik kan mij niet voorstellen dat …’ – argument. Men verklaart een eeuwigdurende straf voor onmogelijk omdat men het zich niet kan voorstellen. Het gevoel spreekt hier. En begrijpelijk. Ook voor een gelovige is het thema van de eeuwigdurende straf moeilijk te bevatten. Zaken die moeilijk te bevatten zijn, kunnen echter wel degelijk waar zijn. Neem nu de oneindigheid van het heelal. Wie kan dat begrijpen? Het is onvoorstelbaar, maar niettemin waar.
Iets meer uitgewerkte redeneringen stellen dat een eeuwigdurende straf niet overeenkomt met de liefde van God, met Diens rechtvaardigheid, of met Gods heiligheid. Er zijn in de loop van de kerkgeschiedenis indrukwekkende pogingen gedaan de alverzoening ingang te doen vinden. Echter, alle redeneringen lopen stuk op Gods Woord.
Bijbelse (?) argumenten voor de alverzoening
Er worden vele Bijbelse argumenten aangedragen, waarvan we twee (gecentreerd rond de kernwoorden ‘allen’ en eeuwig’) vaak tegenkomen.
Het woord ‘allen’
Hét argument ter ondersteuning van alverzoening is dat de Bijbel leert dat God wil dat alle mensen behouden worden, dat Christus voor alle mensen gestorven is en dat uiteindelijk ook alle mensen verzoend zullen worden. Om welke teksten gaat het?
De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. (2 Petrus 3:9)
Petrus schrijft niet ‘God wil niet dat sommige mensen verloren gaan, maar dat allen gered worden.’ Er staat dat God wil dat alle mensen – die nog niet gered zijn – tot bekering komen opdat ze gered zullen worden.
3 Dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland,
4 die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen. (1 Timotheüs 2:3-4)
Hier schrijft Paulus hetzelfde. Hij schrijft dat God wil dat alle mensen – die nog niet gered zijn – tot erkentenis van de waarheid komen opdat ze gered zullen worden.
5 Want er is een God en ook een middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus,
6 die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen; en daarvan wordt getuigd te juister tijd. (1 Timotheüs 2:5-6)
Ook hier vinden we dat God wil dat alle mensen gered worden. Dat kan ook, want de Here Jezus heeft voor allen de prijs betaald. Dat wil echter niet zeggen dat dus iedereen gered wordt. Ze moeten, om gered te worden, tot bekering, tot erkentenis der waarheid komen.
een God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen. (Efeze 4:6)
Deze tekst wordt gebruikt om aan te tonen dat iedereen behouden is, omdat God Vader is van allen. Maar dat is pertinent onjuist. Deze tekst is onderdeel van een groter geheel (Efeze 4:1-16), waarin het nadrukkelijk gaat om de eenheid in de gemeente.
De Studiebijbel werkt dit als volgt uit.
God is de Vader van alle gelovigen. Hij is als Heer boven hen verheven, Hij werkt met Zijn Heilige Geest door de gelovigen heen en woont door Zijn Geest in hun harten.
9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,
11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader! (Filippenzen 2:9-11)
De Here Jezus heeft Zich vernederd aan het kruis. Paulus legt uit dat God Hem daarom verhoogt. Jezus Christus is Heer over allen. Wie zijn die allen? Onze tekst zegt: ‘hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn.’ Dat is dus de gehele kosmos. Engelen, duivelen, (nog levende of reeds gestorven) gelovigen, (nog levende of reeds gestorven) ongelovigen, ja de hele schepping zal zich voor Hem neerbuigen, vrijwillig (gelovigen, engelen) of gedwongen (ongelovigen, duivelen). Dat niet iedereen zich vrijwillig zal onderwerpen blijkt uit 1 Korinte 15.
24 (…), wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben.
25 Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft. (1 Korinte 15:24-25)
Ten slotte nog een tekst uit Paulus’ brief aan Korinte. Ook deze wordt regelmatig misbruikt om aan te tonen dat alverzoening een realiteit is.
Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. (1 Korinte 15:22)
In deze tekst gaat het helemaal niet over verzoening, maar over de opstanding. Iedereen zal opstaan, maar wat gebeurt er dan? De Here Jezus maakt duidelijk dat er twee mogelijkheden zijn:
28 Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen,
29 en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel. (Johannes 5:28-29)
Allen zullen opstaan, maar hun bestemming is dus niet gelijk!
Het woord eeuwig
De alverzoeners beweren dat het Bijbelse ‘eeuwig’ niet altijd ‘eeuwig’ betekent. Het kan volgens hen ook een lange tijd aanduiden, maar wel eentje die eens zal aflopen. Laten we dat eens toepassen op een uitspraak van de Here Jezus. Het gaat om het oordeel waarin de schapen van de bokken worden gescheiden. Aan het slot van Zijn toespraak spreekt Hij deze woorden:
En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven. (Mattheüs 25:46)
Als we een paar woorden vervangen wordt het dwaze van de stelling dat eeuwig niet altijd eeuwig betekent duidelijk zichtbaar.
‘En de bokken zullen heengaan naar de ‘aionios’ straf, maar de schapen naar het ‘aionios’ leven.’
Het Griekse woord voor eeuwig is ‘aionios’. De Importantia Studie Bijbel App geeft voor ‘aionios’ een aantal vertalingen.
- zonder begin en einde, dat wat altijd geweest is en altijd zal zijn
- zonder begin
- zonder einde, nooit eindigend, eeuwig
Laten we gewapend met deze kennis in onze zin nogmaals enige woorden vervangen.
‘En de bokken zullen heengaan naar de tijdelijke (‘aionios’) straf, maar de schapen naar het nooit eindigende (‘aionios’) leven.’
Het absurde van dit alles is duidelijk zichtbaar. Het is immers van tweeën een: of er is eeuwig leven en dus ook een eeuwige straf, of er is geen eeuwige straf, maar dan ook geen eeuwig leven. De alverzoeners stellen iedereen eeuwig leven in het vooruitzicht, en mocht het zo zijn, een tijdelijke straf. Door te beweren dat in het geval van de straf ‘aionios’ tijdelijk betekent, en als het om het eeuwige leven gaat ‘nooit eindigend’, maakt men zich volkomen belachelijk. Nee, ‘aionios’ betekent eeuwig, nooit eindigend. En dat geldt zowel voor de straf, als voor het leven.
Valse leer
We hebben dus overduidelijk te maken met valse leer. Wie alverzoening predikt, brengt mensen op een dwaalspoor. Ze vertrouwen erop dat ze eeuwig leven ontvangen, ze hoeven zich niet te bekeren, geloof in de Here Jezus is niet nodig, en een bij het christenzijn passende levenswandel evenmin. Deze mensen lopen in het pikkedonker regelrecht op een onmetelijk diepe afgrond af. Hun is immers verteld dat die afgrond niet bestaat…
De Bijbel is glashelder over de bron van deze leer.
Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, (2 Timotheüs 4:1)
Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! (Galaten 1:8)
Alverzoeners laden een grote verantwoordelijkheid op zich.
6 Maar een ieder, die een dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.
7 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt. (Mattheus 18:6-7)
Dwaalleer heeft een bron – boze geesten.
Dwaalleer heeft een werktuig – de mens.
Goed genoeg?
Hoe je er verder ook over denkt, we moeten de alverzoeners nageven dat zij ernstig nagedacht hebben over wat zij als een probleem zagen. Het resultaat van hun denkarbeid moeten we verwerpen, maar toch …
Er is echter een tweede vorm van ‘alverzoening’. Deze vorm uit zich in een merkwaardige vorm van lichtzinnigheid. Het wordt gekenmerkt door een houding van ‘ik geef een ieder het zijne dus het komt met mij wel goed’. De vraag is wat men bedoelt met ‘goed’. Hoogstwaarschijnlijk weet men het zelf niet. Niet zelden is deze houding een vlucht. Men weet dat men zal sterven, maar hoe dat zal zijn en wat er daarna gebeurt, daar denkt men liever maar niet aan.
Als we ons bij de Bijbelse gegevens houden dan komt een mens na te zijn gestorven of in de hemel of in de hel. Aan het eind van het boek Daniel wordt dat in niet mis te verstane bewoordingen omschreven.
Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. (Daniel 12:2)
Het woord afgrijzen betekent ‘heftig gevoel bij iets heel ergs of walgelijks, afschuw, weerzin.’ Begrijpelijk dat men daar liever maar niet aan denkt. Maar of men er nu wel of niet aan denkt, de realiteit van hemel en hel blijft.
Ieder weldenkend mens zal moeten toegeven dat als er een hemel is, die van God is. Het is Gods hemel, niet de onze. Nu is onze God zeer gastvrij, want iedereen mag in de hemel komen.
De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. (2 Petrus 3:9)
God weet van ‘het eeuwig afgrijzen’ en ziet liever niet dat mensen daar terechtkomen. Nee, Hij wil niets liever dan dat alle mensen bij Hem in de hemel komen. Hij wilde dat zelfs zo graag dat Hij het allerliefste wat Hij had – Zijn eniggeboren Zoon – voor ons opofferde. Hij heeft het op die manier voor iedereen mogelijk gemaakt in de hemel te komen. Toch kunnen we niet zomaar als de eerste de beste bij God komen binnenwandelen. Het is Gods hemel, en Hij stelt één voorwaarde: Geloof!
Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. (Johannes 3:18)
De mens die meent ‘recht’ te hebben op een plaatsje in de hemel op grond van het leven dat hij op aarde leefde zal bedrogen uitkomen. Dit recht hebben op kent twee vormen:
- Ik heb niets verkeerds gedaan;
- Ik heb zoveel goeds gedaan.
Wat zegt God hierover? Via Paulus houdt God ons mensen een spiegel voor.
11 er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt;
12 allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet een.
13 Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen;
14 hun mond is van vloek en bitterheid vol;
15 Snel zijn hun voeten om bloed te vergieten,
16 verwoesting en ellende zijn op hun wegen,
17 en de weg des vredes kennen zij niet.
18 De vreze Gods staat hun niet voor ogen. (Romeinen 3:11-18)
Zo denkt God over ons mensen. Zou Hij dergelijke mensen toelaten? Nee, beslist niet. Maar ook, ja, wel degelijk. Zondaars worden immers gerechtvaardigd op grond van geloof.
23 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods,
24 en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
28 Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, (…). (Romeinen 3:23-24, 28)
Niemand is goed genoeg. Echter, iedereen wordt toegelaten in de hemel als hij God gelooft wanneer Hij zegt dat de mens een zondaar is, die op grond van geloof in Jezus Christus geschikt wordt gemaakt voor de hemel. Hier is geen ruimte voor ‘Ik heb niets verkeerds gedaan’ of ‘Ik heb zoveel goeds gedaan.’ Niemand is goed genoeg! Lees wat God zegt in Zijn Woord.
Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze gerechtigheden als een bezoedeld kleed; (Jesaja 64:6a)
Wanneer zij tegen U zondigen (er is immers geen mens die niet zondigt) (1 Koningen 8:46a)
Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart rein bewaard, ik ben rein van zonde? (Spreuken 20:9)
De Bijbel rekent dus radicaal af met de zelfvoldaanheid die spreekt uit houdingen als ‘Ik heb niets verkeerds gedaan’ of ‘Ik heb zoveel goeds gedaan’.
Er nog een derde redenering: ‘Mijn goede daden wegen wel op tegen mijn zonde.’ Maar helaas, die stelling doet ook geen opgeld. Ongetwijfeld heeft God oog voor goede daden. Maar goede daden zijn geen betaalmiddel, geen ruilmiddel. Goede daden zijn een teken van geloof, aldus Jakobus.
14 Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden?
17 Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. (Jakobus 2:14, 17)
Het gaat zelfs nog verder. Paulus schrijft dat goede daden niet iets zijn van onszelf.
(…) in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. (Efeze 2:10)
Wij worden niet gered omdat we goede daden hebben gedaan, we worden gered om goede daden te doen. Zo heeft God het gewild, en er voor gezorgd dat het mogelijk is. Wie daarentegen meent zoveel goeds te doen dat hij daarmee God als het ware verplicht hem toe te laten in de hemel, lijdt aan noodlottige zelfoverschatting en kent zichzelf niet. God kent het hart van elk mens.
1 (…) Here, Gij doorgrondt en kent mij;
2 Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten;
3 Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.
4 Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen;
(…)
7 Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? (Psalm 139:1-7)
Die God, Die alwetende God, zegt:
Want niemand op aarde is zo rechtvaardig, dat hij goed doet zonder te zondigen. (Prediker 7:20)
Zo maakt God ons duidelijk, dat Hij andere maatstaven aanlegt dan wij. Waar wij alleen de buitenkant zien, ziet Hij onder het oppervlak.
(…) geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen. (Hebreeën 4:13)
Het is derhalve uitgesloten God ervan te overtuigen dat men zo goed is, en zoveel goeds heeft gedaan, dat Hij niet anders ander kan dan zo’n fantastisch mens toelaten tot de hemel. Het is onmogelijk.
8 Niemand kan ooit een broeder loskopen, noch Gode zijn losprijs betalen,
9 (Te hoog immers is de prijs voor hun leven, en voor altoos ontoereikend)
10 Dat hij voor immer zou voortleven, de groeve niet zou zien. (Psalm 49:8-10)
Daarom kwam de Here Jezus op aarde. Hij kon de goddelijke toets wel doorstaan. Hij gaf Zijn leven als losprijs (zie Psalm 49:8). Wie in geloof toegeeft dat hijzelf onwaardig is, en aanvaardt dat de Here Jezus ook voor hem de prijs heeft betaald, wordt gered, mag het eeuwige leven in. Er is immers maar één weg. Die weg is geen levensregel, geen wetboek, geen set prestaties, maar een Persoon.
Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. (Johannes 14:6)
Die Persoon is de Zoon van God, Jezus Christus.
Bijna-doodervaringen
Al eeuwenlang vertellen mensen verhalen over wat ze hebben gezien, gehoord en meegemaakt toen het leek dat ze zouden sterven – bijna dood waren. Meestal gaat het om een ervaring waarbij de ziel het lichaam verlaat. De persoon ziet dan zijn eigen lichaam liggen, soms nog omringd door artsen die bezig zijn.
Er zijn verhalen van mensen die in die toestand andere delen van het ziekenhuis zagen, getuige waren van zaken die de betrokkene onmogelijk had kunnen weten als zijn ziel niet het lichaam had verlaten.
Sommige elementen komen in alle verhalen voor. De tunnel die naar het licht leidt, de lichtende figuur die liefde en rust uitstraalt, ontmoeting met overleden familie en vrienden en informatie over ‘hoe de wereld werkelijk in elkaar zit’. Dat deze ervaringen van alle plaatsen en alle tijden zijn wordt wel duidelijk als we naar een fragment van het schilderij ‘Visioenen uit het hiernamaals’ van Jeroen Bosch (circa 1450 – 1516) kijken.
De tunnel… Dus toen ook al. Daarmee is wel duidelijk dat bijna-doodervaringen geen fabeltjes zijn. Des te opvallender is het dan dat de Bijbel er nagenoeg niets over zegt.
En zoals het de mensen beschikt is, eenmaal te sterven en daarna het oordeel, (Hebreeën 9:27)
Er zijn Bijbelse voorbeelden van gestorvenen die uit de dood werden opgewekt.
- De opwekking van de zoon van de weduwe te Sarfath door Elia (1 Koningen 17:17-24);
- De opwekking van de zoon van de Sunamitische vrouw door Eliza (2 Koningen 4:18-37);
- Het weer levend worden van de dode man die in het graf van Eliza werd geworpen (2 Koningen 13:20,21);
- De opwekking van het dochtertje van Jaïrus door de Here Jezus (Lukas 8:40-56);
- De opwekking van de jongeling van Naïn door de Here Jezus (Lukas 7:11-17);
- De opwekking van Lazarus door de Here Jezus (Johannes 11:1-44);
- De opwekking van Dorkas door Petrus (Handelingen 9:36-43);
- De opwekking van Eutychus door Paulus (Handelingen 20:7-12).
Echter, in geen van deze gevallen krijgen we informatie over het hiernamaals. Twee geschiedenissen die niet in dit rijtje staan vormen uitzonderingen. We hebben het over Stefanus en Paulus. Allereerst Stefanus. Hij spreekt een lange rede uit om aan te tonen dat de joodse leidslieden zich tegen de Heilige Geest verzetten. Hun reactie is niet mals.
54 Toen zij dit hoorden, sneed het hun door het hart en zij knersten de tanden tegen hem.
55 Maar hij, vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods,
56 En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.
57 Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopte hun oren toe en stormden als een man op hem los;
58 en zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem. En de getuigen legden hun mantels af aan de voeten van een jonge man, Saulus genaamd.
59 En zij stenigden Stefanus, die de Here aanriep, zeggende: Here Jezus, ontvang mijn geest. (Handelingen 7:54-59)
Dat het hier niet gaat om een bijna-doodervaring, zoals hierboven omschreven, is wel duidelijk. Immers, er mankeerde hem nog niets toen voor hem de hemel zich opende, hij de heerlijkheid Gods zag en zijn Heer en Heiland Jezus Christus. Uit het vervolg blijkt dat hij – bij wijze van spreken – inderdaad al bijna dood was, maar tussen wat hij zag en zijn daadwerkelijke dood zal toch enige tijd gelegen hebben. Het verhoor vond plaats in de vertrekken waar de Raad gewoon was te vergaderen. De steniging voltrok zich buiten Jeruzalem. We krijgen dus enige informatie over wat Stefanus zag, maar het is geen bijna-doodervaring.
Dan is er Paulus. Hij vertelt in zijn tweede brief aan Korinte over een ervaring die wel lijkt op een bijna dood ervaring.
2 Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel.
3 En ik weet van die persoon – of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het –
4 dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken. (2 Korinte 12:2-4)
Maar we lezen niets over een toestand van bijna dood. Hier niet, maar wel in het boek Handelingen. Het gebeurde namelijk in Lystra.
19 Maar er kwamen Joden van Antiochië en Ikonium en zij praatten de scharen om en stenigden Paulus en sleepten hem de stad uit, menende, dat hij dood was.
20 Doch toen de discipelen hem omringd hadden, stond hij op en ging de stad binnen. En de volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe. (Handelingen 14:19-20)
‘Menende dat hij dood was!’ Paulus was in ieder geval bijna dood. En toen kreeg hij zijn bijna-doodervaring. Hij werd weggevoerd tot in de derde hemel, tot in het paradijs. Onuitsprekelijke woorden hoorde hij ‘die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken’.
We kunnen nu enkele conclusies trekken.
- Van mensen die echt zijn gestorven en vervolgens weer opgewekt horen we niets over ‘hoe het was’.
- Ook zonder dat er sprake is van een ‘op sterven na dood’ kan een mens (een gelovige!) informatie krijgen over ‘hemelse zaken’.
- Woorden die mensen tijdens de uittreding te horen krijgen mogen eenmaal terug in het lichaam niet worden doorverteld!
Er is maar een Persoon bevoegd ons te vertellen over wat er gebeurt na het sterven. Die Persoon is Jezus Christus. Dit zei Hij tegen Johannes op Patmos:
17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste,
18 en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. (Openbaring 1:17-18)
In Lukas 16 vinden we belangrijke lessen. We doen er verstandig aan die ter harte te nemen.
19 En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield.
20 En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren,
21 nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn zweren likken.
22 Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot.
23 Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot.
24 En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam.
25 Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn.
26 En bij dit alles, er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen.
27 Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders.
28 Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen.
29 Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.
30 Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen komt, zullen zij zich bekeren.
31 Doch hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen. (Lukas 16:19-31)
Wat leren we hier?
- Het dodenrijk is verdeeld in twee secties: Abrahams schoot (een uitdrukking van intimiteit: dicht bij God) en ‘in deze vlam’;
- Verkeer tussen beide gedeelten is niet mogelijk;
- Na de dood vindt de scheiding meteen plaats – onherroepelijk;
- Mensen die behouden zijn worden door engelen naar hun plaats van bestemming geleid;
- Hoe mensen die verloren zijn in ‘de plaats van de pijn’ komen is niet bekend;
- In ‘de plaats van de pijn’ lijdt men smart, dorst etc.;
- Er geen kans op verandering;
- Gebeden vanuit de ‘plaats van de pijn’ worden niet verhoord;
- Gods Woord moet een mens tot geloof leiden – gebeurt dat niet dan helpt niets, zelfs niet als iemand uit de doden zou opstaan.
Als we de Bijbelse gegevens met de verhalen van de bijna-doodervaringen vergelijken dan zien we verschillen en tegenstrijdigheden. Het mijns inziens belangrijkste verschil is de informatie die betrokkenen krijgen tijdens hun uittreding en dat wat de Bijbel leert. Edwin Ludzer zegt er in zijn boek ‘Over leven na dit leven’ het volgende over.
We weten dat minstens enkele positieve bijna dood ervaringen demonisch zijn, want ze spreken de leer van de Bijbel scherp tegen. Ten eerste vertellen sommige mensen zoals Betty Eadie ons, dat de Jezus die ze ontmoet hebben hen ervan verzekerde dat iedereen een even heerlijk welkom zal krijgen in het hiernamaals. Ten tweede wordt ons verteld dat er geen oordeel, geen zorgvuldig onderzoek naar iemands leven plaatsvindt. Verschillende mensen vertellen expliciet dat ’het wezen van licht’ dat ze ontmoetten, iedereen onvoorwaardelijk welkom heet.
Een vrouw vertelde dat ze, toen ze over de grens tussen leven en dood stapte, Christus ontmoette, die haar meenam voor een wandeling. Hij legde uit dat alle wereldgodsdiensten wegen naar dezelfde bestemming waren. Er was een boeddhistische weg, een hindoeïstische weg, een islamitische weg en natuurlijk een christelijke weg. Maar zoals de spaken in een wiel leidden ze allemaal naar het middelpunt dat de hemel is. Met andere woorden: iedereen zal behouden worden. Dit is altijd satans meest aannemelijke leugen geweest. (Edwin Lutzer: Over leven na dit leven, p. 19)
Sommigen zijn radicaal veranderd na een dergelijke ervaring. Het blijkt echter geen betrouwbare informatiebron te zijn! Met name het gegeven dat Paulus niet mocht vertellen wat hij had gehoord valt op. Het aantal verhalen over ervaringen van uittredingen tijdens een bijna-doodsituatie daarentegen is schier eindeloos.
Slot
Wie worden in Gods hemel toegelaten? Iedereen? We hebben gezien dat de leer van de alverzoening geen Bijbelse grond heeft. Ook de gedachte dat God rekening houdt met goede daden en een voorbeeldig leven houdt geen stand in Bijbels licht. De ervaringen die optreden tijdens een toestand van bijna dood levert ook al geen informatie op die de Bijbelse toets kan doorstaan. Er is geen sprake van dat alle wereldgodsdiensten tot hetzelfde doel leiden.
Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. (1 Korinte 1:18)
Er is geen sprake van dat alle mensen een even heerlijk welkom krijgen in het hiernamaals.
want wij zijn voor God een geur van Christus onder hen, die gered worden, en onder hen, die verloren gaan; (2 Korinte 2:15)
De achterliggende gedachte bij alle varianten is: bekering is niet nodig. En dat terwijl de Bijbel er juist op hamert dat de mens zich moet bekeren. Ja, moet. Het is een opdracht van God voor alle mensen!
God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; (Handelingen 17:30)
Paulus wekt alle andere gelovigen op niet weg te lopen van de verantwoordelijkheid die God ons heeft gegeven.
verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting. (2 Timotheüs 4:2)
Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen. (2 Korinte 5:20)
Het is een persoonlijke keuze, die een mens alleen voor zich zelf kan maken.
Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; (Johannes 1:12)
God heeft nog steeds geduld. Geduld met de gelovige om zijn plicht te doen, geduld met de ongelovige om zich te bekeren. Laten we gehoorzaam zijn!