Eerst even kort terug naar wat ik aan het begin van het eerste artikel schreef. Deze teksten gaan over de ouderdom van de aarde, en dan met name wat de Bijbel daarover zegt. Ik hoop te laten zien dat de Bijbel meer tijd sinds de schepping veronderstelt dan doorgaans in creationistische kringen wordt gesuggereerd.
Het evolutionisme beweert dat hoe verder we teruggaan in de menselijke geschiedenis, hoe primitiever de mens en diens samenleving wordt. Dit evolutionisme vertroebelt ons zicht op Bijbelse gegevens.
Dateringen beginnen bij Abraham
Wanneer leefde Abraham? Zijn er archeologische vondsten bekend die ons wat de datering betreft enige houvast bieden? Waarschijnlijk wel. Volgens Francis Schaeffer is het mogelijk Abraham te dateren rond het jaar 2000 voor Christus.
‘In Genesis 11:28 lezen wij, dat Abraham uit Ur der Chaldeeën kwam. We weten heel wat van Ur der Chaldeeën in de tijd dat Abraham daar woonde, en zelfs nog van voor die tijd. (…) Zo weten wij dat de inwoners de maangodin aanbaden, maar ook dat zij in beschaving en cultuur ver gevorderd waren. Abraham was niet maar een zwerver, een Bedoeïen ergens uit de woestijn, primitief en onwetend. De opgravingen lieten zien dat de huizen van steen waren gebouwd en fraai witgekalkt waren. De meeste waren twee verdiepingen hoog. In de grotere huizen waren tien tot twintig kamers. Zij hadden prachtig uitgeruste keukens, een goed afwateringssysteem en zelfs sanitaire voorzieningen. Zij hadden scholen, en men beweert dat daar de derdemachtswortel werd geleerd. De universiteit van Pennsylvania bezit een beker uit de tijd van tweehonderd jaar vóór Abraham, en die vormt een bewijs van de verbazingwekkende techniek die daar ontwikkeld was. Deze beker is zo prachtig gemaakt, dat zelfs in onze tijd niemand het zou kunnen verbeteren. Hij spreekt ons ook van de luxe die daar gevonden werd. …) Foto’s van de opgravingen tonen de koninklijke grafkamers, en daar zien wij hetzelfde prachtige werk in goud en albast.’[1]
Göbekli Tepe
Rond de tijd van de roeping van Abraham kende de leefomgeving van Ur dus een hoog ontwikkelde cultuur. Er zijn wereldwijd echter nog veel meer vondsten gedaan, die ook nog eens veel ouder zijn. Wikipedia geeft informatie over Göbekli Tepe (Navelberg), een bergheiligdom dat met een ouderdom van circa 11.500 jaar het oudst bekende tempelcomplex ter wereld is. Het is gebouwd in wat nu Zuidoost-Turkije is, nabij de grens met Syrië. Een opmerkelijke bijkomstigheid is dat die locatie niet ver van de berg Ararat ligt. Hebben we hier te maken met (verre) nakomelingen van de zonen van Noach? Een ouderdom van 11.500 jaar betekent ongeveer 10.000 jaar voor Christus. De zondvloed heeft waarschijnlijk nog eeuwen voor dat jaar plaatsgevonden. Maar laten we 10.000 jaar als uitgangspunt nemen. Van de zondvloed tot Abraham vinden we dan een periode van ongeveer 8000 jaar. Is dat realistisch? Het geeft in ieder geval wel een realistischer beeld. Noach leefde dan niet in de tijd van Abraham. En Sem was ten tijde van Isaak en Jakob al lang overleden. Het feit dat we nergens in de Bijbel aanwijzingen vinden dat Noach Abraham kende, en Sem Isaak en Jakob, wordt ineens volkomen logisch.
Geslachtslijsten: Abraham
Als we uitgaan van gesloten geslachtslijsten in Genesis 10 en 11 zou Abraham nog geen 300 jaar na de zondvloed door God zijn geroepen. We lezen echter in de Bijbel dat in zijn tijd tientallen volken en honderden steden bekend waren. En bovendien is er duidelijk sprake van een hoog ontwikkelde cultuur. Dit veronderstelt de aanwezigheid van honderdduizenden, misschien al wel van miljoenen mensen. Het is uitgesloten dat in nog geen 300 jaar zulke grote aantallen mensen zijn voortgekomen uit de drie zonen van Noach. De Studiebijbel (SB) geeft een klein overzicht van archeologische vondsten die de gedachte ondersteunen dat die 300 jaar niet kunnen kloppen en we eerder moeten denken in duizenden jaren. Ik heb een paar voorbeelden in een tabel gezet.
Geslachtslijsten: spraakverwarring
Het argument hierboven – 300 jaar is te kort voor een dergelijk omvangrijke bevolking – geldt ook voor de geschiedenis van de spraakverwarring. De eerste melding van de gevolgen van de spraakverwarring wordt gevonden in Genesis 10.
En aan Eber werden twee zonen geboren; de naam van de ene was Peleg, want in zijn dagen werd de aarde verdeeld, en de naam van zijn broeder was Joktan. (Genesis 10:25)
Tijdens het leven van deze Peleg vond dus de spraakverwarring plaats. Als we die gebeurtenis halverwege de periode zondvloed – Abraham plaatsen, dan komen we op 6000 voor Christus. Er zijn echter aanwijzingen dat we verder terug moeten in de tijd. Genesis 11:1-9 schrijft namelijk over de nakomelingen van Noach als zijnde een eenheid. Er is sprake van één taal en één volk (Genesis 10:6).
Het verhaal zegt verder: ‘Toen zij oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden.’ Dit lijkt te betekenen dat ze aanvankelijk in de streken ten zuiden van de Ararat (Göbekli Tepe!) waren blijven wonen. Om een ons onbekende reden zijn ze naar het (zuid)oosten getrokken en vestigden ze zich in de vlakte van Sinear – het gebied in de benedenloop van de rivieren Eufraat en Tigris.
God had tegen Noach gezegd dat de mensheid de aarde moest vervullen – dat wil zeggen, ze moesten zich verspreiden over de gehele aarde. Maar deze mensen wilden niet verstrooid worden en besloten tot de bouw van een stad en een gigantische toren. God bewerkte dat het wél gebeurde. De ene taal die ze allemaal spraken werd vervangen door een groot aantal talen. Dit veroorzaakte een verwarring die zo groot was dat de bouw van stad en toren werd gestaakt. Mensen die elkaar nog wel verstonden zullen waarschijnlijk in kleine groepen zijn vertrokken. In de onderstaande tabel heb ik de Bijbelse gegevens en de eerder genoemde archeologische vondsten samengevoegd.
Primitief?
Er was nog een reden waarom God de spraakverwarring over de mensheid bracht. God zag het begin van een streven dat veel lijkt op de woorden van Satan in de Hof van Eden: worden als God. De constatering is: ‘Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn.’ Dit riekt naar het nastreven van almacht, van alwetendheid, van vermogens die voorbehouden zijn aan God.
En zo komen we aan het punt van het evolutionisme. Dat plaatst vraagtekens bij dit alles. Want zoveel eeuwen terug moeten dit eenvoudige mensen zijn geweest, zonder de kennis en vaardigheden van eeuwen later. God hoeft Zich toch niet druk te maken om primitieve mensen? Dus, hoezo gelijk aan God?
Er zijn echter vondsten gedaan die dat primitieve in een heel ander daglicht plaatsen.
Ik verwijs naar http://www.ancientmysteries.eu. Deze website bespreekt een groot aantal archeologische vondsten die strijdig zijn met de opvatting ‘hoe ouder, hoe primitiever’. Als u de tijd neemt genoemde site te bekijken dan zult u zien dat er zeer mysterieuze zaken zijn aangetroffen die zich binnen de gangbare kaders niet laten verklaren. Bekijk in ieder geval Het Serapeum in Egypte, Baalbek in Libanon en de stenen bollen van Costa Rica. Deze vier voorbeelden zijn voldoende om te laten zien dat er iets niet klopt met de gangbare voorstelling ‘hoe ouder, hoe primitiever’. De mens is altijd al tot grote wetenschappelijke en technische prestaties in staat geweest. Wie beter dan God zal dat weten?
Hoe verder terug in de tijd, hoe primitiever?
De natuurkunde kent meerdere onderdelen (onderwerpen). Een van die onderdelen heet thermodynamica – heeft te maken met energieoverbrenging. Deze thermodynamica kent wetten. De tweede wet raakt het leven van alledag. Want wat zien we? Materiële dingen zijn niet eeuwig. Alles verslijt, alles vervalt tot wanorde, alles vergaat. Als een huiseigenaar zijn woning niet regelmatig onderhoudt wordt hij onherroepelijk geconfronteerd met de werkzaamheid van deze tweede wet. Zijn huis verandert langzaam in een ruïne.
Het begrip entropie is de maat van verval, zoals liter een maat is voor inhoud. Als entropie in een menselijk lichaam een kritische grens heeft overschreden leidt dat tot de dood. Entropie kan alleen maar toenemen. Niemand heeft ooit waargenomen dat verval uit zichzelf afneemt. ‘Onderhoud’ kan entropie vertragen, maar meer ook niet.
Als entropie alleen maar toe kan nemen, is er dan een moment van minimale entropie en maximale orde geweest? Anders gezegd, stel dat je terug kon gaan in de tijd, zou je dan een afname van entropie kunnen waarnemen? En als je die teruggaande lijn maar lang genoeg zou volgen, bereik je dan een punt dat alles perfect is? Volgens mij is dat punt duidelijk aanwijsbaar. In Genesis 1:31 lezen we immers: ‘En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed.’
Zondeval
In Genesis 3 lezen we het treurige verhaal van de zondeval. Je kunt gerust stellen dat toen de grootste ramp aller tijden over de wereld kwam. Tot op dat moment was alles ‘zeer goed’ geweest. De mens zou eeuwig blijven leven, God had daar voorzieningen voor getroffen: de boom des levens. Toen de mens echter in zonde viel nam God de toegang tot die voorziening weg. De mens zou sterven.
22 En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. (Genesis 3:22)
Maar niet alleen de mens zou sterven, ook de hele schepping veranderde. In Genesis 3:17 lezen we dat ‘de aardbodem om uwentwil is vervloekt’. Vervloeken betekent: het verwijderen van Gods gunst en bescherming (SB). De mens en de schepping moesten grotendeels verder zonder Gods hulp. Paulus beschrijft in krachtige bewoordingen waartoe dit heeft geleid.
20 Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft,
21 in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods.
22 Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. (Romeinen 8:20-22)
Overigens blijkt uit andere Schriftplaatsen dat God op de achtergrond nog wel degelijk zorgt voor zijn schepping.
Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, (Hebreeën 1:3)
Niettemin, vanwege de zondeval is alles vergankelijk geworden. De dood heerst. Dat dit niet de ‘normale’ toestand is, blijkt wel uit verschillende profetieën waarin wordt aangekondigd dat het niet zo zal blijven. Bij de terugkomst van Christus komen er ’tijden van verademing’ en zullen ‘alle dingen worden opgericht’.
19 Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren,
20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende;
21 Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. (Handelingen 3:19-21)
6 Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden;
7 De koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund;
8 Dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. (Jesaja 11:6-8)
De wolf en het lam zullen tezamen weiden en de leeuw zal stro eten als het rund, en de slang zal stof tot spijze hebben; zij zullen geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, zegt de Here. (Jesaja 65:25)
Zondeval en entropie
Het bovenstaande overziende zou je kunnen stellen dat ten gevolge van de zondeval God de schepping fundamenteel van karakter deed veranderen. Tevens nam hij een deel van zijn bescherming weg, waardoor het proces van entropie ‘startte’. Het uitgangspunt van dit proces was de schepping waarvan God had gezegd dat deze ‘zeer goed was’. Vanaf de zondeval werd dat ‘goede’ langzaam maar zeker minder. Maar Adam was niet vanaf het eerste moment ‘in slechte staat’. Nee, hij en zijn nakomelingen grensden in veel opzichten nog steeds aan het perfecte. De achteruitgang heeft zich echter langzaam maar zeker doorgezet. En nu leven we in een wereld waarin duidelijk zichtbaar is, dat het niet ‘zeer goed is’.
Dit alles houdt onvermijdelijk in dat de mensheid van kort na schepping en de zondvloed intelligenter en vaardiger was dan tegenwoordig. Het vormt een goede verklaring voor de mysterieuze vondsten die ik hierboven noemde.
Conclusie
Realistischer omgaan met de geslachtslijsten uit Genesis laat zien dat de dikwijls gehanteerde data van de zondvloed (1656 voor Christus) en de schepping (2459 voor Christus) niet houdbaar zijn. (Globale) dateringen van 10.000 jaar voor Christus van de zondvloed en 20.000 jaar voor de schepping doen meer recht aan de tekst van de Bijbel en aan vondsten in de archeologie. Het creationisme zou er zijn voordeel mee moeten doen.
Het evolutionisme oppert dat hoe we verder terug gaan in de tijd, hoe primitiever de mens is. Deze suggestie is echter evenmin houdbaar. Wie de Bijbelse gegevens aangaande de gebeurtenissen van 2000 jaar voor Christus en vroeger recht doet, vindt geen grond voor deze gedachte. Het evolutionisme staat bovendien het eerlijk omgaan met archeologische vondsten in de weg.
De werkzaamheid van entropie leidt tot de onontkoombare conclusie dat alles in de schepping ooit ‘zeer goed’ moet zijn geweest. Precies zoals de Bijbel leert. Voor mij eens te meer een bevestiging van de waarheid van Gods Woord.
[1] Citaat uit Francis Schaeffer: Genesis in ruimte en tijd. Buijten en Schipperhein, 1974, pagina’s 129-130.