De Bijbel laat ons zien hoe het in de wereld gesteld is. We noemen dat een wereldbeeld. Het Bijbelse wereldbeeld wijkt sterk af van alle andere beelden. Denk maar eens aan het wereldbeeld dat met de evolutietheorie meekomt. Onvergelijkbaar, volkomen aan elkaar tegengesteld.

Het Bijbelse wereldbeeld toont ons Gods rechtvaardigheid en de boosheid van de mens. Het Bijbelse wereldbeeld toont ons ook dat het ons mag verbazen dat we nog leven. Elke nieuwe dag is een blijk van Gods genade. Hij geeft ons mensen opnieuw een kans. Dat lezen we in het derde hoofdstuk uit het evangelie van Johannes. Meestal lezen we daaruit vers 16 en terecht, want het is een schitterende tekst. 

Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.

Toch krijgt die tekst nog meer betekenis als we even eerder beginnen te lezen, en wel bij vers 14: 

En zoals Mozes de slang in de woestijn heeft verhoogd, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden,

Deze tekst verwijst naar het belangrijke hoofdstuk Numeri 21. Helaas komt dit vers in de prediking zelden ter sprake. In het vers uit Johannes 3 wordt benadrukt dat de Here Jezus aan het kruis voor ons mensen een vergelijkbare “functie” heeft als de slang in de woestijn. In Numeri: Wie op de slang ziet, wordt genezen. In Johannes: Wie op de gekruisigde Jezus ziet, wordt behouden. Het is als in het bekende lied van Johannes de Heer:

Door een blik op het kruis is er leven en heil,

is er leven voor u en voor mij.

Zie, zie, zie en leef!

Toch is dat maar een deel van het totale plaatje. Neem nu het woordje “zien”. Het suggereert dat we slechts eenmaal een blik op het kruis hoeven te werpen en daardoor voor eeuwig behouden zijn. Dat is niet juist. Het waarom daarvan vinden we in vers 16.

Om te begrijpen wat daar staat moeten we weten hoe het Grieks met werkwoorden en werkwoordstijden omgaat. In het Nederlands kennen we ruwweg drie tijden, de verleden tijd, de tegenwoordige tijd en de toekomende tijd. “Ik heb gefietst” wijst naar iets wat we in het verleden hebben gedaan. Maar je kunt aan het werkwoord niet zien hoe vaak we dat deden. Het kan een eenmalige gebeurtenis zijn. Als iemand vraagt “hoe kom jij hier?” dan kan het antwoord luiden: “Ik heb gefietst”. Het slaat op dat moment, de aangesprokene is op de fiets gekomen. Maar je kunt ook vragen “hoe ging jij vroeger naar school?” en dan als antwoord krijgen “ik heb gefietst”. Nu is duidelijk dat dit niet een keer het geval was, maar honderden keren, namelijk elk schooljaar weer, elke dag, elke week en elke maand. Je kunt dus aan het Nederlands niet zien of er één keer bedoeld wordt, of meerdere keren. In het Grieks is dat wel het geval. Als we met die wetenschap Johannes 3:16 bekijken, vinden we het volgende.

Want alzo lief heeft God de wereld gehad Dit staat in de verleden tijd, het is eenmaal gebeurd, bij één gelegenheid heeft God getoond de wereld lief te hebben (agapè).
dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, Ook dit staat in de verleden tijd, het is slechts eenmaal gebeurd, bij één gelegenheid heeft God zijn Zoon gegeven.
opdat een ieder, die in Hem gelooft Dit staat in tegenwoordige tijd, en let op: de gebruikte vorm laat zien dat het een voortdurende, alsmaar doorgaande activiteit is!
niet verloren ga, Ook dit staat in de tegenwoordige tijd, met de bedoeling dat het steeds voortduurt. Het niet verloren gaan is iets wat altijd waar blijft (gelukkig maar!).
maar eeuwig leven hebbe. En ook dit staat in de tegenwoordige tijd, in de betekenis van voortdurend, alsmaar doorgaand. We hebben niet een poosje het eeuwige leven, en dan weer een tijdje niet. Nee, het hebben van het eeuwige leven gaat altijd door.

Nu wordt ook duidelijk dat de “eenmalige blik op het kruis” niet in Johannes 3:16 geleerd wordt. De bedoeling is dat de gelovige op een dag begint te geloven en daarna het geloven volhoudt. Ook op andere plaatsen in het Nieuwe Testament komen we dit belangrijke inzicht tegen.

Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zo vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. (1 Korinte 15:1-2) 

(…) want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden. (Hebreeën 3:14)

Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. (Openbaring 3:11)

Wat is nu de betekenis van Johannes 3:14-16? Laten we het boek Numeri opslaan.

4 Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig.

5 En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs walgen wij.

6 Toen zond de Here vurige slangen onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israel stierven.

7 Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Here en tegen u gesproken; bid tot de Here, dat Hij de slangen van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk.

8 De Here dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven.

9 Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven. (Numeri 21:4-9)

We zien dat het volk via Mozes aan God vraagt de slangen weg te doen. Maar wat gebeurt er? God neemt de slangen niet weg! Hij geeft echter wel uitkomst. Wie in geloof op de koperen slang ziet, zal genezen worden. Anders gezegd: God neemt de gevolgen van de zonde van Israël niet weg, maar biedt wel een uitweg.

En nu zien we de parallel met het grote geheel van het Bijbelse wereldbeeld. De mens heeft gezondigd, en door die zonde is er onnoemelijk veel leed in de wereld gekomen. Hoe vaak schreeuwt de mens niet uit naar God “Maak toch een eind aan het lijden!” Maar dat doet God (nog) niet. De gevolgen van de zonde blijven in al hun afschuwelijkheid voortduren, maar God biedt wel een uitweg. Wie gelooft in de Here Jezus, zal behouden worden, zal uit deze wereld gered worden.