Wat hebben we deze vraag de afgelopen jaren vaak gehoord! En wat moet je antwoorden? Natuurlijk is God liefde! Maar al die vreselijke gebeurtenissen, hoe verklaar je dat dan? Of is God misschien niet almachtig, ook al zegt de Bijbel van wel? We weten het allemaal, het is een vraag die elke gelovige in verlegenheid brengt. Maar dat is niet nodig. Waarom, dat zullen we in het navolgende zien.
Laat ik meteen maar met de deur in huis vallen. De vraag kan helemaal niet beantwoord worden! Waarom niet? Omdat de vraag zelf niet deugt. Het is een vraag in dezelfde categorie als deze: ‘Kan God een steen maken, die Hij zelf niet kan optillen?’ Anders gezegd, het is geen vraag die om een antwoord vraagt. Het is een vraag die bedoeld is het Bijbelse geloof in diskrediet te brengen. Dit soort vragen komt regelrecht uit de koker van Gods tegenstander. Toch zijn er zat mensen die ernstig worstelen met dit probleem, maar daar wordt het nog geen goede vraag van.
We lezen in de Bijbel veel over Gods liefde. Sterker nog, God is liefde. Het Nieuwe Testament getuigt daar op vele plaatsen van. Het gaat niet aan deze eigenschap van God in twijfel te trekken. Dat gebeurt namelijk wel. Het is voor iedereen duidelijk dat elke dag vreselijke dingen gebeuren. En dat valt niet te rijmen met Gods liefde, toch? We doen er dan ook goed aan deze vraag te vervangen door een andere – die wel Bijbels is.
Laten we terugkeren naar het begin van de geschiedenis van de mensheid. Adam en Eva leefden in perfecte omstandigheden in intieme omgang met God. God had echter een proefgebod ingesteld. Ze mochten niet eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Er stond een sanctie op, namelijk de dood. Eten van de boom was zonde, en het loon van de zonde is de dood. Nu zegt God niet zomaar wat. Als God iets zegt, dan brengt Hij het ook ten uitvoer. Soms langs wegen die anders zijn dan wij hadden verwacht, maar er is nooit sprake van ‘ach, laat ook maar’. Dat past beter bij ons mensen.
Adam en Eva overtraden Gods gebod. Paulus zet eeuwen later uiteen dat vanaf dat moment de dood het laatste woord heeft.
Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; (Romeinen 5:12)
Alle mensen zondigen, alle mensen verdienen de dood, alle mensen sterven. Het is in alle eeuwen gebleken dat God geen woord te veel heeft gezegd. Toch is hier iets bijzonders aan de hand. God had gezegd ‘ten dage’. Dus Adam en Eva, op dag dat je eet van de vrucht, sterf je. En dat is niet gebeurd. Sterker nog, Adam leefde bijna 1000 jaar voor hij stierf. Na de zondvloed nam de levensduur echter wel steeds verder af. En nu weten we allemaal van de leeftijd der sterken en zeer sterken.
De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren; (Psalm 90:10a)
Paulus zegt hier nog iets bijzonders over.
(…) daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden – om zijn rechtvaardigheid te tonen. (Romeinen 3:25)
God heeft de zonde laten ‘geworden’. Dat wil dus zeggen dat God niet meteen ingrijpt bij de eerste de beste zonde. Toch is God rechtvaardig en straft rechtens de zonde. Die straf voltrekt Hij echter op het moment dat Hij daar de tijd rijp voor acht. Als we deze dingen nu bij elkaar brengen, vinden we het volgende. Ieder mens zondigt, ieder mens verdient dus te sterven. Maar het gebeurt vrijwel nooit dat God de zonde meteen straft met de dood. We krijgen dus van God een aantal levensjaren die we eigenlijk niet hadden verdiend. Waarom? God is behalve rechtvaardig ook genadig. Bovendien vindt Hij de dood van een zondaar iets vreselijks. Luister maar naar Ezechiël.
Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. (Ezechiël 33:11a)
De vraag ‘Als God liefde is, waarom dan al die ellende in de wereld?’ kunnen we nu vervangen door een andere, meer Bijbelse. Hij luidt: ‘Als God rechtvaardig is, waarom zijn we dan nog in leven?’ Deze vraag doet ons denken aan Jeremia in Klaagliederen!
Het zijn de gunstbewijzen des Heren, dat we niet omgekomen zijn. (Klaagliederen 3:22a)
Dus, als er een ramp gebeurt, zou niet moeten worden gevraagd naar de reden van al die doden, maar naar de reden van de vele overlevenden! Waarom leven we nog? Omdat God genadig is! Hij geeft de overlevenden extra tijd om zich te bekeren. En dat nu is precies de betekenis van het antwoord dat Jezus geeft als Hem gevraagd wordt naar het waarom van al die slachtoffers bij rampen. Zijn antwoord luidt: ‘Maar als u zich niet bekeert zult u allen evenzo omkomen’.
1 Terzelfder tijd kwamen enigen tot Hem met het bericht over de Galileeërs, wier bloed Pilatus met hun offers vermengd had.
2 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galileeërs groter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij dit lot hebben ondergaan?
3 Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.
4 Of meent gij, dat die achttien, op wie de toren bij Siloam viel en die erdoor gedood werden, schuldiger waren dan alle andere mensen, die in Jeruzalem wonen?
5 Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. (Lucas 13:1-5)
‘Als God rechtvaardig is, waarom zijn we dan nog in leven?’ Dat is de juiste vraag. Want die vraag zet Gods genade in het volle licht. De vraag ‘Als God liefde is, waarom dan al die ellende?’ plaatst God in de beklaagdenbank. Hij zou er wat aan kunnen doen, maar doet het niet. De vraag ‘Als God rechtvaardig is, waarom zijn we dan nog in leven?’ legt de schuldvraag daar waar hij hoort, namelijk bij de mens.