Vorige keer hebben we gezien wat er mis is met de vraag ‘als God liefde is, waarom dan al die ellende in de wereld?’ Er zijn echter nog meer bezwaren.
Laten we de eerste vier woorden van de gewraakte vraag eens nader bekijken. Als God liefde is… Als God liefde is?? God is liefde! Het begin van onze vraag lijkt dat gegeven zelfs al in twijfel trekken. GOD is liefde (niet iemand anders), God IS liefde (dus ook nu, vandaag), God is LIEFDE (God heeft andere eigenschappen, maar die worden nu niet bedoeld).
De vragenstellers gebruiken bij hun vraag namelijk het Nederlandstalige woord voor liefde. Maar bij ons woord liefde weet je niet meteen wat er precies bedoeld wordt. In de Bijbel is dat wel het geval. De Schrift spreekt op talloze plaatsen van Gods liefde. Er is sprake van liefde tussen de Vader en de Zoon, van de Vader en de Zoon tot de gelovige(n), van God tot Israël en van God tot de wereld. Dat laatste is voor ons onderwerp het interessantst, want het gaat om liefde en de wereld. Het bekendste vers in de Bijbel spreekt over Gods liefde voor de wereld.
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. (Johannes 3:16)
Nu kent het Grieks – het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven – verschillende woorden voor liefde (eros, filia, agapè) die in de Nederlandstalige Bijbel allemaal met liefde worden vertaald. Wil je de tekst goed begrijpen, dan moet je weten welk woord voor liefde wordt gebruikt.
1. Eros – heeft te maken met aantrekkingskracht tussen mannen en vrouwen, iets wat God heeft geschapen, een zaak van het hart, het overkomt je, je hebt er maar weinig controle over.
2. Filia – liefde uit genegenheid. Meer een liefde van het verstand dan van het hart. Je ziet jezelf in de ander, er is sprake van geestverwantschap, van wederzijdse herkenning. Twee christenen die elkaar nooit eerder hebben ontmoet merken onmiddellijk de aanwezigheid van filia – alsof ze elkaar al jaren kennen.
3. Agapè – Liefde in actie. Dit is een zaak van de wil. ‘Voor iemand zorgen’ is een goede omschrijving. Voor iemand zorgen betekent dat je hem aandacht geeft en iets voor hem doet. Dus geen reactie op grond van aantrekkelijkheid, geen reactie op wederzijdse herkenning, maar een respons op andermans behoeften. Natuurlijk zijn ook hier gevoelens: gevoelens van medelijden. Een prachtig voorbeeld geeft Jezus in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Hier geen filio, de Samaritaan kende de man niet eens. Wel was er agapè. Op grond van medelijden bewees de Samaritaan de gewonde liefde: hij gaf hem aandacht en zorgde voor hem.
In het evangelie van Johannes vinden we een leerzame illustratie van het verschil tussen filia en agapè.
Toen zij dan de maaltijd gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief, meer dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja Here, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid mijn lammeren.
Hij zeide ten tweeden male weder tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief? En hij zeide tot Hem: Ja Here, Gij weet het, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed mijn schapen.
Hij zeide ten derden male tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, dat Hij voor de derde maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? En hij zeide tot Hem: Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid mijn schapen. (Johannes 21:15-23)
Petrus had gezegd dat hij alles voor Jezus over had. Hij was zelfs bereid voor Hem te sterven (Markus 14:31). Petrus had – zo dacht hij zelf – de hoogste liefde voor Jezus. Wat vergiste hij zich.
Jezus vraagt Petrus drie keer naar zijn liefde voor Hem. Tweemaal vraagt de Heer of Petrus ook agapè-liefde voor Hem heeft. Tweemaal antwoordt Petrus dat hij genegenheid voor Jezus voelt. De derde maal neemt Jezus het woord phileō over. En dan pas kan Petrus bevestigend antwoorden. Hij heeft zijn lesje geleerd! Hij durft niet meer te zeggen dat hij alles voor Jezus overheeft (agapè). Hij kan wel zeggen dat hij genegenheid voelt voor Jezus (filia). Jezus is alles voor hem, hij houdt van zijn Heer en Heiland.
In schema:
Jezus vraagt | Petrus antwoordt | |
Vers 15 | agapaō | phileō |
Vers 16 | agapaō | phileō |
Vers 17 | phileō | phileō |
Als we spreken over de liefde van God voor deze wereld, dan komen we dus onvermijdelijk uit bij Johannes 3:16. Daar wordt het woord agapè gebruikt. God had de wereld lief – dat wil zeggen, God wist wat de wereld nodig had en handelde dienovereenkomstig. Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon. Er is geen sprake van filia. God had immers geen enkele reden om de mensheid ‘aardig’ te vinden.