Het geheimenis van de ‘val’ van Israël

Het wanbegrip van de kerk

 Door de eeuwen heen is de houding van de kerk ten opzichte van het volk Israël een van onbegrip, afwijzing, haat en vervolging geweest. Gelukkig zijn er altijd gelovigen geweest die wel positief ten opzichte van Gods volk stonden, maar die stemmen zijn in de geschiedenis sterk in de minderheid.

Het volk Israël ‘stond er dan ook niet best op’ bij de kerk. Israël was ongelovig, want Israël erkende de Here Jezus niet als Messias. God had daarom Israël terzijde geschoven. Er was immers een nieuw volk van God dat het beter zou doen dan Israël: de Kerk.

Je kunt je het haast niet voorstellen, maar je krijgt werkelijk de indruk dat Romeinen 9-11 eeuwenlang ongelezen is gebleven.

In Romeinen 11 schrijft Paulus:

Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? (Romeinen 11:1)

En hij antwoordt nota bene: geen sprake van!

Volstrekt niet! (Romeinen 11:1)

Alleen deze ene Schriftplaats zou alle gedachten aan een verstoten zijn van Israël door God moeten ontzenuwen. Van een ‘slip of the pen’ is geen sprake, getuige het vervolg:

God heeft zijn volk niet verstoten, dat Hij tevoren gekend heeft. (Romeinen 11:2)

God verkiest Israël

 Laten we nog eens bij het begin beginnen: God verkiest Israël!

Want gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is; u heeft de Here, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn. (Deuteronomium 7:6)

Heilig wil zeggen door God voor God apart gezet – gescheiden van de overige volken. Mocht er na Deuteronomium 7 nog iets onduidelijk zijn gebleven, Jesaja laat geen misverstanden bestaan.

Maar nu, zo zegt de Here, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn. (Jesaja 43:1)

Hoe duidelijk wil je het hebben? God is Israëls Schepper, Israëls Formeerder, Israëls Verlosser. God riep Israël bij naam, Israël is van God. Zie ook mijn ‘Waarom is Israël Gods uitverkoren volk?

God heeft plannen met Israël

 Waarom heeft God Israël geformeerd?

Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal mijn lof verkondigen. (Jesaja 43:21)

God heeft Israël geformeerd met een doel: tot eer van God. God heeft Israël ook verteld hoe het tot eer van God kon zijn.

Hij heeft Jakob zijn woorden bekendgemaakt, Israël zijn inzettingen en zijn verordeningen. (Psalm 147:19)

God heeft Zich rechtstreeks – vanaf de berg Sinaï en via zijn knecht Mozes – tot Israël gewend. Hij gaf Israël inzettingen (hoe Hij alles ‘in elkaar heeft gezet’) en verordeningen (hoe Hij wil dat ‘alles in orde blijft’). God deed dat alleen en uitsluitend met Israël – ‘uniek!’ zingt de psalmist.

Aldus heeft Hij aan geen enkel volk gedaan, en zijn verordeningen kennen zij niet. Halleluja. (Psalm 147:20)

Paulus vat samen welke voorrechten Israël ontvangen had:

4 immers, zij zijn Israëlieten (1), hunner is de aanneming tot zonen (2) en de heerlijkheid (3) en de verbonden (4) en de wetgeving (5) en de eredienst (6) en de beloften (7),

5 hunner zijn de vaderen (8) en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus (9), die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen. (Romeinen 9:4-5)

Ik geef per ‘voorrecht’ een kleine toelichting:

1 (zij zijn) Israëlieten Joden gebruikten ‘Israëliet’ graag als erenaam.
2 (aanneming tot) zonen God noemt het volk Israël ‘Zijn eerstgeboren zoon’.
3 de heerlijkheid Israël heeft de ‘heerlijkheid van God’ ervaren (o.a. bij de berg Sinaï)
4 de verbonden God sloot verschillende verbonden met Abraham en zijn nageslacht
5 de wetgeving God gaf zijn wetten aan Israël
6 de eredienst God leerde Israël hoe Hij aanbeden diende te worden
7 de beloften God deed Abraham en zijn nageslacht vele beloften
8 de vaderen Israël stamde af van de aartsvaders Abraham, Isaäk en Jakob
9 (de) Christus Jezus Christus was een geboren Israëliet

Gods verkiezing houdt stand

 God wist natuurlijk zeer goed dat het met Israël op dezelfde wijze zou gaan als met Adam in de hof van Eden. Als het op de mens aankomt, maken zegeningen, voorwaarden en omstandigheden geen verschil. De mens faalt. Altijd. Daarom had God Abraham onvoorwaardelijke beloften gedaan. De vervulling van het beloofde zou niet van Abraham afhangen, noch van zijn nageslacht.

35 Zo zegt de Here, die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht des nachts, die de zee opzweept, dat haar golven bruisen, wiens naam is Here der heerscharen:

36 Als deze verordeningen voor mijn ogen zullen wankelen, luidt het woord des Heren, dan zal ook het nageslacht van Israël ophouden al de dagen een volk te zijn voor mijn ogen. (Jeremia 31:35-36)

God zegt: Mijn verkiezing is zeker en vast. Alleen als de regelmaat in de schepping en Gods Woord vervallen zouden zijn, zou Israël niet langer Gods volk zijn.

Zo zegt de Here: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen om al hetgeen zij gedaan hebben, luidt het woord des Heren. (Jeremia 31:37)

God zegt: Mijn verkiezing is zeker en vast. Alleen als de mens in staat zou zijn alle geheimen van de schepping te doorgronden, zou God de verkiezing van Israël ongedaan maken.

Israël beantwoordt niet aan Gods doel

 Je zou verwachten dat de verkiezing van Israël door de Schepper van hemel en aarde positieve gevolgen zou hebben. Maar helaas, de verkiezing heeft het volk niet geïnspireerd (bezield) tot het leven dat God had gewild. Paulus schrijft in Romeinen 9 dat zij zijn gestruikeld, en spreekt over een val.

11 Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet! Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken.

12 Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid! (Romeinen 9:11-12)

Wat was de oorzaak? We luisteren opnieuw naar Paulus:

Want ik getuig van hen, dat zij ijver voor God bezitten, maar zonder verstand (Romeinen 10:2)

Israël was zeer ijverig, maar niet op de juiste manier. Het putte zich uit in het vastleggen van talloze regeltjes, maakte van het minste en geringste een punt. Het belangrijkste van ijver voor God ontbrak echter. Er was geen ware liefde tot God.

Israël, hoewel het een wet ter gerechtigheid najaagde, kwam aan de wet niet toe. (Romeinen 9:31)

Het doel van de wet is niet gerechtigheid in eigen kracht, maar Christus. Dit leidde er toe dat Israël volledig ging vertrouwen op eigen kracht. Het was echter de bedoeling dat het volk zich in geloof(svertrouwen) aan God toewijdde, want door goede werken kan geen mens rechtvaardig worden voor God. Dat kan alleen door geloof. Ook het Oude Testament getuigt daarvan.

(…) maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. (Habakuk 2:4)

Daar schortte het dus aan: geen godsvertrouwen, wel zelfvertrouwen. Uiteindelijk hebben zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots: Gods Zoon, Die ze niet als Messias hebben aangenomen. Voor wie in de Here Jezus gelooft is Hij de hoeksteen, en zal niet beschaamd uitkomen in het toekomstige oordeel. Wie de Here Jezus afwijst, zal struikelen over de steen des aanstoots.

gelijk geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. (Romeinen 9:33)

De val was voorzegd

 In Handelingen 15 lezen we:

14 Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen.

15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat:

16 Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten. (Handelingen 15:14-16)

Na het vergaderen van een volk uit de heidenen (= de Gemeente), wordt de vervallen hut van David weer opgericht. Het woord vervallen draagt al het beeld van een val in zich. De woorden opbouwen en oprichten laten duidelijk zien dat Israël lange tijd in vervallen staat zou verkeren. Dezelfde gedachte komen we tegen in Romeinen 11:

25 Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, (Romeinen 11:25)

Hier lezen we over het binnengaan van de volheid der heidenen (= de opname). Pas als dat gebeurd is komt er een eind aan de gedeeltelijke verharding van Israël.

De tijdelijke terzijdestelling van Israël – niet onverwacht

 Hierboven beschreef ik dat de val van Israël al voorzien werd. Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in Lukas 2. Jozef en Maria gaan met de kleine Jezus naar de tempel om daar te doen wat in de wet stond voorgeschreven. Ze ontmoetten daar twee bijzondere, oude mensen. Een van hen was Simeon.

25 En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de Heilige Geest was op hem.

26 En hem was door de Heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had.

27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen

28 overeenkomstig de gewoonte der wet, nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:

29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord,

30 want mijn ogen hebben uw heil gezien,

31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:

32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. (Lukas 2:25-32)

In de verzen 31 en 32 spreekt hij een profetie uit. En met name vers 32 sluit aan bij wat ik eerder schreef. Globaal gezien ziet de geschiedenis van Israël er zo uit:

Periode I Periode II Periode III
De tijd van Abraham tot de geboorte van Jezus Christus: het Oude Testament De tijd van het tijdelijk terzijdestellen van Israël: het heil gaat naar de volken (of: de genadetijd) Israëls herstel en toekomst in het Duizendjarige Rijk.

Als Simeon in de tempel de Here Jezus in zijn armen neemt is de eerste periode voorbij. Hij benoemt de twee overgebleven perioden:

licht tot openbaring voor de heidenen heerlijkheid voor uw volk Israël

Twee profetieën: let vooral op de volgorde!

Het doel van de val!

Het was uiteraard de bedoeling dat Israël in Jezus van Nazareth hun Messias zou (h)erkennen. Dat het dat niet deed is echter beslist geen bedrijfsongeval. Ook is er geen sprake van een soort noodoplossing, iets in de trant van ‘redden wat er te redden valt’. Nee, Israëls val was voorzien, en heeft een doel. We gaan weer luisteren naar Paulus in Romeinen 11.

Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet! Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken. (Romeinen 11:11)

Wat schrijft Paulus? Door de val van Israël is het heil tot de heidenen gekomen. Dat hebben we hierboven gezien, en het vond al van meet af aan plaats. Immers, door de vervolgingen in Jeruzalem en Juda en daarbuiten vluchtten de christenen alle kanten op en verspreidden zo het evangelie. De apostel Paulus zelf was speciaal door de Here Jezus aangesteld als apostel der heidenen. Er zijn Schriftplaatsen in overvloed die deze gang van zaken toelichten. Maar er is meer.

Het evangelie gaat naar de heidenen om hen te doen delen in het werk van de Here Jezus aan het kruis van Golgotha. Het evangelie gaat echter ook naar de heidenen om te bewerken dat het volk Israël alsnog gaat erkennen dat Jezus van Nazareth de Messias is, namelijk door hen jaloers te maken. En hier zit een vreselijke blunder van de wereldkerk. Eeuwenlang heeft men beweerd dat dit vers betekent dat de Kerk Israël jaloers zou moeten maken. Je ziet onmiddellijk dat hier niets van is terechtgekomen – gesteld dat deze uitleg correct is. Alle verkeerde leer, onverschilligheid, antisemitisme, vernederingen en vervolgingen hebben er juist toe geleid dat het voor Israël extra moeilijk werd om in Jezus van Nazareth hun Messias te zien.

Het is dan ook geen opdracht aan de Kerk om Israël jaloers te maken. Nee, het is God Zelf die het feit dat het heil tot de heidenen kwam wil gebruiken om Israël jaloers te maken. En dat is andere koek. Zo bezien hebben we als Kerk God danig voor de voeten gelopen, om het mild uit te drukken.

Val en aanneming

In de verzen 12 en 15 van Romeinen 11 werkt Paulus het doel van de val van Israël verder uit.

12 Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid! (…)

15 Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden? (Romeinen 11:12, 15)

Oppervlakkig lezen wekt de indruk dat Paulus hier spreekt over het verwerpen en aannemen van Israël door God. Hij bedoelt echter het verwerpen en aannemen van de Here Jezus als Messias door Israël! Zo is het verwerpen van de Messias door Israël rijkdom voor de wereld – want het evangelie bereikt nu niet alleen Israël maar de gehele wereld. Het verwerpen van de Messias dient dus tot de verzoening der wereld.

Maar er komt een tijd dat Israël zijn Messias wel zal aanvaarden – in het Duizendjarig Rijk. Als dat gebeurt zal een grote zegen voor de gehele wereld van Israël uitgaan. Kortom, God gebruikt de verwerping van de Messias door Israël voor een positief doel. God gebruikt de aanneming van de Messias door Israël voor alweer een positief doel!

We keren nu terug naar het schema en passen de inhoud van de verzen 12 en 15 in.

Periode I Periode II Periode III
hun val is rijkdom voor de wereld en hun tekort is rijkdom voor de heidenen hun volheid is rijkdom voor de wereld en voor de heidenen
hun verwerping is de verzoening der wereld hun aanneming is leven uit de doden

Olijftakken – de rolverdeling

 In Romeinen 11:17-26 verduidelijkt Paulus bovenomschreven gang van zaken in een gelijkenis: het beeld van de olijfboom. Er blijken natuurlijke takken te zijn (Israël: gelovig zowel als ongelovig) en wilde. Alle natuurlijke takken beelden Israël af. De geënte takken de gelovigen uit de heidenen.

17 Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen,

Israël is gedeeltelijk terzijde gesteld, inderdaad, want slechts enkele van de takken zijn weggebroken. Dat betekent dat Israël nog steeds de ware olijfboom is. Heidenen die tot geloof zijn gekomen zijn geënt op deze ware, edele olijfboom. Ze kwamen oorspronkelijk van een andere – een wilde – olijfboom. Ze hebben deel gekregen aan de saprijke wortel van de olijf. Dit laatste ziet op de belofte door God gedaan aan de aartsvaders en in hen aan Israël.

18 beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt – niet gij draagt de wortel, maar de wortel u.

Er staan dus ‘wilde’ takken tussen de ‘natuurlijke’ takken. Gods heil en zegen komt via Israël tot ons. De Christenen uit de heidenen zouden in bescheidenheid dankbaar moeten zijn: Schep niet op tegen de takken (hebben we wel gedaan, doen we nog steeds)!

19 Gij zult dan zeggen: er zijn takken weggebroken, opdat ik als loot geënt zou worden.

Let goed op wat hier staat. Israël is gedeeltelijk terzijde gesteld opdat de heidenen deel zouden krijgen aan Israël. In eerbied gesproken, God had ook takken kunnen wegbreken en het daarbij laten. Geen wilde takken enten dus. Dat er wilde takken geënt zijn is puur genade.

20 Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!

Israël is gedeeltelijk terzijde gesteld vanwege hun ongeloof; de heidenen hebben deel gekregen aan Israël vanwege hun geloof. De heidenen zijn dus niet vanwege een eigen prestatie geënt, maar alleen maar omdat God hen genadig wil zijn. Er is voor gelovigen uit de heidenen geen reden om zich op de borst te slaan. Vrees God! – dat is besef van eerbied voor God, dat is afhankelijk van Hem zijn.

21 Want indien God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen.

Een ernstige waarschuwing! De nieuwe situatie is niet automatisch voor altijd geldig. Wat voor Israël gold, kan ook zomaar voor de Kerk gelden (hier klinkt Openbaring 3:16 al door).

22 Let dan op de goedertierenheid Gods en zijn gestrengheid: over de gevallenen gestrengheid, maar over u goedertierenheid Gods, indien gij bij de goedertierenheid blijft; anders zult ook gij weggekapt worden.

Opnieuw een waarschuwing dus. Zowel gelovigen uit Israël als gelovigen uit de Kerk staan alleen dankzij de goedertierenheid van God. Het is geen eigen verdienste. De Kerk kan op haar beurt ook weer weggekapt worden. Paulus stelt goedertierenheid tegenover gestrengheid. God is goedertieren voor hen die zich klein en afhankelijk van Hem weten. God is gestreng voor hen die menen op eigen gerechtigheid te kunnen bouwen.

23 Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten.

En opnieuw… Zowel Israël als de Kerk staan alleen dankzij de goedertierenheid van God. Het is geen eigen verdienste. Natuurlijke takken kunnen op hun beurt ook weer opnieuw geënt worden. Zelfs als ze al lang verdord zijn – God is immers almachtig.

24 Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden.

De Kerk moet haar plaats weten. Ondanks alles wat er is gebeurd blijft Israël het uitverkoren volk (de edele olijf) en heeft de Kerk door genade deel aan Israël gekregen – maar is niet zelf Israël geworden. De tegenstelling edele olijf – wilde olijf blijft.

25 Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat,

Paulus waarschuwt de Kerk dat er voor eigendunk geen reden is. Hij komt met een geheimenis. De verharding van Israël is maar voor een deel en van tijdelijke aard. Zodra de Gemeente is opgenomen (= het binnengaan van de volheid der heidenen), neemt God de verharding weg.

26 en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden.

Het eindresultaat zal zijn dat het hele volk Israël weer teruggeënt is op de edele olijf. En dan wijst Paulus op de tweede komst van de Here Jezus. De Verlosser zal uit Sion komen (toekomst). Hij zal Israël geheel reinigen.

Betekenis olijf, takken en enten

 Het beeld van olijf, takken en enten wordt wel eens misbruikt om aan te tonen dat gelovigen verloren kunnen gaan. Dat lijkt me niet juist. Gelovigen kunnen niet alsnog verloren gaan, en dit gedeelte leert dat mijns inziens ook niet. Wat dan wel?

In de eerste plaats is het goed te bedenken dat het hier niet gaat om individuele personen. Het gaat om (delen van) groepen mensen, groepen Joden, groepen gelovigen uit de heidenen. Wat was het doel dat God had met Israël?

Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal mijn lof verkondigen (Jesaja 43:21).

We zagen eerder dat Israël daar niet aan toe is gekomen. De olijfboom in Romeinen 11 leert ons dat Israël tijdelijk van deze taak ontheven is – terzijde gesteld. Er zijn takken weggebroken. De taak ‘lof verkondigen’ is nu overgegaan op de Gemeente – er zijn andere takken geënt. In de eerste brief van Petrus vinden we een beschrijving van deze verandering.

Gij (de gemeente) echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht (1 Petrus 2:9).

Verder is het belangrijk te zien dat enkele takken zijn weggebroken, niet alle. Dat wijst erop dat ook Joden tot geloof in de Here Jezus kunnen komen, en deel krijgen aan de Gemeente en dus in die hoedanigheid ingeschakeld worden in het verkondigen van de grote daden van God. Niet voor niets waren alle apostelen Joden!

Daarnaast is het ook van belang te zien dat er takken van de wilde olijf zijn geënt, maar ook hier gaat het om enkele, en niet alle. En ook dat kunnen we begrijpen. Niet de gehele Gemeente is toegekomen aan het verkondigen van de grote daden Gods. Integendeel, veel uit 2000 jaar kerkgeschiedenis is onmiskenbaar tot oneer van God.

Zo wordt ook duidelijk hoe het kan dat de eerst weggebroken takken weer kunnen worden teruggeplaatst. De tijd nadert (en is nu al begonnen) dat God de draad met Israël weer oppakt. De tijd nadert ook dat de taak van de Kerk is afgelopen. Dat zal er toe leiden dat een deel door God wordt uitgespuwd, en dat een ander deel wordt opgenomen. Nogmaals, het beeld van de olijfboom spreekt niet over individuele gelovigen, maar over groepen. Het gaat helemaal niet om het eeuwig behoud, maar om de taak God op aarde te verheerlijken. Gode zij dank, gelovigen kunnen niet verloren gaan.

Alles overziende, komt Paulus dat aan het eind van hoofdstuk 11 tot een jubelende uiting van zijn diepe bewondering voor de wijsheid van God.

33 O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!

34 Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest

35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet.

36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. (Romeinen 11:33-36)