Persona non grata?

Een vraag die regelmatig terugkeert! Heeft satan nog steeds toegang tot de hemel?

De Bijbel spreekt over tenminste drie hemelen: (1) het uitspansel (als in ‘een wolkenloze hemel’), (2) de ruimte met de hemellichamen (heelal) en (3) de woonplaats van God, de Heer Jezus en de engelen.

Voordat de satan ten val kwam was hij een engel; zijn woonplaats zal destijds dan ook ‘de derde hemel’ zijn geweest. Hij verspeelde echter zijn hoge positie. Men onderscheidt vier fasen in de val van satan. (1) De eerste, de morele val, (2) de val uit de hemel ofwel zijn verbanning naar de aarde (3) zijn verbanning naar de afgrond (abyssos) gedurende 1000 jaar, en (4) zijn eeuwigdurende verwijdering naar de ‘poel van vuur’.

Iedereen is het erover eens dat de eerste val reeds heeft plaatsgevonden. Er is ook geen verschil van mening ten aanzien van de derde en de vierde val: deze gebeurtenissen liggen nog in de toekomst.

Het onderwerp van discussie vormt de tweede val. Heeft die reeds plaatsgevonden, en is de bewegingsruimte van satan beperkt tot de aarde? Of ligt deze val nog in de toekomst en heeft satan nog steeds toegang tot alle hemelen? Een variant op deze zienswijze is een ‘uitbreiding’ van de eerste val. Men betoogt dan dat God satan al meteen de toegang tot de hemel heeft ontzegd. Dit zou dan inhouden dat satan zich alleen nog vrijelijk door het heelal kan bewegen, en alle bewegingsruimte heeft op aarde.

Of ligt de waarheid in het midden? Zou het misschien kunnen zijn dat sinds de morele val van satan hij niet langer in de derde hemel woont, zoals alle (niet gevallen) engelen? En is het dan denkbaar dat hij nog wel toegang heeft om bijvoorbeeld zijn rol als aanklager uit te voeren?

De pleitbezorgers van de visie dat satan in het geheel geen toegang meer heeft tot de derde hemel wijzen op Ezechiël 28 en Jesaja 14.

Ezechiël 28

Ezechiël zingt een spotlied over de val van de koning van Tyrus. In deze teksten staan elementen die inderdaad gaan over de val van een hooggeplaatste. Er zijn echter zoveel problemen met de interpretatie dat toepassing op satan eigenlijk niet mogelijk is.

16 Door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde. Van de berg der goden verbande Ik u en deed u weg, gij beschuttende cherub, van tussen de vlammende stenen.

17 Trots was uw hart op uw schoonheid. Met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan. Ter aarde wierp Ik u neer, en maakte u tot een schouwspel voor koningen om met leedvermaak naar u te zien.

18 Door uw vele ongerechtigheden, door het onrecht bij uw koophandel, hebt gij uw heiligdommen ontwijd. Vuur deed Ik oplaaien uit uw midden; dat verteerde u! Ik maakte u tot as op de grond voor de ogen van allen die u zagen.

19 Allen die onder de volken u kennen, ontzetten zich over u; een verschrikking zijt gij geworden, verdwenen zijt gij. Voor altijd! (Ezechiël 28:16-19)

Als de passages over handel, geweldenarij en zonde letterlijk genomen moeten worden, dan ook de overige. We lezen over het neerwerpen op aarde, het tot een schouwspel worden voor koningen, over leedvermaak. De persoon werd tot as op de grond gemaakt en zo voor iedereen te zien. Ten slotte wordt gezegd dat deze figuur voor altijd verdwenen is.

We kennen geen Bijbelse verslagen over satan die met leedvermaak wordt bekeken. Tot as is satan zeker niet gemaakt, en voor altijd verdwenen al helemaal niet (althans nog niet).

Dit leidt tot de volgende conclusies.

  1. De val van satan heeft mogelijk model gestaan voor de beschrijving in dit gedeelte van het boek Ezechiël.
  2. Het gaat over de koning van Tyrus, er is sprake van een allegorie die de hoogmoed en val van deze man weergeeft.
  3. Het gaat om een engelvorst die achter een politieke macht of concrete persoon staat of heeft gestaan.

Jesaja 14

Ook in Jesaja 14 is sprake van een spotlied. Nu gaat het om de koning van Babel. Er zijn hier een aantal elementen die wel aan satan en diens val doen denken. Het gaat dan met name over de verzen 12-14.

12 Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads! [hoe] zijt gij ter aarde nedergehouwen, gij, die de heidenen krenktet!

13 En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden.

14 Ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste gelijk worden.(SV)(Jesaja 14:12-14)

‘Uit de hemel gevallen’, ‘morgenster’, hoogmoed (‘ik zal’), staat er. Toch lijkt het ook nu eerder om een allegorie te gaan. Neem nu het ‘morgenster, zoon des dageraads’. Vergelijkbare woorden worden ook op de Here Jezus toegepast.

(…) totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. (2 Petrus 1:19)

In beide verzen is sprake van een morgenster, en ook in beide gaat het om ‘vroeg op de dag’. Zo in ‘morgenster’ satan te willen zien, en elders de Here Jezus, doet de Bijbel geweld aan. Wat betekenen de verzen dan? De meest voor de hand liggende interpretatie is die welke de Bijbel zelf geeft: de koning van Babel. Dit spreekt des te sterker als we Genesis 11 lezen.

Ook zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden. (Genesis 11:4)

Babel staat hier symbool voor het ‘aan God gelijk zijn’. Jesaja 14:12-14 zou zo maar op Genesis 11 van toepassing kunnen zijn. Dezelfde naam en hetzelfde streven.

Niet geheel onverwacht kunnen we dezelfde conclusie trekken als bij Ezechiël 28.

  1. De val van satan heeft mogelijk model gestaan voor de beschrijving in dit gedeelte van het boek Jesaja.
  2. Het gaat over de koning van Babel, er is sprake van een allegorie die de hoogmoed en val van deze man weergeeft.
  3. Het gaat om een engelvorst die achter een politieke macht of concrete persoon staat of heeft gestaan.

Wat dan wel?

De Schriftgedeelten uit Jesaja en Ezechiël hinten slechts op satans val. We kunnen daar dus geen definitieve conclusies aan verbinden. Het blijft daarom onduidelijk of satan na zijn eerste val volledige toegang behield tot de derde hemel.

Maar wat als de waarheid in het midden ligt? Door zijn val werd hij bij wijze van spreken ‘dakloos’, zonder vaste woon- of verblijfplaats. Trouw gebleven engelen wonen nog steeds in de derde hemel, maar satan en zijn fanclub niet. Ondertussen behield hij wel toegang tot de derde hemel. Daar zijn voorbeelden van. Zo lezen we in het boek Job twee keer iets over een ‘vergadering’ – anderen zeggen ‘een rechtszitting’.

Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan. (Job 1:6)

Op zekere dag kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan om zich voor de Here te stellen. (Job 2:1)

Toen ging de satan van des Heren aangezicht heen, (…) (Job 2:7)

18 Toen sprak de koning van Israël tot Josafat: Heb ik u niet gezegd: hij profeteert over mij niets goeds, maar enkel onheil?

19 [Micha] zeide: Daarom, hoor het woord des Heren. Ik zag de Here op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan zijn rechterhand en aan zijn linkerhand stond.

20 En de Here zeide: wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramot in Gilead? De een zeide dit en de ander dat.

21 Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor de Here en zeide: ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: waarmede?

22 Hij antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het.

23 Nu dan, zie, de Here heeft een leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u, en de Here heeft onheil over u besloten. (1 Koningen 22:18-22)

Vervolgens deed Hij mij de hogepriester Jozua zien, staande voor de Engel des Heren, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. (Zacharia 3:1)

Deze Schriftgedeelten stellen ons in combinatie met de eerdere conclusies voor een probleem. Als satan inderdaad geen toegang meer had tot de derde hemel, waar vonden deze bijeenkomsten dan plaats? Het is toch absurd te veronderstellen dat God Zijn troon heeft verplaatst naar de tweede hemel (de ‘hemelse gewesten’) om satan ’tegemoet te komen’?

Openbaring

We lezen een aantal verzen uit Openbaring. In dit gedeelte wordt gesproken over de verwijdering van de satan uit de hemel. Hier is tevens duidelijk dat de deur van de hemel voor satan en zijn engelen definitief op slot gaat.

7 En er kwam oorlog in de hemel: Michael en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, en de draak voerde oorlog en zijn engelen;

8 en hij was niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden.

9 En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan, die het hele aardrijk misleidt; hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen.

10 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God aanklaagde, is neergeworpen.

11 En zijzelf hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot de dood toe.

12 Daarom weest vrolijk, hemelen en die daarin woont. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u neergekomen met grote grimmigheid, daar hij weet dat hij weinig tijd heeft. (Openbaring 12:7-12)

Wanneer vond of vindt dit plaats?

Hoe zit het nu? Is de satan al uit de hemel verbannen of gaat dat nog gebeuren? Stel dat de gebeurtenissen uit Openbaringen 12 al ver achter ons liggen (sommige uitleggers beweren dat). In dat geval zou de opstand van de satan tegen God (1) én het verliezen van de toegang tot de derde hemel (2) al voor de zondeval van de mens hebben plaatsgevonden. Het eerste – de opstand – heeft inderdaad al plaatsgevonden. Het tweede – geen toegang tot de derde hemel – lijkt mij in het licht van Openbaringen 12 zeer onwaarschijnlijk. Waarom? Laten we een paar verzen wat nader bekijken.

En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God aanklaagde, is neergeworpen. (Openbaring 12:10)

De aanklager van onze broeders is neergeworpen. Dit alleen al bewijst dat deze gebeurtenis niet gelijktijdig met de opstand van satan heeft plaatsgevonden. De mens was toen nog niet eens geschapen, en er waren dus geen broeders om aan te klagen.

En zijzelf hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot de dood toe. (Openbaring 12:11)

Hier geldt min of meer hetzelfde argument. Ze (‘de gelovigen’) hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam. Dat kan onmogelijk vóór de kruisiging van de Here Jezus en gelijktijdig met de opstand van satan hebben plaatsgevonden. De overwinning op satan vond plaats op Golgotha.

Daarom weest vrolijk, hemelen en die daarin woont. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u neergekomen met grote grimmigheid, daar hij weet dat hij weinig tijd heeft. (Openbaring 12:12)

Hier wordt gezegd dat de duivel heeft weinig tijd heeft. Als de gebeurtenissen uit Openbaringen 12 halverwege de Grote Verdrukking gaan plaatsvinden, dan klopt dat: Satan heeft waarschijnlijk nog maar 3½ jaar. Maar, als deze gebeurtenissen gelijktijdig met de opstand van satan hebben plaatsgevonden slaat het hebben van weinig tijd nergens op. Satan viel al voor de schepping van de mens. En op dat moment lagen er nog duizenden jaren in het verschiet. Tijd zat, zou je denken.

Wel toegang

De satan heeft dus tot op dit moment toegang tot de hemel. Hij treedt daar op als aanklager. We hebben daarom ook een hemelse advocaat nodig: de Here Jezus.

wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. (Romeinen 8:34)

Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. (Hebreeën 7:25)

Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige; (1 Johannes 2:1)

De definitieve verwijdering van de satan uit de hemel ligt dus nog in (nabije) toekomst. De Here Jezus sprak zelf ook enige malen over deze gebeurtenis als iets wat nog in de toekomst lag.

Hij nu zei tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen. (Lukas 10:18)

Dit is een profetische uitspraak, gesteld in profetisch perfectum (alsof het al gebeurd is). Met de komst van de Here Jezus op aarde is de definitieve overwinning op satan ingezet.

Nu is het oordeel van deze wereld; nu zal de overste van deze wereld worden buitengeworpen. (Johannes 12:31)

Opnieuw een profetische uitspraak. Het worden buitengeworpen (platweg: eruit gegooid) ziet op de verwijdering van de satan uit de ‘hemelse gerechtszaal’. Met de komst van de Here Jezus op aarde is dit ‘buitenwerpen’ van satan ingezet.

Nieuw

Er liggen hier nog vele onbeantwoorde en onbeantwoordbare vragen. Zo wordt vaak tegengeworpen dat satan geen toegang tot de derde hemel kon hebben, omdat in Gods nabijheid geen zonde mag/kan bestaan. Maar al in Genesis 3 zien we God en satan in elkaars nabijheid.

14 Daarop zeide de Here God tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten, zolang gij leeft.

15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen. (Genesis 3:14-15)

Het lijkt erop dat de derde hemel is aangetast door satan en zijn val. God blijkt immers reden te hebben ‘alles’ nieuw te maken. Dat ‘alles’ slaat op de gehele schepping waartoe ook de derde hemel behoort.

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. (Openbaring 21:1)

En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. (Openbaring 21:5)

Vers 1 spreekt van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Vers 5 van een vernieuwing van alle dingen. Dat laatste lijkt te suggereren dat ‘iets’ van de oude schepping ook in de nieuwe zal worden gevonden. Misschien kunnen we het vergelijken met de ‘nieuwe mens’. De ‘nieuwe mens’ is een wedergeboren mens, opnieuw geboren. Toch weten we wie die nieuwe mens is. We kennen hem/haar nog uit de tijd van voor de wedergeboorte.

Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. (2 Korinte 5:17)

Het lijkt me daarom veilig te veronderstellen dat zowel vers 1 als vers 5 er garant voor staan dat niets van satans verderfelijke invloed zal worden aangetroffen in de nieuwe schepping.