Israël: Gods oogappel

Elke gelovige weet dat Israël een speciale plaats in Gods hart heeft. Ik hoop en bid dat Israël ook in het hart van elke gelovige een speciale plaats heeft. We weten echter dat dit lang niet altijd het geval is. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Ik noem verkeerde leer, onverschilligheid en antisemitisme. Ja, ook onder gelovigen komt antisemitisme voor.

Israël: apart gezet

De houding van een gemeente als geheel of van elke individuele gelovige ten opzichte van Israël heeft grote gevolgen. Het verheldert of verduistert het zicht op Gods heilsplannen. De Here Jezus vergiste Zich echt niet toen Hij de Kananese vrouw haar plaats wees.

Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls. (Mattheus 15:24)

Israël neemt dus een bijzondere plaats in.

Israël: bepalend voor de wereldgeschiedenis

Petrus wist na de uitstorting van de Heilige Geest heel goed waarover hij tegen de bewoners van Jeruzalem sprak.

19 Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren,

20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende;

21 Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van ook van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. (Handelingen 3:19-21)

Deze woorden liegen er niet om. Berouw en bekering onder Israël zou grote gevolgen hebben. De Here Jezus zou terugkeren (en niet pas na 2000 jaar(!)). Gods zegen zou zichtbaar worden (tijden van verademing). Herstel van het koningschap voor Israël zou volgen. De schepping zou de glorie (her)krijgen die hij hoort te hebben.

Israël: een val met consequentie

Maar Israël heeft nog geen berouw getoond, en is nog niet tot bekering gekomen. Paulus schrijft over deze dingen in de Romeinen 9-11.

Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken. (Romeinen 11:11)

Bijzonder. De val van Israel leidt niet tot een ‘jammer dan’, maar tot een verrassende wending in de loop der dingen. Nu Israël afwijzend blijft tegenover de Here Jezus wendt God Zich met het evangelie tot de heidenen, tot ‘ons’ dus. We zien deze gang van zaken heel duidelijk beschreven in het boek Handelingen.

45 Doch toen de Joden de scharen zagen, werden zij vervuld met nijd en spraken lasterende, tegen hetgeen door Paulus gezegd werd.

46 Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen.

47 Want zo heeft ons de Here geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij tot heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde. (Handelingen 13:45-47)

Maar toen dezen zich verzetten en lasterden, schudde hij zijn kleren uit en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben er rein van, voortaan zal ik mij tot de heidenen wenden. (Handeling 18:6)

25 en zonder het eens geworden te zijn, gingen zij uiteen, nadat Paulus dit ene woord gesproken had: Terecht heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken,

26 zeggende: Ga heen tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken;

27 want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen en met hun hart niet verstaan en zij zich bekeren, en Ik hen zou genezen.

28 Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen! (Handelingen 28:25-28)

Paulus schreef ook dat de val van Israël diende om het Joodse volk jaloers te maken. Christenen hebben in hun hoogmoed daar dikwijls van gemaakt dat zij Israël jaloers zouden moeten maken. Nu, vergeet het maar. 2000 jaar kerkgeschiedenis laat zien dat de kerk vooral een hinderpaal is geweest. Nee, het is God die Israël jaloers wil maken. En die jaloezie zal er toe leiden dat Israël zijn Messias aanvaardt.

Israël en Gods plannen

Mozes zegt in Deuteronomium iets over de plannen van God met Israël. Het was echter geen vrijblijvende aangelegenheid. God stelde voorwaarden. De geboden die God Israël had gegeven moesten worden gehouden.

De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden, (Deuteronomium 28:13)

Helaas laat het Oude Testament zien dat Israël overtrad. Het diende andere goden, en het leven van alle dag werd gekenmerkt door maatschappelijk onrecht. God sprak door profeten Israël regelmatig aan op zijn verantwoordelijkheid.

19 (…) hun zilver en goud zullen hen niet kunnen redden op de dag van de verbolgenheid des Heren; (…) want het is hun een struikelblok tot ongerechtigheid geweest.

20 (…) daarvan hebben zij hun gruwelijke beelden, hun afschuwelijkheden, gemaakt; (…)(Ezechiël 7:19-20)

Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God. (Micha 6:8)

16 Dit moet gij doen: spreekt waarheid onder elkander, oefent eerlijke en heilzame rechtspraak uit in uw poorten;

17 Beraamt in uw hart elkanders onheil niet, en hebt geen valse eed lief, want dit alles haat Ik, luidt het woord des Heren. (Zacharia 8:16-17)

Een zuivere weegschaal, zuivere gewichten, een zuivere efa en een zuivere hin zult gij gebruiken (…) (Leviticus 19:36)

En toch, als Paulus op andere plaatsen schrijft over de plaats van Israël is het altijd

(…) eerst de Jood, maar ook de Griek. (Romeinen 1:16)

Israël en gelovigen in onze tijd

Al deze woorden nopen ons tot bescheidenheid en dankbaarheid. Bescheidenheid in onze houding ten opzichte van Israël en dankbaarheid ten opzichte van God. In Romeinen 9:4-5 vinden een opsomming van zeven voorrechten van het volk Israël.

Zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen (1) en de heerlijkheid (2) en de verbonden (3) en dewetgeving en de eredienst (4) en de beloften (5), hunner zijn de vaderen (6) en uit hen is, wat het vlees betreft, deChristus (7), die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! (Romeinen 9:4-5)

Al deze voorrechten zijn nog steeds van kracht. Maar er is ook een andere kant. God ziet vanuit de hemel hoe ónze houding is ten opzichte van Israël. Aan onze opstelling, hetzij positief, hetzij negatief, verbindt Hij consequenties. Dat begint al bij de beloften gegeven aan Abram.

Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. (Genesis 12:3)

God laat iets vergelijkbaars uit de mond van Bileam klinken.

Hij kromt zich, en legt zich neder als een leeuw, en als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? Gezegend, die u zegenen; en die u vervloeken, vervloekt! (Numeri 24:9)

In de Psalmen worden we opgeroepen tot voorbede.

Bidt Jeruzalem vrede toe: mogen wie u liefhebben, rust genieten; Vrede zij binnen uw muur, rust in uw burchten. (Ps122:6-7)

Ziet u het? Onze houding ten opzichte van Israël wekt Gods gunst of Gods oordeel. En dat geldt ook vandaag de dag nog. Maar opkomen voor Israël valt lang niet altijd mee. U hebt vast wel gemerkt dat het de laatste tijd moeilijker wordt om in gezelschap te vertellen dat Israël Gods volk is, en te getuigen van het feit dat u achter Israël staat. Welnu, God merkt dat op. Het was vaak al moeilijk te spreken over en te getuigen van de Here Jezus en Zijn werk aan het kruis, nu komt Israël daar bij. We worden steeds meer gedwongen kleur te bekennen. God bemoedigt ons door er zijn zegen aan te verbinden!

Israël en betrokken gelovigen

Ik aarzel niet om een woord uit Maleachi hier op toe te passen. God daagt daar als het ware Israël uit.

Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten. (Maleachi 3:10)

Wij – als gemeente en als individuele gelovigen – worden door God op vergelijkbare wijze uitgedaagd.

Sta achter Israël, zegen Israël, spreek eerlijk en positief over Israël, bid voor Israël en steun Israël in materieel opzicht. Beproef God daarmee en zie hoe God Zijn beloften uit Genesis 12:3, Numeri 24:9 en Psalm 122:6-7 gaat waarmaken.