Staat het Evangelie in de sterren geschreven?

Op het web wemelt het van nieuwe en oude leringen. Er zijn altijd weer gelovigen te vinden die gefascineerd raken door theorieën die soms schadelijk, soms goedbedoeld zijn, maar waarvan we uiteindelijk alleen maar kunnen zeggen dat ze tijd vreten, tijd die bijvoorbeeld aan Bijbelstudie had kunnen worden besteed. Het is verspilde moeite om alle ins en outs van bloedmanen te onderzoeken (zie vorig artikel); het is evenzeer nutteloos om de dierenriem aan diepgaande research te onderwerpen.

In dit artikel wil ik proberen aan te tonen waarom het verspilde moeite is. Waar hebben we het over? Welnu, er is een theorie die beweert dat …

  1. God de tekenen van de dierenriem heeft ontworpen om daarmee het evangelie te verkondigen;
  2. dit ‘Evangelie in de sterren’ al bekend was onder de mensen die voor de zondvloed leefden;
  3. de oorspronkelijke ‘verkondigende’ lading van de dierenriem later ‘verheidenst’ en misbruikt werd voor astrologische doeleinden.

Deze theorie vindt zijn oorsprong in de 19de eeuw. Verschillende auteurs schreven dikke boeken vol over deze ‘verbazingwekkende’ functie van de dierenriem. Een bekend voorbeeld is ‘The witness of the stars’, door E.W.Bullinger, verschenen in 1893.

Geen historisch bewijs

Men claimt dat de mensheid van voor de zondvloed zeer goed op de hoogte was van het evangelie in de sterrenbeelden. Dit nu is pure speculatie. Archeologische vondsten van voor de zondvloed zijn er niet of nauwelijks. Informatie over hun kennis aangaande sterrenbeelden hebben we zeker niet. Een van de oudste beschavingen van na de zondvloed is die van de Soemeriërs. Zij leefden in het gebied dat we nu als Irak kennen, in de Bijbel bekend als Mesopotamië. Met het verschijnen van de Soemeriërs deden afgoderij en astrologie (!) hun intrede.

Geen Bijbels bewijs

Men stelt dat in het Oude Testament op vele plaatsen melding wordt gemaakt van de dierenriem in relatie tot het verkondigen van het evangelie. Niets is minder waar. Oordeel zelf. Hoewel de pracht van het heelal aanleiding mag zijn God te verheerlijken, dreigt ook het gevaar hemellichamen te vergoddelijken. Afgoderij dus. Al het zichtbare is bestemd voor de gehele mensheid. Was onderstaande tekst niet bij uitstek geschikt om Israël te wijzen op ‘het evangelie in de sterren’?

En dat gij ook uw ogen niet opslaat naar de hemel, en de zon, de maan en de sterren, het gehele heer des hemels, aanziet en u laat verleiden u voor die neer te buigen en hen te dienen, die de Here, uw God, heeft toebedeeld aan alle volken onder de ganse hemel; (Deuteronomium 4:19)

De volken om Israël heen waren vertrouwd met astrologie. Deze geheimzinnige praktijk rond de dierenriem leidde tot een soort angstcultuur, die alle volken in de greep hield. God zegt dat Israël niets heeft te vrezen. Alle claims van de astrologie zijn onwaar. Er is geen reden voor angst. De boodschap dat Israël niet bang hoeft te zijn zou kunnen worden versterkt met het wijzen op het ‘evangelie in de sterren’. Maar niets daarvan.

Zo zegt de Here: Gewent u niet aan de weg der volken en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volken daarvoor schrikken. (Jeremia 10:2)

Een veel aangehaald Bijbelgedeelte dat het ‘evangelie in de sterren’ zou ondersteunen wordt gevonden in de Psalm 19. De Psalmist maakt gebruik hier van beeldtaal. Dit hele gedeelte verzekert ons dat Gods eer de reden is voor het bestaan van het heelal.

2 De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen;

3 De dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht.

4 Het is geen sprake en het zijn geen woorden, hun stem wordt niet vernomen:

5 Toch gaat hun prediking uit over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld. (…) (Psalm 19:2-5)

Paulus bevestigt deze opvatting. Inderdaad, Gods eeuwige kracht en goddelijkheid kan door mensen niet worden gezien. Maar de hele schepping is meer dan voldoende om te onderkennen dat God bestaat en almachtig is.

Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. (Romeinen 1:20)

Jesaja beschrijft de praktijk van het trekken van horoscopen op een sarcastische toon. Waarom voegt Jesaja hier niet toe dat de oorspronkelijke, echte bedoeling van de sterrenbeelden de verkondiging van het evangelie is? Als het hier niet van toepassing kan zijn, waar dan wel?

Gij hebt u afgesloofd met uw vele plannen; laten nu opstaan en u redden, zij die de hemel indelen, die de sterren waarnemen, die maand voor maand doen weten wat u overkomen zal. (Jesaja 47:13)

Petrus spreekt op de pinksterdag over ‘wonderen in de hemel’. Als het evangelie in de sterren staat, dan vormt dat toch een krachtige ondersteuning voor zijn prediking? Maar hij zwijgt er over.

En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm. (Handelingen 2:19)

Paulus discussieert met de Grieken in Athene. Om zijn zaak kracht bij te zetten spreekt hij over wat de eigen Griekse dichters hebben gezegd. Maar waarom dan geen woord over het ‘grote teken’ in de hemel?

Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht. (Handelingen 17:28)

Gelden de namen van sterrenbeelden in de Bijbel als bewijs?

Een bewijs zou zijn dat God zelf de namen van sterrenbeelden in de Schrift heeft geïntroduceerd. Ze worden genoemd in bijvoorbeeld het boek Job:

Hij maakt de Beer en de Orion, de Pleiaden en de Kamers van het Zuiden. (Job 9:9)

Maar dit is een bewijs. God neemt gewoon de door mensen gebruikte namen over. Vergelijk dit met de naamgeving van mensen. Mensen geven hun kinderen hun namen. Isaï noemt zijn jongste zoon David, en God spreekt hem zijn hele leven aan met deze naam. Een aantal uitzonderingen bevestigen de regel. Abram had zijn naam ontvangen van zijn vader Terah. God sprak hem als zodanig aan; pas toen God daar aanleiding toe zag, veranderde Hij de naam (Genesis 17). Evenzo Jakob, de zoon van Izaäk. God veranderde zijn naam op een belangrijk moment (Genesis 32).

Slechts een enkele keer horen we dat God de naam van een pasgeborene bepaalt. Johannes, zoon van Zacharias, en Jezus, de Zoon van God. Nee, God heeft de namen van de sterrenbeelden niet bedacht, dat hebben mensen gedaan.

Daar komt nog bij dat de namen zoals ze in de grondtekst staan zich niet zo eenvoudig laten vertalen. Neem nu Job 9:9: ‘Hij maakt de Beer en de Orion, de Pleiaden en de Kamers van het Zuiden.’ Ik vul de Hebreeuwse namen in op de plaats van de vertalingen in de NBG. ‘Hij maakt cāš en kǝsîl, ḵîmȃ en ḥaḏrệ ṯēmān.’ In onderstaande tabel ziet u de in diverse vertalingen gemaakte keuzen.

 

  NBG SV LXX Vulgaat
cāš Beer De Wagen Plejaden Beer
kǝsîl Orion Orion Avondster Orion
ḵîmȃ Plejaden Zevengesternte Beer Hyaden
ḥaḏrệ ṯēmān de kamers van het zuiden de binnenkamers van het zuiden de kamers van het zuiden de binnenkamers van het zuiden

 

Problematisch is de betekenis – niet de vertaling – van de (binnen)kamers van het zuiden. Het slaat mogelijk op de sterrenbeelden van de zuidelijke dierenriem, of op een afzonderlijk sterrenbeeld. Hoe dit ook zij, het lezen van de Nederlandse vertaling zou de indruk kunnen wekken dat precies bekend is welke sterrenbeelden worden bedoeld. Dat is dus niet het geval. De Studiebijbel (SB) bezigt niet voor niets uitdrukkingen als ‘gewoonlijk’, ‘kan ook duiden op’, ‘vrij algemeen’, ‘het waarschijnlijkst’ en ‘volgens sommige geleerden’.

Noot:

LXX = De Septuagint of Septuaginta, (70 in Romeinse cijfers), is de naam voor de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, die tussen ± 250 voor Christus en 50 voor Christus werd gemaakt.

Vulgaat = De Vulgaat is een Bijbelvertaling in het Latijn, gemaakt tussen 390 en 405 na Christus.

Wat zegt het Nieuwe Testament?

Voor een goed begrip, het gaat om de gedachte dat God vanaf de schepping het volledige evangelie in sterrenbeelden aan de mensheid verkondigt. Kaïn, Henoch, Metusalach en Noach wisten dus al van Gods verlossingsplan. Hoe kan het dan dat we in het Nieuwe Testament teksten lezen, die deze opvatting onderuit halen? De bedenkers van deze theorie moeten toch ook deze teksten kennen?

Petrus schrijft over profeten, profetie en het omgaan met profetieën. Hij beschrijft hoe oudtestamentische profeten spraken over de genade die ons als nieuwtestamentische gelovigen ten deel zou vallen. Maar hoewel zij deze profetieën mochten uitspreken hebben ze de diepgang niet begrepen, want er bleef zoveel onduidelijk, dat ze nauwkeurig onderzoek hebben gedaan, zonder echter het fijne ervan te hebben ontdekt.

Wisten deze profeten dan niet dat het complete evangelie in de sterrenbeelden geopenbaard was? Blijkbaar niet.

10 Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben,

11 terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna.

12 Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de Heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan. (1 Petrus 1:10-13)

Bij Paulus vinden we nog sterkere aanwijzingen dat het hele idee van het ‘evangelie in de sterren’ quatsch is. Het evangelie is een geheimenis, een verborgenheid, dat pas dankzij de bediening van Paulus wereldkundig werd gemaakt.

25 Hem nu, die bij machte is u te versterken – naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen,

26 maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken – (Romeinen 16:25-26)

ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken, (Efeziërs 6:19)

Eeuwenlang verzwegen, pas in Paulus’ tijd geopenbaard …

In de brief aan de Galaten legt Paulus uit wat de historische achtergrond is van de rechtvaardiging uit het geloof. Hij wijst daarbij op Abraham.

En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden. (Galaten 3:8)

Hij stelt dat de Schrift (het levende Woord – Johannes 1!) aan Abraham het evangelie heeft verkondigd. Opnieuw moeten we ons afvragen waarom. Het stond toch in de sterren? Zeker iemand als Abraham zal van de hoed en rand hebben geweten – temeer daar hij door God profeet wordt genoemd (Genesis 20:7).

Wie verkondigen eigenlijk het evangelie?

De verkondiging van het evangelie van Jezus Christus is opgedragen aan de nieuwtestamentische gelovigen. Aan mensen dus.

En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. (Marcus 16:15)

Hoewel God engelen inschakelt ter ondersteuning van deze bediening, blijft het verkondigen strikt een zaak van mensen. Zo krijgt Cornelius bezoek van een engel. Deze engel had het evangelie aan Cornelius kunnen brengen, maar deed het niet. Hij wees hem alleen maar de weg naar Petrus, zodat deze zou komen en het evangelie verkondigen aan deze Romein en zijn familie, vrienden en bedienden.

1 En er was te Caesarea iemand, genaamd Cornelius, een hoofdman van de zogenaamde Italiaanse afdeling,

2 een godvruchtig man, een vereerder van God met zijn gehele huis, die vele aalmoezen aan het volk gaf en geregeld tot God bad.

3 Hij zag in een gezicht, omstreeks het negende uur van de dag, duidelijk een engel Gods bij zich binnenkomen en tot hem zeggen: Cornelius!

4 Hij staarde hem aan en werd zeer bevreesd en zeide: Wat is er, heer! En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen.

5 En nu, zend mannen naar Joppe en nodig een zekere Simon uit, die bijgenaamd wordt Petrus:

6 deze is de gast van een Simon, een leerlooier, wiens huis bij de zee ligt. (Handelingen 10:1-6)

Het is een engel die Filippus aanspoort op weg te gaan richting Gaza. Waarom, dat wordt later pas duidelijk. Maar vast staat dat Filippus er op af moet om het evangelie te prediken aan de Ethiopische kamerling, en niet de engel.

En een engel des Heren sprak tot Filippus en zeide: Sta op en ga tegen de middag de weg op, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Deze is eenzaam. (Handelingen 8:26)

Daarom is er ook geen ‘evangelie in de sterrenbeelden’. Het zou indruisen tegen de hierboven omschreven gang van zaken. Het verkondigen van het evangelie heeft God aan ons mensen toevertrouwd.

Wanneer begon de evangelieprediking?

Als het waar is dat de sterrenbeelden het evangelie verkondigen, dan doen ze dat vanaf het allereerste begin, namelijk vanaf het moment dat ze werden geschapen. Tenzij God de sterren eerst heeft geschapen en ze daarna modelleerde tot sterrenbeelden …

Het Nieuwe Testament maakt op verschillende plaatsen duidelijk dat het niet waar kan zijn dat vanaf de schepping het evangelie in de sterrenbeelden verkondigd wordt, en het evangelie dus aan ieder mens op aarde bekend kan zijn.

Paulus spreekt over een geheimenis, over de verborgen wijsheid van God, die tot doel had onze heerlijkheid. Het kan niet anders dan dat hij spreekt over het kruis van Jezus Christus. Hij voegt daar aan toe dat geen van de beheersers dezer eeuw van die wijsheid heeft geweten. Waarom niet? Het staat toch in de sterren?

6 Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat,

7 maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.

8 En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. (1 Korintiërs 2:6-8)

Op een andere plaats spreekt hij opnieuw over het geheimenis van Christus. Hij karakteriseert dit als iets dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geweest. Het staat dus niet in de sterren, anders hadden ze het wel geweten.

4 Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus,

5 dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten:

6 (dit geheimenis), dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie,

7 waarvan ik een dienaar geworden ben naar de genadegave Gods, die mij geschonken is naar de werking zijner kracht. (Efeziërs 3:4-7)

Op weer een andere plaats benadrukt Paulus dat de bediening – hem door God toevertrouwd – het geheimenis behelst dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest. Verborgen betekent niet bekend, ook niet uit de sterren.

25 Haar dienaar ben ik geworden krachtens de bediening, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen,

26 het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen.

27 Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid. (Kolossenzen 1:25-27)

Dit alles is in harmonie met een andere constatering in het Nieuwe Testament. De prediking, de openbaarmaking van het evangelie begon pas nadat de Here Jezus aan het kruis was gestorven en weer opgestaan. Paulus weet derhalve van een ‘begin’ van het evangelie.

En ook gij, Filippensen, weet, dat in het begin des Evangelies, (…)(SV)(Filippiërs 4:15)

We zagen hierboven dat het evangelie een verborgenheid was in oudtestamentische tijden. In Christus is ons genade bewezen. Die genade is nu echter openbaar gemaakt. Wanneer? Met het verschijnen van onze Heiland, en specifiek Zijn lijden en sterven op Golgota.

doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie. (2 Timoteus 1:10)

Petrus spreekt in zijn eerste brief over ‘geesten in de gevangenis’. Er is verschil van inzicht over wie of wat met deze geesten wordt bedoeld. Het kan slaan op overleden mensen van voor de zondvloed, het kan ook slaan op gevallen engelen. Hoe dit ook zij, volgens de bedenkers van ‘het evangelie in de sterren’ zullen ook zij op de hoogte zijn geweest van de inhoud van het evangelie. Toch schrijft Petrus dat Christus is afgedaald naar de plaats waar deze geesten verblijven om hun het evangelie te verkondigen. Maar was dat dan nodig? Zeker wel, er is immers geen ‘evangelie in de sterren’.

19 in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis,

20 die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden. (1 Petrus 3:19-20)

Slot

Paulus is zich bewust van de zwaarte van zijn bediening. Deze houdt in dat het Woord volledig tot zijn recht moet komen. Dat gebeurt wanneer de prediking gaat over ‘het Evangelie in al zijn volheid, in al zijn kracht en rijkdom’ (SB).

Haar dienaar ben ik geworden krachtens de bediening, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen. (Kolossenzen 1:25)

Waarom zou God dan naast dat Woord, het evangelie in de sterren tonen? Het lijkt bijna alsof dat er ‘voor alle zekerheid’ aan is toegevoegd. Daarmee wordt de kracht van het Woord ernstig tekort gedaan. God waakt immers over Zijn Woord (Jeremia 1:12). Iets ‘extra’s’ is dan ook niet nodig. De waarheid is dat de bedenkers van het ‘evangelie in de sterren’ zich bezighouden met ‘vernuftig gevonden verdichtsels’ (2 Petrus 1:16). Want vernuftig is het, dat zeker. Vernuftig gevonden verdichtsels. Met Gods Woord heeft het echter niets van doen.

De dierenriem is van occulte oorsprong en komt derhalve uit de koker van Gods tegenstander. Negeren dus!